Een kikker die furore maakt
Juni vorig jaar werd bekend gemaakt dat er bij een aantal expedities in de afgelegen regenwouden en moerassen in Oost-Suriname 24 nieuwe diersoorten waren ontdekt, waaronder de harlekijnkikker en harnasmeerval ‘big mouth’ (bigi mofo).
Vooral de kikker maakte -ook internationaal- furore, met zijn glanzend zwarte velletje en fluorescerende paarse kringen. Wat is er sindsdien gebeurd? Zijn er misschien nog meer exemplaren gevonden?
Kikkerexpert Paul Ouboter van de Nationaal Zoölogische Collectie van Suriname (NZCS) moet me teleurstellen: het is er totnogtoe bij eentje gebleven. Een voor november 2007 geplande expeditie naar het Nassau Gebergte is voorlopig op de langere baan geschoven. Ouboter: “Het is vooral een kwestie van tijd en financiën. Er zijn weinig amfibiewetenschappers, dus we hebben ontzettend veel te doen, het is schipperen met je tijd. Het geld is ook een probleem, we zijn hard op zoek naar fondsen.
De Rapid Assessment Program expeditie was gefinancierd door milieuorganisatie Conservation International en mijnbouwreuzen BHP Billiton en Suralco. Billiton en Suralco hebben mijnconcessies in het gebied en waren conform internationale milieueisen verplicht om voordat er gemijnd gaat worden een onderzoek te doen naar de biodiversiteit. Misschien kunnen we ze bereid vinden om een steentje bij te dragen aan het vervolgonderzoek.” Ook de veiligheid, of beter het ontbreken daarvan, was aanleiding voor uitstel: “Er bevinden zich in het gebied veel particuliere goudzoekers en berovingen zijn er aan de orde van de dag.
Al met al geen ideale situatie.” Het is eveneens die kleinschalige goudwinning die Ouboter zorgen baart als het gaat om het behoud van de biodiversiteit. “De grote maatschappijen dienen allerlei regelgeving na te leven. Maar de amateuristische goudzoekers die ongecontroleerd goud winnen vormen een veel groter risico. Er komt dan kwik en veel sediment vrij, enorm schadelijk voor de gezondheid van mens en dier.” Inschatting Ouboter kreeg de inmiddels beroemde kikker tijdens een van de expedities door een indiaan spontaan in zijn handen gedrukt. “Vanwege de paarse tekening viel gelijk op dat het hier om iets bijzonders ging.” Mijn hoop op een lang en gelukkig leven voor de kikker laat Ouboter vervolgens meteen vervliegen. “Natuurlijk is hij nu geconserveerd en opgenomen in de Nationale Zoölogische Collectie. Het lijkt misschien minder leuk, maar om soorten te bestuderen en zeker om nieuwe soorten te beschrijven is gewoonlijk dood, geconserveerd materiaal nodig.
Onze kennis wordt dan weer hoofdzakelijk ingezet voor natuurbeheer en -behoud. Uiteindelijk verwachten we op die manier veel meer exemplaren en soorten te redden, dan de paar die worden opgeofferd om onze kennis te vergroten.” Na de bekendmaking in de pers volgden berichten dat de bewuste harlekijn- of klompvoetkikker van het geslacht Atelopus al beschreven zou zijn uit Frans-Guyana. Ouboter: “Het aantal gevonden nieuwe soorten is een voorlopige inschatting; pas na gedetailleerd onderzoek is met meer zekerheid vast te stellen welke soorten werkelijk nieuw zijn voor de wetenschap. Helaas hebben we nog geen operationeel DNA-laboratorium en zijn we ook niet in staat om het materiaal op te sturen omdat we maar een exemplaar hebben gevonden. Maar ik blijf optimistisch en hoop voor 2010 meer exemplaren gevonden te hebben en in mijn eigen laboratorium DNA-onderzoek te kunnen verrichten. Natuurlijk willen we liefst al eerder duidelijkheid hebben over de harlekijnkikker.
Als we bij een vervolgexpeditie meer exemplaren vinden, kunnen we het materiaal ook opsturen naar een geïnteresseerde wetenschapper in het buitenland, die daar DNA-onderzoek kan laten doen.” Ouboter is evenmin onder de indruk van de kritiek als zou de vondst van vierentwintig nieuwe diersoorten voor de betreffende expedities in 2005 en 2006 aan de magere kant zijn. “Al blijkt een kwart van de ontdekkingen toch niet nieuw te zijn, dan nog vind ik het resultaat uitermate de moeite waard en ben ik van mening dat het Nassau Gebergte bestempeld zou moeten worden als hotspot.” Dwergvormen Van de overige nieuw ontdekte diersoorten, waaronder vijf andere soorten amfibieën, vijf vissoorten, twaalf soorten mestkevers en een mierensoort, is Ouboter het meest in zijn sas met de vissen, de studieobjecten van zijn collega, visecoloog Jan Mol van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek in Suriname (CELOS). Mol noch Ouboter had de hoge soortenrijkdom aan vissen in het Nassaugebied verwacht. “Zelf doe ik sinds 1986 onderzoek aan vissen en nooit eerder heb ik zoveel nieuwe soorten op een locatie gevonden. Nassau is het enige bauxietplateau met hooggelegen beekjes, daar zal het mee te maken hebben.”
De meerval of katvis Hartiella crassicauda, Ouboters favoriet, was voor het laatst gesignaleerd in 1949. “Er was in het Nassau Gebergte veel aan goudwinnig gedaan, we durfden niet te geloven dat het visje nog bestond”, zegt Ouboter. Het onderzoek naar de vissen heeft inmiddels wel tastbaar resultaat opgeleverd. “Al het materiaal van de vissen hebben we voor verdere studie naar het Natuur Historisch Museum in Genève, Zwitserland, kunnen sturen. Zowel de harnasmeerval Hartiella als ‘big mouth’ Guyanancistrus blijken dwergvormen te zijn van grotere soorten die in de Marowijnerivier leven. Van het geslacht Hartiella is ondertussen een tweede nieuwe soort in het oosten van Frans-Guyana gevonden, in een vergelijkbare omgeving.
Er zijn dus twee soorten van het geslacht die geïsoleerd op één berg voorkomen. Waanzinnig interessant voor een onderzoeker.” Uit eigen onderzoek is komen vast te staan dat het visje voornamelijk leeft van algen en een lage voortplantingscapaciteit heeft. En daar steken de zorgen weer de kop op. Ouboter: “Het was wel ruim vijftig jaar geleden dat de Hartiella was gezien, maar ze bleek gelukkig nog te bestaan. Als de illegale goudwinnig blijft plaatsvinden en door het vertroebelde water de algengroei verdwijnt, zullen ook de vissen het niet overleven. Laten we er alsjeblieft voor waken dat dit zeldzame visje haar ondergang tegemoet gaat.” J Sandra Wijhenke