Een wankele democratie
Democratie. Politici nemen dit woord vaak in de mond. Ze proberen het volk wijs te maken dat Suriname, door om de vijf jaar vrije en geheime verkiezingen te houden, ontegenzeggelijk een democratische staat is. Maar binnen de partijen zelf is de democratie meestal ver te zoeken. Bestuursverkiezingen met slechts één kandidatenlijst zijn eerder regel dan uitzondering. En de gedachte verplichte jaarlijkse financiële verslagen openbaar maken, doet menig partijtopper huiveren. “Dat de leiders van deze partijen dit ongestraft kunnen doen is niet het gevolg van hun sterkte, maar etaleert de zwakte van hun omgeving”, meent dr. Hans Breeveld, voorzitter de Democracy Unit van de Universiteit van Suriname.
Volgens de Surinaamse grondwet is het slechts aan politieke partijen, met een zeker bewijs van aanhang, toegestaan om mee te doen aan de verkiezingen. Deze partijen moeten volgens de wet ook allemaal beschikken over goedgekeurde statuten. Statuten die onder meer aangeven dat er om de paar jaar verkiezingen zijn voor een hoofdbestuur. Dit gekozen hoofdbestuur heeft dan de bevoegdheid de lijsten samen te stellen van personen die verkiesbaar worden gesteld tijdens de landsverkiezingen. En daarbij eindigt in Suriname vaak het democratisch gehalte van politieke partijen.
Volgens Breeveld houdt de volle beleving van democratie in dat de burger ook na de nationale verkiezingen, door middel van de politieke partij waarvan hij of zij lid is, het recht heeft zijn of haar mening te geven over het gevoerde beleid. En het recht heeft de regeerders te controleren en ter verantwoording te roepen. “De diverse partijvergaderingen dienen de mogelijkheid hiertoe te bieden. De partijleden kunnen dan via het hoofdbestuur vragen stellen aan hun vertegenwoordigers in de regering en in de nationale Assemblee. Op basis van die verkregen informatie en op basis van de geleverde prestaties moet de achterban dan beslissen wie hun nieuwe vertegenwoordigers zullen worden. Dat is de controle functie en participatie die maakt dat inhoud wordt gegeven aan de zinsnede ‘de hoogste macht ligt bij het volk’, hetgeen weer de betekenis is van democratie.”
Realiteit
In tegenstelling tot het bovenstaande leert de Surinaamse realiteit ons dat tijdens partijcongressen weinig tot geen vragen gesteld worden. Terwijl bij de verkiezingen om te komen tot een partijbestuur, vaak maar één lijst wordt ingediend. Om dit enigszins goed te praten krijgen de leden een doorzichtig verhaal voorgeschoteld, wat erop neerkomt dat consensus belangrijker is en dat er tweedracht zou komen binnen de partij als er meerdere verkiesbare lijsten waren. Deze bewering spreekt Breeveld echter tegen. “Een verkiezing waarbij er maar één lijst is, is geen verkiezing maar een aanwijzing.”
Wil er sprake zijn van democratie, dan zijn er, behalve meerdere lijsten, natuurlijk nog meer voorwaarden waaraan voldaan moet worden, legt Breeveld uit. “In het geval van Zimbabwe zien wij bijvoorbeeld dat er wel twee lijsten zijn, maar dat de tegenkandidaat van Robert Mugabe op allerlei manieren de voet is dwars gezet. Als de kiezer geen optimale en vrije keuze heeft, dan zijn verkiezingen slechts een farce.”
Maar Breeveld meent dat dit nog niet het ergste is. Onacceptabeler vindt hij het dat de voorzitters van politieke partijen ook nog hoge functies bekleden. Functies waarin zij eigenlijk zichzelf moeten controleren. Als voorbeeld noemt de voorzitter van de Democracy Unit onze huidige politieke topfiguren.
“Binnen onze huidige politieke constellatie zijn de president, de vice-president en de voorzitter van het parlement allen ook voorzitter van een politieke partij. Behalve dat dit de controlefunctie van de partij tenietdoet, lijkt het, tenminste wat de president en vice-president betreft, op grond van artikel 94 van de Grondwet*, verkieslijker om dit niet te doen.”
In de praktijk moet het zo zijn dat de president, behalve door het parlement, ook wordt gecontroleerd door de voorzitter van de Nationale Partij Suriname (NPS) waar hij lid van is, die de grieven van de achterban onder zijn aandacht brengt. Nu echter bekleedt één persoon deze twee functies en de persoon in de ene functie moet dezelfde persoon in een andere functie controleren.
Schopstoel
Het argument dat Venetiaan aandraagt is dat hij als president op een schopstoel komt te zitten, indien hij niet wordt gekozen als voorzitter van de partij. Daarnaast wordt door NPS-nestor Arnold Kruisland aangegeven dat deze constellatie het beste is, omdat er anders teveel overlegd moet worden tussen partijen onderling.
Volgens Breeveld zijn dit zwakke argumenten. “Ten eerste zit, in een democratie, elke politicus op een schopstoel om het simpele feit dat men de functie bekleedt als te zijn in dienst van de natie. Het moet juist een extra motivatie voor hen zijn dat ze op de schopstoel zitten. Vinden diegene die vertegenwoordigd worden dat het werk niet goed wordt gedaan, dan moet men ze daarop kunnen aanspreken of in het uiterste geval moet men ze uit hun ambt kunnen zetten.
“Daarnaast is overleg in een democratie van essentieel belang, omdat datgene wat de partijleden, als deel van het volk in meerderheid willen, uitgevoerd moet worden en niet datgene wat één persoon wil. Op die manier alleen blijft de macht, ook tussen de verkiezingen door, bij het volk. Door de huidige gang van zaken komt het erop neer dat er vijf jaren lang geen ruggespraak hoeft te zijn met de partij en haar leden; dat is geen democratie, maar autocratisch bestuur”, aldus Breeveld.
Cirkel
Nu de partijen echter hebben toegegeven aan deze vorm van besturen, is een vicieuze cirkel ontstaan. Want door deze denkwijze zal de voorzitter van de partij zo lang hij (of zij) wil, kandidaat blijven voor belangrijke staatsfuncties. Aangezien de verkiezingen voor het partijbestuur niet simultaan met de landsverkiezingen geschieden, zal hij/zij dan ook altijd weer voorzitter van de partij moeten worden.
Publiek geheim is volgens Breeveld dat de voorzitters van de partijen bepalen wie op een verkiesbare plaats komt te staan tijdens de verkiezingen. Dat draagt ertoe bij dat parlementariërs uit lijfs- en carrièrebehoud veranderen in jaknikkers van formaat. Ze controleren de regering niet of nauwelijks omdat ze vrezen voor represaille. “Immers”, zegt Breeveld, “wie mondig is komt niet meer op een verkiesbare plaats te staan bij de volgende verkiezingen.”
Transparantie
Een andere, zeer belangrijke pijler, van democratie is de mate van transparantie binnen partijen, en in het bijzonder op het financieel vlak. Breeveld geeft aan dat de wet voorschrijft dat elke politieke partij verplicht is om ieder jaar een financieel verslag te publiceren in het Surinaams staatsblad en in een dagblad. “Echter doet haast geen politieke partij dat. Het blijft bovendien onduidelijk hoe de partijen aan hun financiering komen. Zelfs de leden wordt deze zeer belangrijke informatie onthouden. We moeten als burgers onze politieke cultuur gaan veranderen, ons als lid van politieke partijen kritischer opstellen. We moeten vragen stellen, meedenken en onze leiders kritisch volgen. Dan pas zal er een verandering komen”, aldus Breeveld.
*artikel 94: ‘De president en vice-president oefenen naast hun ambt geen andere politiek-bestuurlijke overheidsambten uit, bekleden geen functies in het bedrijfsleden of in de vakbeweging en oefenen geen functies in het bedrijfsleven uit’