Met innige deelneming
Zoektocht naar boeroegraven
Eén ding is zeker: dood gaan we allemaal. De stoffelijke resten worden soms begraven en soms gecremeerd. Hoe groot is de laatste eer die nabestaanden hun dierbare overledene willen geven, welke rituelen zijn onmisbaar voor zijn of haar zielenrust? Parbode leeft mee.
Het wordt vloed, en het stijgende water van de Saramaccarivier stroomt snel. Toch maken we de oversteek in de boot van Roy Zondervan. Jan van Dijk en Roy pagaaien, want de motor werkt niet.
De overkant is een zwamp. Zuigende modder aan de voeten, goed kijken waar je loopt. En vooral niet bang zijn voor slangen, bloedzuigers en ander gespuis. Van Dijk ziet een vluchtende tapir tussen de bomen verdwijnen en gaat er achteraan. Met een lange stok probeer ik te peilen waar er een beetje stevigheid in de bodem zit, zodat de volgende droge plek bereikt kan worden zonder al te diep in de modder te zakken. We zijn er, Voorzorg, in 1791 aangelegd als een verblijf voor de melaatsen, maar die bleven terug vluchten naar de stad, en daarom werd de kolonie in 1823 overgebracht naar Batavia.
Het is een desolate plaats, water en modder zover het oog reikt. Zo zal het de Nederlandse boeren ook te moede zijn geweest toen zij 21 juni 1845 eindelijk aankwamen. Er was reikhalzend uitgekeken naar dat moment. Maar wat een teleurstelling. De plaats was 22 jaar lang onbewoond gebleven en van de hutten die er ooit gestaan hadden, waren er slechts negen over. In 1945 zijn geïnteresseerde nazaten op zoek gegaan naar de begraafplaats van de boeren, maar er is niets gevonden. Zondervan en Van Dijk vonden wel een graf. En Parbode wil dat wel eens zien, vandaar deze halsbrekende tocht. Zondervan en Van Dijk hebben plannen voor een openluchtmuseum op deze plaats, met als centraal punt de resten van een oude sluis. “We willen de sluis restaureren en de plaats begaanbaar maken, een stukje levende historie. Dat moet toch mogelijk zijn.”
De sluis zien we al snel, gebouwd van rode bakstenen die als ballast mee gebracht werden wegleden met de schepen uit Nederland. Hij is deels ingestort, maar alle stenen schijnen er nog te liggen. Het graf ligt enkele tientallen meters bij de sluis vandaan. Het is gemaakt van dezelfde rode baksteen die gebruikt werd voor de sluis. Het is een graf waar veel zorg aan is besteed. Volgens het opschrift is het de laatste rustplaats van Emanuel Geluk-Burger, op 52-jarige leeftijd op 14 december 1886 overleden. Er is verder niets te vinden dat wijst op een begraafplaats, het is het enige graf. “Toen ik het vond, leek het of het tot leven kwam, 150 jaar heeft hij daar gelegen en nooit heeft iemand er naar gekeken.”
‘Jezus taki: mi de da opstaan en da liebi di suma bribi na hem sa liebi al wasi dede. Die in mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven. Johannes 11 vers 25’. Dat staat op het graf te lezen in Sranan tongo uit het jaar 1886. Geen boer en geen leproos, dat staat vast. Emanuel Geluk-Burger, waarom ben je daar begraven?
Zondervan vertelt dat hij op deze plek ook sporen van de allereerste boeroe-graven heeft gevonden: naar alle waarschijnlijkheid zijn de talrijke doden in allerijl ter aarde besteld; de houten kruizen zijn inmiddels vrijwel vergaan. Maar de afgebroken paaltjes steken wel degelijk uit de modder, die het hout al die tijd heeft geconserveerd. Ik ga ze niet meer kunnen zien, die paaltjes, want de tijd dringt: het water daalt inmiddels snel, dus we moeten de zwamp uitlaveren. Die onheilsplek toch een beetje een bedevaartsoord van de kolonisten, de bakermat voor succesvolle bevolkingsgroep van dit land. J
Carlien Schlüter