De slag om ons bauxiet
Inheemsen West-Suriname hoopvol èn bezorgd
Al jaren wordt er over gepraat, gediscussieerd en gebakkeleid: het benutten van de bauxietvoorraden in het westen van ons land. Binnenkort zal echt de knoop moeten worden gehakt wie het mag gaan doen en welke voordelen we als land hiervan zullen hebben. De reserves in de kuststrook zijn nagenoeg uitgeput, dus haast is geboden om onze bloeiende bauxietindustrie in stand te houden.
Bauxiet heeft Suriname in de vorige eeuw de nodige welvaart gebracht. In de negentiende eeuw werd grond van een oude suikerplantage gebruikt om de wegen in Paramaribo te verharden. Pas in 1899 werd bij toeval ontdekt dat het om bauxiet ging. De Amerikaanse maatschappij Aluminium Company of America toonde enkele jaren later interesse voor de Surinaamse bauxietvoorraden. En na de nodige hobbels te hebben genomen exporteerde de opgerichte dochteronderneming Surinaamsche Bauxiet Maatschappij, de voorloper van het nog altijd bestaande Suralco, het eerste bauxiet naar Amerika.
In de Tweede Wereldoorlog was aluminium essentieel voor de Amerikaanse oorlogsindustrie. Dat was reden voor de Verenigde Staten om een forse troepenmacht naar de Hollandse kolonie te sturen om haar belangen te beschermen. In die tijd werd door de Amerikanen ook de internationale luchthaven Zanderij opgelegd. Medio jaren zestig werd door Suralco in de Surinamerivier de stuwdam gebouwd en het stuwmeer aangelegd om aan de eigen vraag naar elektriciteit te kunnen voldoen. Suriname is nu nog altijd grotendeels afhankelijk van de energie die bij deze stuwdam wordt opgewekt.
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg ook de Billiton, toen nog grotendeels in Nederlandse handen, een aantal concessies. Billiton en Suralco zijn vandaag de dag nog altijd de enige bauxietmaatschappijen in het land. Bovendien verwerkt Suralco de gewonnen grondstof tot aluminium.
Maar nu de bauxietvoorraden in het kustgebied bijna op zijn, moeten zowel de Alcoa elders hun grondstoffen halen. Volgens schattingen ligt in het westen van het land minimaal driehonderd miljoen metrieke ton bauxiet te wachten. Maar niet alleen Billiton en Alcoa hebben belangstelling, er zijn andere kapers op de kust. Enkele jaren geleden meldde de Franse maatschappij Pechiney zich. Zij tekenden zelfs een intentieverklaring met de regering en zegden toe ruim een miljard euro te zullen investeren.
In de afgelopen maanden klopten ook de staatsbauxietmaatschappij China Aluminium Company (Chinalco) en het Zwitserse Glencore op de Surinaamse deur. De meeste reële kandidaat is en blijft echter Billiton, in samenwerking met Suralco. Met deze bedrijven werd in al een memorandum of understanding getekend, waarbij concessierecht verleent voor exploratie naar bauxiet in het Bakhuysgebied. Maar bij de totstandkoming van de definitieve overeenkomst zet de regering hoog in.
Staatskas
Op basis van ervaringen in het verleden is dat terecht. De Brokopondo-overeenkomst met de multinationals uit 1958, en die een looptijd van 75 jaar heeft, biedt vooral de bedrijven voordelen. Weliswaar heeft de staatskas flink van de mijnbouwactiviteiten geprofiteerd, voor ons land zou er echter veel meer in hebben gezeten. Minister Gregory Rusland van Natuurlijke Hulpbronnen is voorstander van serieuze participatie van de kant van Suriname. Daartoe zal naar alle waarschijnlijkheid een joint-venture worden aangegaan met Billiton voor het opzetten van een staatsaluminiumbedrijf.
In de nieuwe overeenkomsten zal ook sterk de nadruk worden gelegd op sociale en milieuparagrafen. Zo heeft president Ronald Venetiaan herhaaldelijk aangegeven dat de niet alleen het rendement van hun activiteiten vooropstellen, maar ook het belang van de Surinaamse gemeenschap voor ogen houden. Kortom: Surinamer, en de overwegend Inheemse bewoners in de wijde omgeving van Apoera, moeten een flink graantje kunnen meepikken van de bauxietopbrengsten, terwijl milieu en leefomgeving zoveel mogelijk ontzien moeten worden.“Wat verdient die Surinaamse gemeenschap uit die activiteiten die neerkomen op het maken van de grote gaten in het gezicht van onze aarde, dat deel van de aarde dat onder onze zorg is”, zo zei hij enkele jaren geleden.
Dat het milieu het vrijwel altijd verliest van economische ontwikkeling, is een bewezen feit. Ongeacht of er nu wel of geen stuwdam en stuwmeer in het westen van Suriname komen, de gevolgen voor samenleving, flora en fauna zullen immens zijn. Ook nog lang nadat de bedrijven daar zijn uitgemijnd. Billiton en Suralco hebben in de afgelopen decennia geen beste reputatie opgebouwd als het gaat om het deels herstellen van hun concessiegebieden.
Bezorgd
Dat beseffen de Inheemsen ook. Dat de komst van de bauxietmaatschappijen voor West-Suriname veel voordelen kan opleveren, daar zijn ze zich van bewust. Maar ze zijn ook bezorgd. Volgens Leon Wijngaarde, voorzitter van de Organisatie van Inheemsen in Suriname, moet vooral een win-win situatie worden gecreëerd. Hij behartigt in het hele proces de belangen van zijn achterban en probeert hen te helen bij het nemen van een juiste beslissing.
“Momenteel is er een groep voor en een groep tegen de ontginning”, zegt Wijngaarde. Volgens hem is er door de bedrijven bewust tweedracht gezaaid, om hun doel sneller te bereiken. “De groep die voor is, is blij met de ontwikkeling en mogelijke werkgelegenheid die de mijnbouw kan brengen. De groep die tegen is, maakt zich zorgen om de biodiversiteit en cultuurvervaging. Wijngaarde zelf is nogal sceptisch over de mooie beloftes van de bedrijven. “De bedrijven zeggen werkgelegenheid voor de bewoners van het Bakhuysgebergte te scheppen, maar ik heb er zo mijn twijfels over. In het bauxietgebied in het oosten is er volop in werknemers geïnvesteerd en ik denk niet dat de bedrijven opnieuw werknemers gaan opleiden. Ik verwacht dat Suralco en Billiton deze werknemers meenemen naar het Bakhuysgebergte. Bovendien hebben veel van de bewoners daar geen hoge opleiding genoten, en voor een baan bij Suralco en Billiton heb je toch wel minimaal LTS nodig”, zegt Wijngaarde.
Ecosysteem
Niet alleen de werkgelegenheid is een doorn in het oog van Wijngaarde. Want bij ontginning van het gebied verandert het ecosysteem en zal de biodiversiteit aangetast worden. Wijngaarde: “In het gebied komen unieke species voor die zullen verdwijnen, en de natuurlijke waterhuishouding zal veranderen. De bedrijven hebben gezegd dat ze het gebied na afloop in de originele staat gaan terugbrengen, maar hoe willen ze dat gaan doen? De bauxiet in de grond is er dan al niet meer. Het duurt jaren voordat kleine plantjes bomen zijn. En gaan ze dan ook mijn berg terugbouwen? De medicinale planten terugplanten en de dieren terughalen?”
Er wordt ons ontwikkeling beloofd, maar een lagere school en een kliniek alleen is geen ontwikkeling. De meeste mensen daar zijn arm en hebben geen geld om hun kinderen verder te laten studeren in de stad. Er moet daarom ook voor een soort van scolarship worden gezorgd zodat de kinderen ook na de lagere school verder kunnen studeren. De bedrijven moeten aan lange termijn ontwikkeling doen en investeren in de gemeenschap en de mensen”, vindt Wijngaarde.
Het verval van de inheemse cultuur en de sociaal-maatschappelijke problemen die de ontginning van het gebied met zich zal meebrengen is nog een nadeel, vindt de voorzitter. Hij is bang voor ontwrichting van gezinnen door de komst van stadsmensen in het gebied. “Mensen uit de stad hebben geld, en mensen in de dorpen daar zijn vaak arm. Als de stadsmensen komen strooien met geld zal de cultuur worden aangetast. Op lange termijn gaan de Inheemsen zich mixen met anderen zodat er uiteindelijk geen volbloed Inheemsen meer zullen zijn. Dit leidt tot cultuurverwaarlozing en moeten juist werken aan cultuurbehoud. En dat wil echt niet zeggen dat je in een hut moet wonen.”
Tevreden
Wijngaarde legt uit hoe het komt dat de Inheemsen momenteel een zwakke positie in de samenleving hebben. “Onder andere omdat we onze rechten niet kennen en niet gewend zijn om voor onszelf op te komen. Als je kijkt naar de geschiedenis van de indianen hebben we hier in Suriname nooit hoeven vechten voor vrijheid of een beter leven. Wat dat betreft hebben we een achterstand op de andere bevolkingsgroepen in ons land.” Daarnaast spelen de cultuur en gewoontes van de indianen ook een grote rol, vindt Wijngaarde. “Indianen kennen geen handel in hun traditie en zijn niet materialistisch ingesteld. Ze zijn gauw tevreden en verbruiken alleen wat ze nodig hebben. En kijk naar onze situatie nu. We verliezen steeds meer land omdat we niet één blok vormen. We moeten onszelf sterk maken.”
De Surinaamse onderhandelaars hebben dus een zware taak om nu de nodige garanties in te bouwen, waar ook de oudste bewoners van ons land zich in terug kunnen vinden. Maar tegelijkertijd mag het belang van de winning van bauxiet, tot vorig jaar de belangrijkste inkomstenbron vanuit het bedrijfsleven voor lanti, niet uit het oog worden verloren. Na ruim zeven jaar van slepende onderhandelingen, ontkomt men er niet aan op nog voor het einde van het jaar tot een voor alle partijen bevredigende overeenkomst te komen, zodat deze onmisbare economische pijler ook de komende decennia fier overeind blijft staan.
Autheur: Kizzy Chin A Foeng & Armand Snijders
Beeld: CR Singh, collectie Universiteit van Amsterdam