Van verteller tot bestseller
De oorsprong van de Surinaamse literatuur ligt bij de orale vertellers. Die hadden in vergelijking met de huidige generatie schrijvers één groot voordeel: ze hoefden geen uitgever te zoeken die hun werk onder de aandacht van het publiek wilde brengen. In Suriname lopen schrijvers rond die net zo mooi kunnen schrijven als hun voorouders konden vertellen. Er zijn echter te weinig uitgevers die dat schijnen te beseffen.
De stapel boeken van Surinaamse schrijvers of, vooral, over Suriname die de afgelopen maanden zijn verschenen, is indrukwekkend. Opvallend is echter dat ze vrijwel allemaal in Nederland zijn uitgegeven. Maar weinig Surinaamse uitgevers durven zich te branden aan de bundeling van woorden van auteurs van eigen bodem.
En dus zien we van grootheden als Michael Slory (zie interview pagina 33), Dorus Vrede en anderen te weinig terug in de boekhandel. Slory hosselt om te overleven, Vrede heeft ideeën zat maar kan ze niet kwijt. Terwijl van de laatste vooral ‘Rond het sterfbed van mijn dorp’ uit 1987 een klassieker is. Hij beschrijft daarin de sfeer rond zijn geboortedorp Lombé en vertelt het verhaal van het gedwongen vertrek van zijn familie uit het bosnegerdorp Lombé, dat in de jaren zestig verdween in een watermassa na de aanleg van stuwmeer. Het boek leverde hem zelfs erkenning in Nederland op en hij werd het middelpunt van een televisiedocumentaire. Op de erkenning in Suriname wacht hij nog steeds.
Het bijzondere aan de schrijfstijl van Dorus Vrede is dat hij eigenlijk meer als orale verteller zijn verhaal overbrengt. En daarmee eigenlijk een fraaie link legt tussen wat ooit was en nu is. Vroeger werd er nauwelijks geschreven maar werden verhalen, al dan niet verzonnen, oraal overgebracht. Een vakmanschap dat stervende is.
Bloemlezing
Veel van de nooit gepubliceerde verhalen van orale vertellers zijn opgenomen in de 700 pagina’s tellende bundel ‘Mama Sranan, 200 jaar Surinaamse verhaalkunst’ van Michiel van Kempen, in 1999 op de markt gebracht door uitgeverij Contact. Een must om te lezen voor iedereen die in Surinaamse literatuur is geïnteresseerd. Want wat uitgevers nooit hebben durven uit te geven, is in deze bloemlezing te vinden.
Zowel uit de indianen- als de bosnegergemeenschappen wist Van Kempen juweeltjes te halen, waarbij je je als lezers bijna automatisch laat meevoeren naar de vroegere sfeer in de dorpen. Het boek geeft sowieso een weloverwogen weergave van de rijke culturele smeltkroes Suriname. Indianen, Creolen, Javanen en Hindostanen passeren de revue. Niet zelden zijn hun verhalen gebaseerd op de geschiedenis van hun voorouders uit Afrika, Brits- en Nederlands-Indië.
Albert Helman Bea Vianen Elle Ombre Cynthia Mc-Leod Rappa
Beweeglijkheid
‘De Surinaamse literatuur is begonnen waar mensen het Surinaamse grondgebied als hun thuis herkenden. Want als weinig andere landen in de wereld is de natie Suriname het resultaat van de beweeglijkheid van de mens. De beweeglijkheid van de inheemse volkeren die, van ver gekomen, al lang voor Columbus het Amazonegebied doorkruisten’, zo schrijft Van Kempen zelf. ‘Van de volksstromen in gang gezet in drie eeuwen onbarmhartige koloniale politiek en woekerzucht. Van de welvaartzoekende en vaak misleide boeren en contractarbeiders die in de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw naar het Caribisch gebied kwamen. En tussen al die grote stromen door sijpelden nog andere stroompjes migranten: zendelingen, missionarissen, goudzoekers, avonturiers -dwazen evengoed als bevlogenen- die altijd door het land aangetrokken zijn geweest.’
De historische fragmenten in het boek zijn een aaneenschakeling van hoogtepunten. Zoals het uit de achttiende eeuw stammende ‘Dichtkundige bijspraak van een nieuw lid’ van David de Isac Cohen Nassy, waarbij de in die tijd gehanteerde spelling in de wollige volzinnen door Van Kempen zijn gelukkig gespaard: ‘Bij het krieken van eenen bloozenden Morgenstond, had zich de God der Dichtkunde op de kruin van den gelukzaaligen berg, wier omleggende heuvels hem zijn toe geheiligd, en van waar hij de kracht zijner straalen op de vernuften der stervelingen needer schiet, bij het ruischen des Hengsten brons, needer gezet, en zag met groot vermaak de stervelingen, die uit den Hengsten-bron kwamen drinken.’
Nationalisten
Confronterend is het fragment uit ‘Wij slaven van Suriname’ van Anton de Kom, één van de eerste Surinaamse nationalisten die in de jaren dertig door de koloniale bewindvoerders naar Nederland werd verbannen en kort voor het einde van de oorlog in een concentratiekamp stierf. Zijn nationalistische geschriften zijn zo’n zestig jaar na zijn dood inmiddels, geheel terecht, verheven tot literatuur. De warmte die zijn teksten uit doen gaan voor zijn geliefd Suriname, zijn minstens zo indrukwekkend als zijn afkeer van het Nederlandse bewind in zijn geboorteland.
‘Van 2 tot 6 graden zuiderbreedte, van 54 graden westerlengte, tussen het blauw van de Atlantische Oceaan en het ontoegankelijke Toemoek-Hoemak gebergte, dat de waterscheiding vormt met het Amazone-bekken, gevat tussen de brede waterstromen der Corantijn en Marowijne, die ons van Brits en Frans Guyana scheiden, rijk aan ontzaglijke bossen, waar de groenhart, de barklak, de kankantrie en de kostbare bruinhart groeien, rijk aan brede rivieren, waar reigers, wieswiesies, ibissen en flamingo’s hun broedplaatsen vinden, rijk aan natuurlijke schatten, aan goud en bauxiet, aan rubber, suiker, banaan en koffie… arm aan mensen, armer aan menselijkheid. Sranang – ons vaderland. Suriname zoals de Hollanders het noemen. Nederlands twaalfde en rijkste, nee, Nederlands armste provincie.’
Dromen
Vele Surinaamse auteurs van vandaag kunnen er alleen maar van dromen dat hun werk ooit net zo gewaardeerd zal worden als dat van De Kom. De ‘echte’ Surinamers die hun sporen op literair gebied hebben verdiend zijn op de vingers van een hand te tellen. Weliswaar heeft Suriname met onder meer Albert Helman, Hugo Pos, Astrid Roemer, Clark Accord en Bea Vianen literaire grootheden voortgebracht, het zijn of waren echter allemaal schrijvers die hun geboorteland ooit achter zich hebben gelaten. Uitzonderingen zijn er natuurlijk ook: Ellen Ombre en Cynthia McLeod wonen inmiddels weer in Suriname, maar hebben veelal wel Nederlandse uitgevers achter zich staan.
In Suriname zelf is het voor de schrijvers nog altijd kommer en kwel. “Als je zelf niet over geld beschikt, kom je er niet. Of je nu talent hebt of niet”, zo constateerde Dorus Vrede ooit. De situatie is de laatste jaren wel iets verbeterd, onder meer door uitgeverijen als Ralicon, Publishing Services Suriname en ook Vaco, die wel wat risico’s durven te nemen. Maar toch: de Surinaamse literatuur staat nog in de kinderschoenen. De schrijvers en uitstervende orale vertellers valt dat niet te verwijten. Het wachten is tot in eigen land de talenten serieus worden genomen.