De zegen van Peerke
In 2009 is het tweehonderd jaar geleden dat pater Petrus Donders geboren werd in Tilburg. Hij is, als melaatsen pastor in Batavia, al zalig verklaard; nu zoekt men nog naar een wonder dat aan hem toegeschreven kan worden, zodat Rome hem heilig kan verklaren. Maar voor familielid Lout Donders is zijn oudoom zo al heilig genoeg. Eerder dit jaar was hij hier met zijn filmcrew voor het maken van een documentaire. Ze zijn net terug van Batavia. Elk met een medaille van Peerke (zoals Brabanders hem kennen) of Petrus (zoals Surinamers hem eerbiedig noemen). En telkens als er gedraaid moest worden, hielden ze dat kleinood stevig vast opdat de regen, die doorlopend met bakken uit de hemel viel, even zou stoppen. Lout Donders: “Afgezien van die regen was er nog een verschrikkelijke tegenvaller. Pater Bas Mulder uit Paramaribo zou er een deel van Peerkes levensverhaal vertellen. Maar hij werd ziek en moest afzeggen. We zijn toch gegaan. En wat gebeurt? Precies toen wij er waren kwam er een groep bedevaartgangers onder leiding van Wim Manders, pastor van Tilburg Noord! Dus heeft hij het verhaal over Peerke’s tijd op Batavia gedaan. Toeval? Voorzienigheid? Of gewoon de zegen van Peerke. Zelf denk ik het laatste!” We praten nog even over die heiligverklaring. “De vorige paus had het imago dat hij met heiligen strooide, maar deze houdt zich ontzettend aan de letter van de wet. Heilig, dat is natuurlijk de eredivisie. Eigenlijk moeten daar twee wonderen voor worden onderzocht, maar tegenwoordig kan je volstaan met één. Maar verder gaat het bloedserieus: je hebt twee vice postulators, een in Suriname, een in Nederland die ter plaatse checken of het wonder de moeite van het onderzoeken waard is, en dan nog een postulator in Rome, Antonio Marazzo, die het wonder ten slotte als laatste tegen het licht houdt. En dan volgt nog de beoordeling door medici en wetenschappers. Maar wat de stand van zaken betreft, daar kan ik je eerlijk gezegd, niets over melden. Wij hebben ons in zijn leven verdiept. En laten zien hoezeer hij als mens die titel verdient.” Anne-Marie van Oosteren, researcher van Donders: “Zijn zaligverklaring dankt hij aan Lowieke Westland, een tweejarig jongetje uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij had een beenmergontsteking waardoor zijn beentje moest worden geamputeerd. Bij het kapelletje van Peerke in Tilburg hebben de ouders en de andere kinderen novenen gebeden en de zwachtels gedrenkt in het water van de put. Die avond kwam de arts nog kijken. En de dag erop zou de operatie plaatsvinden. Maar die ochtend trof de dienstbode het jochie kraaiend in zijn bedje aan, de zwachtels waren weg en van de ontsteking was niets meer te zien! Het leuke is: de zus van Lowieke, die zit in onze film!” Lout Donders: “Ik wist wel dat we familie waren, maar thuis werd er niet veel over gesproken. Pas toen ik in Tilburg kwam, begon dat voor mij te leven. Want daar is hij nog echt een begrip. Wekelijks wordt er bij zijn kapelletje, naast zijn geboortehuis, een smeekuur gehouden, dagelijks komen er mensen die iets van hem willen, of hem komen bedanken, die troost zoeken en bijstand. Dat schrijven ze dan weer in het boek dat daarvoor klaarligt; een hele wereld van pijn, verdriet en dankbaarheid gaat voor je open als je dat leest. Fascinerend dat iemand tweehonderd jaar na dato nog zó veel voor mensen betekent. “Maar eigenlijk speelt hier de familieband nog het sterkst. Als mensen in Suriname horen dat ik een Donders ben, beginnen ze te lachen, maken ze foto’s van me, hier betékent het echt iets.” Anne-Marie: “De rode draad van onze film zijn de brieven die hij heeft geschreven. Die liggen allemaal opgeslagen in het verzameldepot van alle congregaties in Sint Agatha. Brieven aan andere priesters, aan de bisschop. Zeker toen hij hier net was schreef hij veel. Het begint vol verwondering, over het oerwoud, de slangen, de tijgers. En over de wantoestanden, het piket waar slaven tegen betaling en zonder opgaaf van redenen door de politie konden worden afgeranseld.” O! Had men hier zoo veel zorg voor het behoud en welzijn der slaven als men in Europa voor de lastdieren heeft, dan zou het er beter uitzien. “Hij had een uitgesproken mening over de gang van zaken op de plantages. Bij sommige brieven denk je echt: het lijkt wel of dit achteraf geschreven is! Het ademt zo totaal niet de tijdgeest.” Wee! Wee! Ja duizendmaal wee den Europianen: den eigenaren van slaven, den administrateuren, den directeuren en blankofficieren die allen over de slaven heerschen!!! Ongelukkig zij!! Die zich met het zweet en bloed van die arme slaven, die geen verdedigers vinden dan God, verrijken. “Dat is toch niet te geloven? Hij was natuurlijk van heel eenvoudige komaf, een heel arm milieu. Dus moet je van zijn stijl niet al te veel voorstellen, hij was geen intellectueel met een gouden pennetje. Maar het is vreselijk leuk om te lezen over de huwelijken die hij zegende, de uitvaarten en dopen, de bekeringen. Want toen hij op Batavia zat trok hij er ook op uit om zieltjes te winnen, bijvoorbeeld onder de indianen van Kalebaskreek.” Sedert bijna een jaar ben ik met toestemming en aanmoediging van de Monseigneur met de indianen, de oorspronkelijke bewoners van deze Colonie, bezig om hen de goede God te leren kennen. Ik heb bij de meesten hun vertrouwen gewonnen, heb circa tachtig kinderen gedoopt, ook enige bejaarden en zieken, enigen getrouwd en tot de 1e Heilige Communie aangenomen. Jeroen Veldkamp, medeproducent: “We konden niet zijn hele leven aan de hand van de brieven reconstrueren, natuurlijk. Dus hebben we van zijn jeugdjaren gebruik gemaakt van getuigenissen en levensbeschrijvingen. We beginnen in zijn huisje aan de Heikant in Tilburg noord. Vanaf zijn vijfde heeft hij al heel graag priester willen worden, dat weten we uit de overlevering. Dan kwam Peerke zondags thuis van het kerkbezoek en voelde hij zich zó gesticht, dat hij op de omgekeerde wastobbe voor de buurtkinderen ging preken. Het is trouwens heel bijzonder dat hij ook inderdaad naar het Seminarie mocht, zijn ouders waren zó arm, dat het er eigenlijk niet in zat. Maar zijn verlangen was zó groot dat ze hem het Klein Seminarie maar hebben laten aanbezemen. Zo rolde hij er toch in.” Regisseuse Ellen van Kempen is samen met cameraman Robert Berger in discussie over de verschillende scènes. Ellen draagt de Citatentas bij zich. Overal sleept ze hem met zich mee, die Citatentas, hoewel hij niet altijd uitsluitsel biedt: “Nee, dat is heel jammer, maar over Batavia heeft hij eigenlijk maar heel weinig geschreven. Je moet bedenken: hij woonde al dertien jaar in het land voordat hij benoemd werd als pastor van de leprozenkolonie. Hij ging daar trouwens in het volste vertrouwen naar toe: ‘Ik word niet besmet!’, zei hij. En dat is ook niet gebeurd. Over zijn aankomst hebben we nog wel wat citaten die je in de film met een voice-over hoort.” Wij kwamen tegen de avond aan. Zodra de melaatschen dit hoorden, begonnen zij dadelijk met de klok der kerk te kleppen, waarop de besmettelingen zich naar den kant van de rivier begaven om ons af te wachten. “Maar dan heeft hij de verminkte mensen nog niet van dichtbij gezien. Eerst krijgt hij een rondleiding over het terrein. Ik kon mijn tranen niet weerhouden, wanneer ik die arme melaatschen zag komen en wanneer ik het kruis zag dat daar geplant was. “En pas dan wordt hij geconfronteerd met de uitwassen van de ziekte. Want doordat lichaamsdelen gevoelloos worden, raken ze verminkt. Doordat ratten er aan knabbelen, doordat ze brandwonden oplopen…” Het is hartroerend, die arme en gebrekkige menschen te zien, de één zonder tenen aan hunne voeten, de ander zonder vingers, alle afgerot, een derde zonder neus, een vierde blind, andere met zeer dikke benen als monsters. Sommige zelfs begint hun de tong te rotten en beneemt hen de spraak. Lout Donders: “Monseigneur De Bekker is speciaal uit de stad naar Batavia overgekomen om over de toenmalige bisschop te vertellen. Want die kwam daar een kijkje nemen. Er was toen een klein groepje dat zich beklaagde over hun pastoor: hij zou te oud zijn, en slecht verstaanbaar. Maar de werkelijke reden was: Petrus wilde zich voor iedereen inzetten, maar dan moest je wél je zondig leven opgeven. Kortom: ze vonden hem een zedenpreker. En hij is inderdaad teruggeplaatst naar de stad. Maar hij ging met één belofte: ik kom terug om hier te sterven. En dat heeft hij gedaan. Veertien januari 1887 is hij er overleden. “Ik had, als chef nieuwsdienst van Omroep Brabant al eerder een reportage gemaakt over Peerke. Daarin nam ik mijn toen achtjarige zoontje mee langs alle plekken van Peerke, mijn zoontje Max was de rode draad waarlangs ik het levensverhaal kon leiden. Ja, ook in Suriname. Maar het bleef aan de oppervlakte. Dus toen ik me realiseerde dat in 2009 zijn tweehonderdste geboortedag zou worden gevierd dacht ik: dan is het nu tijd om de diepte in te gaan. Eerst heb ik uitgebreid met Jeroen gesmoest, we kennen elkaar al járen, allemaal, trouwens, de hele crew is al tijdenlang bevriend. En daarna maakte ik een rondje langs de velden. Om geld bij elkaar te sprokkelen. En kwam ik terecht bij onze mecenas Jacques de Leeuw, een grote Tilburgse ondernemer die het belang van ons project inzag. Toen konden we aan de slag. April vorig jaar waren we hier op locatiebezoek en nu dus om te filmen. De bedoeling is dat het op zijn geboortedag precies tegelijkertijd in Nederland en hier de première zal beleven. “Nee, we hebben geen acteurs ingehuurd, hooguit een acteur op de rug gefilmd. Je ziet Peerke dus niet, maar je komt hem wel tegen, je vóélt hem wel. Het wordt ook geen historisch feitenverhaal voor de archieven. Het verhaal van Peerke is van alle tijden, het zorgen voor je medemens, de keuze die je daarvoor maakt, en de opofferingen die je je ervoor moet getroosten… Je naaste helpen, we willen beslist niet belerend overkomen, maar, ja, dat is toch wel de boodschap die de film uitdraagt.” J Leonoor Wagenaar