Een hard bestaan, maar zeker geen voodoo
Hij heet Patrick, werkt als tuinman en woont al veertien jaar in ons land. Zonder vrouw en kinderen, die wel garant moesten staan voor de 2000 US dollar die hij leende om naar het verre Suriname af te reizen. Maar zelf bleven ze noodgedwongen achter in hun geboorteland. Die schuld heeft hij intussen afgelost, maar harde ‘greenbacks’ om zijn gezin over te laten komen heeft hij nooit bij elkaar kunnen sparen. Het is de manier waarop vele van zijn landgenoten zich hier kwamen vestigen. Spijkerharde omstandigheden waarin ze zich begeven, alleen maar om de schrijnende armoede op het eiland te ontvluchten.
Het Franstalige Haïti, dat samen met buurman de Dominicaanse Republiek het grote eiland Hispaniola vormt, is in de Caribische regio verreweg het armste land. Het telt acht miljoen inwoners, met een analfabetismecijfer van 48 procent. Onderzoekscijfers tonen aan dat praktisch de helft van de beroepsbevolking werkloos is en HIV bij 6 procent van de stedelijke bevolking voorkomt. Het is dan ook geen wonder dat duizenden Haïtianen een veiliger en welvarender oord proberen te vinden waar ze een toekomst kunnen opbouwen.
Het nabijgelegen Miami is de grootste trekpleister. En als we de media mogen geloven, wagen elk jaar weer vele honderden, met gammele bootjes en vlotten, de overtocht naar Zuid-Florida. In een wanhopige poging om het eiland van Papa Doc en Baby Doc Duvalier, en nog later, Jean Bertrand Aristide achter zich te laten. Soms lukt het, maar aangezien Uncle Sam ‘illegal aliens’ zoveel mogelijk probeert buiten de grenzen te houden, stuit men negen van de tien keer op de Amerikaanse kustwacht. Als het ze überhaupt lukt om zover te komen. Vaak genoeg was en is het de ruwe zee die een eind maakt aan hun dromen en de gammele vaartuigjes met man en muis verslindt. De wrede prijs van de drang om de armoede te ontvluchten. De legale weg naar Suriname is aanmerkelijk veiliger.
Rietkap
In het begin kwamen de Haïtianen voor de rietkap op Mariënburg. Maar na de sluiting van het suikerbedrijf stapten ze over naar het bacovenbedrijf Surland. Als het even meezit en ze een lap grond kunnen bemachtigen, doen ze ook zelf aan tuinbouw. Iets voorbij de Vierde Rijweg staat een kleine ‘nederzetting’ Haïtianen, die ook de land- en tuinbouw beoefenen. Daarnaast zijn sommigen te vinden in de bouw, als bouwvakker.
Al met al verdienen ze doorgaans niet genoeg om hun eventuele vrouw en kinderen te laten overkomen. Dat leidt vaak tot dubbele relaties, want na een aantal jaren gaan ze verder met een Haïtiaanse of Surinaamse vrouw. Hoewel dat laatste niet zo heel vaak voorkomt; het is immers een vrij gesloten groep.
Patrick lacht wanneer ik hem vertel dat een collega ervan afzag een artikel te schrijven over deze groep gastarbeiders, vanwege de voodoocultuur waar ze om bekend staan. Voodoo is één van de erkende religies op het eiland en is een mengeling van het christelijk geloof, animisme en tovenarij. “Voodoo wordt in Haïti beoefend”, zegt hij lachend. “We hebben het niet hiernaartoe gebracht. We staan ook bekend om onze godsdienstigheid en dat is wél meegekomen. Het land is praktisch helemaal rooms-katholiek, maar daarnaast is er inderdaad een levendige voodoocultuur. Die we overigens niet beschouwen als flauwekul, want we zullen bijvoorbeeld geen brieven accepteren. Het contact met de familie thuis wordt per mobieltje onderhouden of via mondelinge boodschappen, maar nooit per brief. Tenzij je de afzender van het schrijven honderd procent vertrouwt. Dat is duidelijk een overblijfsel van voodoo. Je wil niet weten wat kwaadwillenden allemaal kunnen aanrichten met een simpele brief.”
Trouw
Via Patrick maak ik kennis met ‘Jackson’ Dorval, die al een kleine twintig jaar in Suriname woont en werkt. Thuis in Haïti heeft hij twee kinderen waarover zijn familie zich ontfermt. Met een Surinaamse vrouw heeft hij eveneens twee kinderen. “Maar die wonen in Cayenne waar vrouw en kinderen steun ontvangen van de Franse overheid.” Over de Surinaamse vrouwen zegt hij: “Over het algemeen zijn ze niet zo trouw als we zouden wensen. Vaak zoeken ze na een tijd een andere vrijer met wie ze ook kinderen verwekken. Dus ligt het niet alleen aan de mannen als zij alleen achterblijven met meerdere kinderen. Het is ook hun eigen keuze.”
Een andere vriend, Gilet Joseph, valt hem bij wanneer hij stellig beweert dat onze overheid niet staat te springen om ook de in Haïti achtergebleven vrouwen en kinderen een visum te verlenen, zodat ze zich hier als gezin weer kunnen herenigen. “Er moet eerst voor van alles en nog wat worden betaald, om vervolgens van het kastje naar de muur te worden gestuurd.” Verhalen die ik ook ken van onze Guyanese vrienden. Hoewel ze duidelijk hun aandeel leveren in de opbouw van ons land, worden ze maar al te vaak als tweederangs burgers behandeld.
Solidair
Om te bewijzen hoe solidair ze wel met elkaar omgaan, vertelt Jackson het verhaal van een groep goudzoekers ergens in Frans-Guyana (ja, ook daar zitten ze) die allemaal één en dezelfde sekswerker bezoeken. Die, hoe kan het ook anders, een Haïtiaanse is. “Als je zo nodig moet, dan liever een kondreman steunen.” Eentje die het overigens zelf wél houdt op een Fransman als vaste partner, voor alle veiligheid in verband met visum en verblijfsvergunning!
Ook hokken ze, om de kosten te drukken, vaak met velen in een woning samen, een verschijnsel dat we ook kennen van onze eigen mensen, toen ze in de zeventiger jaren en later naar Nederland emigreerden.
De Haïtianen hebben het niet makkelijk hier, en dat is dan zacht uitgedrukt. Maar er is tenminste werk, hoewel ze zelfs daarvoor vaak moeten knokken. Het lage ontwikkelingsniveau heeft ze doen belanden in de lagere inkomensgroepen waar armoe doorgaans troef is. Veel meer welvaart dan thuis hebben ze dus niet weten te vinden. Maar zoals de kaarten nu liggen, zullen ze desondanks hier blijven, deze Caribische buren, zij het zonder hun voodoocultuur.