RAPPA
Galchasjacha-sjacha-leggemlecha…
Toen ik eind september voor een maand vertrok, was er net uitspraak in de zaak Baas versus Sheriff (of beter andersom) gedaan. Baas moest rectificeren en als hij het niet deed, mocht Sheriff dat op Baas sem kosten doen. Hoog in de lucht overpeinsde ik hoeveel overeenkomsten die twee vertoonden: beiden waren in Nederland opgeleide wapendragers, beiden hebben erkend verantwoordelijk te zijn voor burgers die ‘op de vlucht’ zijn neergeschoten, beide zijn macho’s van formaat, zijn arrogant, voelen zich steeds bedreigd, zijn omringd door ‘lijffies’, schermen met hun ‘Inlichtingendienst’, zijn op macht uit, hebben politieke aspiraties, maakten jong en ambitieus een goede start met een sterke ideologie, spreken vlotte taal, stralen leiderschap uit, kregen al gauw veel aanhang, maar in eigen gelederen en daarbuiten ook veel tegenwerking en beiden ‘bin poor’ing’ (bedierven het) door inschattingsfouten in hun naaste kring en niet te vergeten: beiden zijn goed bekend met de drugswereld, de drugsmaffia, doet er niet aan toe of het dan ervoor, ermee en/of ertegen zou zijn.
Nu ik een paar weken in het KKL (Koude Kikker Landje) ben, lijken Baas en Sheriff opeens zo ver weg, zo onbeduidend klein met hun gekrakeel. Welvaart en wispelturig weer straalt je hier overal tegemoet, net als geordend openbaar vervoer en hoofdgedoekte vrouwen, veelal moderne babywagens tram in en tram uit sjouwend, onderwijl flink keelklankpratend, zo van ‘Galchasjacha-sjacha-leggemlecha-chaligogelacho-berachemma’. Dus dat! De tijd dat donker gekleurde mensen in de tram als volgt spraken ‘Ja mang, jongu, a kowru djaso, mi lob’mi Sranan, ma mi lob’a stoinki dja ook tu’, is allang voorbij. Je hoort wel jongeren in hun mobiel zeggen: ‘Ja mang sjwa, ze is verjari vanmiddag, dan heb ze een dansi bij haar oso, nee, bij haar omoe’. En je leest een politiebericht: ‘De daders hadden een Surinaams/Antilliaans uiterlijk…’. Op wat voor een uiterlijk slaat dat nou? Maar voor de rest hoor je mensen die niet op bakra’s en op ons lijken meer ‘Galachalagasjalagga enzovoorts’ praten. Ik kwam er gauw achter hoe het kwam:
Op een avond namen we de tram en moesten bij een halte overstappen op de bus. Het woei flink, herfstbladeren vlogen voorbij, het begon te regenen, windvlagen, kowroe mang, ja, nog tien minuten wachten, niet lang in feite (de tijd dat een rij bij bijvoorbeeld het loket Latour van het CBB een stap opschuift als je dat achttiende-eeuwse onding, uittreksel uit het bevolkingsregister geheten, moet aanvragen, terwijl een astmatische printer de vraag niet kan bijhouden), maar met die koude, natte wind een eeuw gelijk. Het metalen zitje in het bushuisje was vrij en licht bibberend van de herfstkou zette ik mij neder. Ai mi boi, ijskoude drong dwars door mijn jeansbroek mijn onderlichaam in. ‘Zit je lekker?’ vroeg het familielid waarmee ik op stap was. Ik zei: ‘Lachamalachadjachalagagsjeesjis, mi-ghogho-galachamacgalagzzrrrpt’. ‘Ha, ha, a kowru nak’ie’, oftewel: ‘Die kou heeft je flink in z’n greep’. Een ferme ijskoude windvlaag sloeg hem vol in z’n gezicht. ‘Sjitalachagalaglachagrblllbrr’, hoorde ik hem zeggen.
Nee, hier maakt men zich druk om Fortis, een overwegend Belgische bank, die omver dreigt te vallen omdat die teveel van z’n middelen had beleend bij Amerikaanse banken die nu in de knel zitten, omdat men daar te lang en teveel had geleefd op leningen om de welvaart in stand te houden. Nou, toen werden opeens miljarden euro’s opgehoest door de overheden alhier om Fortis te redden. En dan die Amerikanen, 700 miljard U$dollar om de failliete boel daar te redden, mijn hemel, een onvoorstelbaar bedrag, en dat midden in die verkiezingskermis tussen die overjarige ex-oorlogspiloot (die in naam van de democratie bommen had helpen gooien op vrouwen, kinderen en ook Vietconsoldaten) met z’n vrouwelijke vice met groot gezin en zwangerende dochter en steeds dommere uitspraken, en die jongere, sympathieke, (nog) integer schijnende black ’n white-boy (heeft hij nou een benul of ook een onbenul als vice?) die hun respectieve kletscampagnes effe laten om in Washington als senatoren beide voor die reddingsoperatie te gaan stemmen. Weten ze beide waarmee ze bezig zijn en wat er in feite gaande is?
Hier gebruiken ze veel ‘vet’ in hun taalgebruik: ‘Het is vet koud vandaag’, ‘goh, wat was het vet warm’, ‘wat een dikke, vette, harde wind’. En die wegpiraten noemen ze hier ‘verkeershufters’ en op de markt schreeuwt er eentje: ‘Meloenen om te zoenen’. We benne benieuwd wat Zuid-Afrika te bieden heeft.