Surinaamse bananen, speelbal van de politiek
Opnieuw is het onrustig in de bananensector. De SBBS heeft het zwaar te verduren door acties van werknemers die geen genoegen nemen met hun karige inkomsten. Bananen, ze groeien zo makkelijk en zoveel in Suriname. Minder makkelijk wordt het als je daarmee een bedrijf wil runnen dat ook internationaal iets te betekenen heeft.
Vroeger heette het Surland, maar daarover wil niemand meer praten. De Surinaamse bananenproducent ging in 2002 failliet, het zoveelste échec in de Surinaamse land en tuinbouwgeschiedenis. De karikatuur van de kapotte plantage werd opnieuw bevestigd. Citrus, koffie, cacao, suiker, het is nooit wat geworden.
Surland was een overheidsbedrijf, wat normaal gesproken een garantie moet zijn voor eeuwigdurende zekerheid. De staat zorgt en voorziet. De werknemers verdienen weliswaar een préhistorisch salaris, maar de ziektekosten zijn gedekt. Na het faillissement kwam de doorstart. Een nieuw bedrijf, een nieuwe naam: Stichting tot Behoud van de Bananensector.in Suriname (SBBS). Economen en bedrijfskundigen krabden zich even achter het oor. Het klinkt nogal defensief om in je bedrijfsnaam een pleidooi te houden voor je eigen bestaan. Ook is het een raadsel waarom men heeft gekozen voor een stichting. “Overheid blijf bij ons”, leek de smeekbede te zijn van de nieuwe SBBS, die evenals Surland opereert op twee locaties: Jarikaba en Nickerie.
De regering gaf de vakbonden de schuld van de teloorgang van Surland. Bij de suikerraffinaderij in Mariënburg was het immers ook op die manier misgegaan. De overheid was niet bereid de hand in eigen boezem te steken. En dus legde de Surland Werknemersbond de bal direct weer terug bij de leiding van het bedrijf. Er zou sprake zijn geweest van slecht management.
Vlak voor de verkiezingen in 2005 kwamen er nieuwe verdachtmakingen boven water. De achterban van politicus en vakbondsvoorzitter Jiwan Sital, zou moeten worden gebroken. Daarom werden de bedrijven onder water gezet en kwam er pas na lange tijd een doorstart met frisse, nieuwe jonge bananenplantjes. Tweeduizend mensen op straat, met veel sociaal leed in Saramacca en Nickerie. De regering had dan weliswaar de macht van de bonden gebroken, maar kreeg van de bevolking bij de verkiezingen als dank een dikke onvoldoende.
De operatie “sluiting Surland” kostte miljoenen, maar daarvoor is er altijd een oplossing. De schulden en nieuwe investeringen zijn tot de dag van vandaag voor een belangrijk deel opgehoest door de Europese Unie. Suriname zat al als voormalige kolonie van Nederland in een gunstig importregiem van Europa. De licenties waren toen in handen van exporteurs en later van de multinational Fyffes. Nu kan de SBBS als zelfstandige exporteur profiteren van het wegvallen van de importtarieven per 1 januari 2008, maar krijgt daarvoor in de plaats wel te maken met meer concurrentie.
Tezamen presteren Jarikaba en Nickerie niet slecht. De productie is sinds 2004 gestegen van 20.800 ton naar 56.200 ton in 2007, goed voor een exportwaarde van 43 miljoen Amerikaanse dollars. Intussen dromen directie en overheid van privatisering. Dat kan op allerlei manieren. Je maakt er een NV van en verkoopt (een deel van) de aandelen, je kunt denken aan de overdracht van het bedrijf aan de plaatselijke gemeenschap bijvoorbeeld in de vorm van een coöperatie, je kunt deelneming van buitenlands kapitaal zoeken, of je kunt het bedrijf domweg verkopen aan de hoogste bieder. Meestal kiest men voor het laatste. Maar dan moeten er eerst een paar vlekjes op het blazoen worden weggepoetst. Een lastige vakbond is er zo één. En dus is er nu weer een arbeidsconflict.
De SBBS-werknemers verdienen niet het zout in de pap. Het basisloon van een sjouwer is iets meer dan 500 srd, van een voorman 800 en van een supervisor 1.400 srd. Daarvoor worden ze elke dag om 7.00 uur op het bedrijf verwacht. Pas om 18.00 uur ’s avonds stoppen de transportbanden. Elke dag rijden er achttien bussen vanuit diverse plaatsen naar Jarikaba. De meeste arbeiders staan om 5.00 uur op en komen pas om 19.00 of 20.00 uur ’s avonds thuis. Voor eten moet je zelf zorgen. Er is geen kantine. Overwerk op zon en feestdagen zou volgens contract 350 procent moeten worden uitbetaald. In de praktijk krijgen de arbeiders maar 200 procent.
Bovenop het basissalaris kan prestatieloon worden verdiend, zogeheten ‘taakwerk’. Voor het sjouwen van honderd trossen krijg je 40 srd extra. De directie overweegt dit tarief te verhogen naar 42 srd. Het is zwaar werk. Een tros weegt ongeveer 18 tot 25 kg. Je kunt dus maar één tros tegelijk sjouwen. De afstand naar de kabelbaan is ongeveer vijftig meter. Om de zes meter moet je met tros over een slootje springen. De extra verdienste van het ‘taakwerk’ valt weg bij ziekte of ander lichamelijk ongemak. Dan val je terug op je basisloon.
In afwachting van een definitieve loonsverhoging was de leiding van SBBS bereid alvast 5 procent te geven. Volgens bestuursvoorzitter André Brahim werkt de SBBS aan structurele kwaliteitsverbetering. “We zijn bezig volgens EU-richtlijnen, waardoor we een betere prijs kunnen bedingen.” Hij voelt de hete adem van de politiek in zijn nek, die een zo hoog mogelijke prijs voor het bedrijf wil bedingen.
Brahim is mordicus tegen de Jarikaba Werknemers Bond van Roy Haverkamp. Hij beschouwt die als een verlengstuk van de Surland Bond die in zijn ogen alleen maar voor ellende heeft gezorgd. In Nickerie is alles rustig. De Bakoven Arbeiders Bond Nickerie van Dayanand Dwarka is daar met open armen ontvangen. Dwarka zegt dat hij daarvoor ook strijd heeft moeten voeren, maar de omstandigheden zijn hem gunstig gezind. Dwarka werkt in het dagelijks leven op het ministerie van LVV.
Brahim houdt vol dat hij niet tegen een vakbond is. “Maar de statuten kloppen niet”, zegt hij. “ Deze bond vertegenwoordigt Surland Arbeiders.” Haverkamp van zijn kant ontkent dat ook maar één keer het woord ‘Surland’ in zijn statuten is opgenomen. In die discussie komt al snel de aap uit de mouw. “Wij willen geen bond die zich met incidenten bemoeit”, zegt Brahim op Radio ABC. “Een vakbeweging moet algemene voorwaarden beoordelen.” Op de vraag of het ook om personen gaat, antwoordt hij bevestigend. “Ja, het gaat ook om personen die bewezen hebben het bedrijf kapot te maken.”
De problemen van de SBBS lijken zich dus te concentreren op Jarikaba. Het bedrijf bestaat uit vier units. Elke unit produceert per dag ongeveer 30 ton. Die productie komt tot stand met 250 werknemers per unit. Het conflict van begin maart concentreerde zich in één van de vier units. De arbeiders eisten een structurele verbetering van de werkomstandigheden en geen ‘fooien’ die door de directie in het vooruitzicht zijn gesteld. Men eist 20 tot 30 procent.
De bond van Haverkamp kon niet anders doen dan solidariteit betuigen, maar rekende buiten de lange arm van de politiek. Want intussen heeft de VHP zich ferm in het arbeidsgewoel gestort. Het Assembleelid Mahender Jogi vindt dat de SBBS arbeiders zich niet moeten laten misbruiken. Maar er gloort ook hoop. Want Yogi plaatst kanttekeningen bij het hongerloon van een sjouwer en de vrouwen van de pakafdeling die nog minder krijgen: 25 srd per dag voor tien uur werk.
Het echte conflict van de SBBS is dat het bedrijf worstelt met de archaïsche constructie van een overheidsapparaat en met de wens om – aangelokt door stijgende wereldmarktprijzen – prachtige winsten te halen. Dat zijn bijna tegenstrijdige bewegingen, wat alleen maar op te lossen is door een extreem zuinig beleid. Men kiest daarbij voor lage lonen. Een riskante keus, want de spanning loopt op. Voor regering en directie is het bovendien een race tegen de klok, want als het door nieuwe arbeidsonrust weer misgaat, raak je het bedrijf nooit meer kwijt.