The Black experience
Mijn oog viel op een krantenbericht over een strandgast die op één of ander strand in de provincie Zeeland was bedolven onder het zand, nadat de kuil die hij zelf had gegraven was ingestort. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en moest weten waar de ongelukkige, die het niet overleefde, vandaan kwam. En jawel, het was een achttienjarige Duitser. Het bevestigde de gedachte die ik bij voorbaat al had. Want staan Duitsers er niet om bekend dat ze op Hollandse stranden grote kuilen graven? Zo heb je meer van die cliché’s en vooroordelen. In Suriname begint vrijwel alles later dan de bedoeling is. De djarang kepang waar ik onlangs getuige van wilde zijn, zou volgens de aankondigingen om vier uur ’s middags beginnen. Ik heb al de nodige ervaringen hiermee, dus kwam pas tegen vijf uur aanlopen. ‘Wegens omstandigheden’, ook zo’n Surinaams cliché, zou de activiteit ‘straks’ beginnen. De ‘omstandigheden’ hielden gewoon in dat de deelnemers van de djarang kepang nog niet waren komen opdagen. ‘Straks’ bleek uiteindelijk zes uur te zijn. In Suriname speelt tijd geen rol en wordt het door iedereen zonder morren geaccepteerd.
Maar ook op bakra’s zijn natuurlijk de nodige cliché’s van toepassing. Meest typerende voorbeeld daarvan in Suriname zijn de Hollandse stagiaires, in het bijzonder die van het vrouwelijke geslacht. En er lopen er daarvan wat rond op Surinaams grondgebied. Diegenen die zich niet al te goed hebben voorbereid of nog teveel aan moeders rok hangen, willen meestal na een paar dagen alweer gillend wegrennen. De meest zelfverzekerde typetjes lopen met een arrogantie rond alsof ze het allemaal wel begrijpen wat er in de vroegere kolonie gebeurt. Terwijl hun neus niet verder reikt dan plaatsen als Zsa Zsa Zsu, Broki of zwembad Vos.
Even los van het feit dat ze met veel te witte melkfles-benen vol rode muskietenbeten onder hun te korte broeken of rokken door de stad kuieren, hun haren meestal gevlochten als bewijs dat ze zelf vinden dat ze zijn geïntegreerd in het voor hen vreemde land, hebben ze eigenaardigheden die een buitenstaander minder snel opvallen.
De meest in het oog springende is het fenomeen van ‘The black experience’, zoals een collega van mij dat ooit noemde. Hollandse stagiaires hebben immers de naam opgebouwd dat ze tijdens hun kortstondige verblijf niet zelden een Creoolse man aan de haak slaan. Meestal een getrouwde, goed ogende kerel die wel zin heeft in een avontuurtje. Of soms meerdere avontuurtjes tegelijk, want sommige stagiaires lusten er wel pap van.
Waarom het altijd om Creoolse mannen gaat, laat zich eenvoudig verklaren. Ten eerste oefenen die meer aantrekkingskracht uit op de Hollandse deernen dan Hindostanen, Javanen, Indianen en zelfs de blanken die in Suriname rondlopen. Ze ogen waarschijnlijk het meest exotisch en hun doorgaans gespierde lichamen maken het extra lekker. Daarnaast worden de eerder genoemde vaste plekken waar de stagiaires samenscholen vooral bezocht door het Creoolse deel van de Surinaamse bevolking. Als vliegen op de stroop lijken ze op de overdaad aan blank vlees af te komen. En toegegeven, Creoolse mannen zijn niet op hun mondje gevallen en kunnen uitermate charmant zijn, waar een groen studentje uit dat stijve Holland al snel voor smelt.
Praat er met de naïeve meisjes over en ze beweren en masse dat het ‘allemaal niet zoveel voorstelt’ en dat ze weten dat de lover in kwestie aan zijn volgende stagiaire begint zodra ze hun witte hielen gelicht hebben. Je kunt je dus afvragen waarom ze eraan beginnen, maar het zal wel horen bij het beleven van Suriname. Net als de vlechten, Zsa Zsa Zsu en de muskietenbeten.
Er zou eens onderzoek gedaan moeten worden naar dit opmerkelijke fenomeen. Het zou verrassende en pikante feiten kunnen opleveren. Dat onderzoek moet dan uiteraard niet door een Hollandse stagiaire worden gedaan, want de kans dat ze zelf met een Surinamer in de koffer belandt, is levensgroot En dat zou de onafhankelijkheid van een dergelijke studie teniet doen.
Autheur: Armand Snijders