De kater van Galibi
Als je de prachtige promotiefoto’s in de folders en reisgidsen ziet, is Galibi voor toeristen het paradijs op Surinaamse aarde. Een hagelwit strand met op de achtergrond wuivende palmen kondigen de ideale vakantieplek aan, met als unieke toegift een bezoek aan de zeeschildpadden. In werkelijkheid bezorgt het paradijs je een kater. Het strand blijkt bezaaid te zijn met afgedankte wasmachines en ander afval en moeten toeristen op hun hoede zijn om geen poot uitgedraaid te worden. En hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat bij de post van ’s Lands Bosbeheer (LBB) schildpadeieren worden verkocht?
Alhoewel ik een paar keer naar de zeeschildpadden ben gaan kijken in buurland Frans-Guyana en zo’n dertig jaar lang Suriname van boven naar onder en van links naar rechts doorkruist heb, moet ik tot mijn schaamte toegeven dat ik nog nooit het paradijs Galibi bezocht had. Dus toen familie uit Nederland overkwam was dat een mooie reden om deze witte bladzijde op te vullen.
We kwamen in contact met ene meneer George, die officieel woonachtig is op Galibi. Hij zou de reis vanaf Albina verzorgen en heeft volgens de verhalen ook een redelijke accommodatie op Galibi. Hij zou ons ’s avonds naar het schildpaddenstrand brengen.
En toegegeven, de vooraf afgesproken prijs was alleszins redelijk. Onderweg naar het oosten werden we opgehouden, omdat we even voor Moengo een paar vrienden tegenkwamen. Dus belden wij keurig naar meneer George dat we een half uurtje later op Albina zouden zijn. Geen probleem, zo zei hij. Het kwam hem zelf ook goed uit, we moesten ons vooral niet haasten.
Toen we om twee uur ’s middags in Albina arriveerden bleek alles prima geregeld. De boot lag klaar, dus het avontuur richting Galibi over de Marowijne kon beginnen. Het enige minpunt was het vele afval in het water, dat we tegenkwamen op onze route richting de oceaan. Maar Galibi zelf bleek bij aankomst helemaal perfect, de folders klopten.
Na enig zoeken vonden wij meneer George in zijn hangmat die ons onze verblijfplaats aanwees. Het zag er allemaal keurig uit. ’s Avonds zou hij ons naar de schildpadden brengen. Niet dus. Tot middernacht hebben wij hem gezocht. Pogingen om een andere bootsman te strikken, liepen op niets uit, omdat wij ‘onder meneer George’ vielen. En voor hem heeft men kennelijk veel respect.
Betalen
De volgende ochtend verscheen onze reisleider met rekenmachine in de hand: betalen!
Natuurlijk wilden wij dat. Maar waar was hij gisteravond? ‘Bezig, maar nu eerst betalen!’ Tot onze stomme verbazing was de prijs van de bootreis verdubbeld omdat hij op ons had moeten wachten. Ook de prijs van de accommodatie was het dubbele van wat was afgesproken. Dat is niet waar, beweerde meneer George. Ik had hem toch echt verkeerd begrepen toen hij de prijzen telefonisch door gaf. Betalen!
En als dat niet gebeurde kwamen we er niet meer weg! En o ja, de prijs van de boottocht naar de schildpadden was ook verhoogd. Met een dubbel budget hadden wij geen rekening gehouden dus moesten we de stad bellen en iemand met geld naar de Kersten Mall sturen, waar meneer George een toeristenwinkel heeft. Einde dreiging gijzeling.
We probeerden ons humeur niet te laten verpesten door de dubieuze praktijken van meneer George en gingen vertier zoeken in het dorp. Bij de lokale winkel kwamen wij in gesprek met wat Galibiërs. ‘Schildpadeieren zijn op veel plaatsen te koop’, zeiden ze, ‘maar het beste adres was de LBB-post.’ Pardon? Die mensen van LBB zitten toch op Galibi om de schildpadden te beschermen en om juist te voorkomen dat de eieren massaal worden gestroopt? Niet dus. En, zo verzekerden onze gesprekspartners ons, met enige moeite kon ook schildpaddenvlees worden geleverd. Wie interesse had, kon zelfs beschermde rode ibissen kopen. Later zou blijken dat dit geen onwaarheid uit de mofokoranti was.
Verzet
De volgende nacht werden we in een boot naar het schildpaddenstrand gevaren. Een vervaarlijk volle boot, want ook een legertje stagiaires, dat eerder op de middag was aangekomen, werd tegen de afspraken in bij ons in het vaartuig gepropt. Ik begrijp het wel, één keer varen met wat meer risico is goedkoper dan twee keer veilig varen.
Voor vertrek werden we eerst nog vermanend toegesproken door meneer George. Hij ging slapen en als we terug kwamen moesten we muisstil zijn zodat we hem niet zouden storen. Met indianen moesten geen grappen gemaakt worden, hij had in het verzet gezeten. Dus hij ‘zou ons leren’ als we te veel kabaal maakten. Ik bedacht mij dat vanuit deze omgeving redelijk wat slachtingen onder de Marronbevolking van Marowijne uitgevoerd zijn en besloot geen ruzie te maken met dit heerschap.
Al dit voorgaande verbleekte bij aankomst op het donkere strand. Bij het uitstappen haalde ik mijn scheenbeen open. In het licht van de zaklantaarn zag ik een afgedankte wasmachine liggen. Ik liet het licht over het strand schijnen en zag een grote langgerekte afvalberg, zo ver als het schijnsel reikte. En ongetwijfeld nog verder. De maagdelijk witte stranden van Galibi lagen verborgen onder het puin.
Drie schildpadden hebben wij die nacht gezien die zich een weg baanden door het vuil om hun eieren te leggen. Camera’s met grote schijnwerpers en zaklantaarns van de stagiaires schenen in de ogen van de hulpeloze reuzen. De ‘gidsen’ grepen niet in; zeker zij moeten weten dat dit absoluut niet mag.
Te triest voor woorden allemaal, we waren blij dat we de volgende dag weg konden. Weg van de vervuilde stranden van Galibi, weg van meneer George. De vreugde van het vertrek sloeg al snel om in verdriet: in de boot gingen twee jonge rode ibissen gingen mee in een doosje, evenals een koelbox met schildpadeieren. Gekocht bij LBB door een medepassagier De aardige mensen bij de winkel hadden gelijk: Galibi is een openluchtsupermarkt voor beschermde diersoorten. Trots wees meneer George onderweg nog een eiland aan wat zijn uitvalbasis was geweest als verzetsheld. Het werd een lange reis terug.
Autheur: Frans Voortman
Beeld: Adrian Pingstone