Houtsnijkunst in Pikinslee
Met hun lange dreadlocks verborgen onder grote wollen reggaemutsen, bijzondere kleding en rasta-levensstijl, vormen de vijf kunstenaars uit het dorp Pikinslee een opmerkelijk gezelschap. Dag in dag uit bouwen ze, samen met andere dorpsbewoners, aan een museum. Vijf mannen kappen hout in het bos, terwijl anderen de stenen voor de muren maken. Hun museum, het eerste aan de Boven-Surinamerivier, zal de buitenwereld een blik gunnen in de kunst en cultuur van de Marrons. Kunstwerken, decennialang verborgen in een schuur: opgepoetst en afgestoft krijgen ze een plaats in de tentoonstellingsruimte. Nieuw werk van de kunstenaars wordt geëxposeerd in een aparte galerie in het museumcomplex.
Pikinslee begon zo’n twee jaar geleden aan het museumavontuur. De uit Suriname afkomstige Humphrey Schmidt woont in Nederland en kwam tijdens zijn vakantie terecht in Pikinslee. Het dorp en de mensen daar veroverden direct zijn hart en hij besloot te kijken of hij steun kon bieden aan de kunstenaars van het dorp, die de stichting Totomboti vormen. Een groep mensen in Nederland ondersteunt de stichting met de Steungroep Totomboti. “Het is hun eigen stichting en hun eigen project, de steungroep probeert alleen ondersteuning te bieden waar het kan en ook nodig is. Het gaat om ondersteuning in de capaciteitsontwikkeling en organisatieopbouw. Het is goed om nu hier te zijn om de geweldige vooruitgang te zien en te beleven. Ik ga met een dosis energie en inspiratie terug om verder bij te dragen aan deze duurzame ontwikkeling.’’
Bouw
De bouw van het museum is in volle gang. Het geraamte staat er al, het dak zit erop. Maar aan de vloer, de muren en natuurlijk de inrichting, moet de komende maanden nog veel gebeuren. Het is afwachten of de geplande opening in februari wordt gehaald. Volgens kunstenaar Paitoja Saaki hebben ze af en toe last van tegenslagen. “De kettingzaag is kapot gegaan. We moesten wachten op nieuwe onderdelen uit de stad, en dat kost tijd.”
Het is belangrijk dat de kettingzaag naar behoren functioneert, omdat de kap van de bomen voor het hout anders vertraging op loopt. “Voordat de regentijd begint moeten we al het hout hebben verzameld.” Bouwopzichter Miguel Eiflaar beaamt dat: “Omdat bijna alle materialen uit het bos komen, moeten we opschieten. Als de grond te nat is komt de tractor steeds vast te zitten. Alleen de verf, spijkers en dakplaten komen uit de stad.”
Kunstwerken
De houtsnijkunstwerken worden sinds 1998 gemaakt en onderscheiden zich van het traditionele houtsnijwerk door de afwijkende vormen en versieringen. Kenmerkend voor de marronkunst is dat de werken ook als gebruiksvoorwerp kunnen dienen. Houten stoelen, tafels en banken vormen het leeuwendeel van de tentoongestelde werken. Verschil met vroeger is dat een stoel nu aan de achterkant de vormen van het vrouwelijk lichaam kan hebben. Of dat een kruk twee kanten heeft waar je op kunt zitten. Ook is te zien dat bij sommige kunstwerken de gebruiksfunctie meer naar de achtergrond is geschoven en het visuele aspect belangrijker is geworden.
Een ander kenmerk van de kunst is dat het op een verantwoorde manier geproduceerd is. Er moet weliswaar af en toe een boom gekapt worden, maar er worden nooit teveel bomen op één plaats geveld. Per jaar gebruiken de kunstenaars zo’n drie bomen. Bij de kap zorgen ze ervoor dat de andere bomen zo min mogelijk beschadigd raken. In het bos zelf zagen ze de boom al in stukken, want een hele boom uit het bos slepen richt een ravage aan. Alle kunstwerken zijn uit één stuk hout gemaakt. Van de boom wordt iedere centimeter gebruikt, ze gooien niets weg. Voor het grove werk gebruikt de kunstenaar eerst een kettingzaag en een bijl. Voor de afwerking worden raspen en veilen gebruikt, die ze uit Duitsland laten komen vanwege de goede kwaliteit.
Samenwerking
Het inrichten van een museum is een vak apart, waar de kunstenaars van Pikinslee nog geen ervaring mee hebben. Het is immers het eerste museum in de wijde omtrek. Daarvoor is de steun van het Centrum Beeldende Kunst (CBK) Rotterdam ingeroepen. “We adviseren over de inrichting van het museum, en over de restauratie van kunstwerken”, vertelt CBK-projectleider Thomas Meijer zu Schlochtern. Ook geeft het CBK tips voor het commerciële gedeelte. Directeur van het CBK, Ove Lucas, heeft ideeën voor de museumwinkel. “De haarkammen die in het museum tentoongesteld worden, kunnen ze namaken en in de museumwinkel verkopen. Dat kopen de toeristen zeker. Om ze mooier te maken kunnen ze ingesmeerd worden met olie.”
Met de delegatie van het CBK zijn ook Nederlandse kunstenaars mee gekomen. Eigenlijk is het een uitwisseling: het CBK adviseert de kunstenaars bij het inrichten van hun museum en Nederlandse artiesten krijgen de kans om in Pikinslee inspiratie op te doen voor nieuw werk. “Als CBK vinden we het interessant om in Nederland op Suriname geïnspireerd werk ten toon te stellen”, vertelt Siebe Thissen van het CBK. “In Suriname weten de mensen veel meer over Nederland dan andersom, daarom is het goed als er in Nederland meer bekend wordt over Suriname.” De Nederlandse kunstenaars brengen nieuwe kunstvormen naar Pikinslee, waar de lokale mensen kennis mee kunnen maken. Zo gaat Karel Doing een film maken waarin een beperkt gezelschap van dorpsbewoners acteert. Casper Hoogzaad is een specialist in het maken van eigen verf (zie kader).
Stage
Ook Rinaldo Klas, directeur van het Nola Hatterman Instituut, is geïnteresseerd in het museum. Hij ziet wel een samenwerking voor zich in de toekomst. “Ik denk erover om studenten een tijdje hierheen te sturen, om te blijven voor stage. Ze kunnen hier leren werken in een andere omgeving en zien hoe de kunstenaars hier werken. Er is hier minder afleiding dan in de stad. De gesprekken zijn nu nog oriënterend maar in de toekomst gaan we zeker samenwerken.”
Saaki is blij met de komst van de Nederlandse kunstenaars en hoopt dat er in de toekomst studenten en Surinaamse kunstenaars naar Pikinslee komen. “We gaan samenwerken en kunnen van elkaar leren, omdat iedere kunstenaar een ander soort kunst maakt.” Schmidt ziet ook veel voordelen. “De Rotterdamse kunstenaars voegen iets toe als het gaat om het maken van kunst. Ze werken hier vrij geïsoleerd, dus het is goed als ze eens kunnen zien hoe anderen het doen. En kunst is universeel, dat schept onderling een band.”
Het museum wordt achter het dorp gebouwd, op ongeveer driehonderd meter van de huizen af. Volgens Schmidt is het belangrijk dat de rust in het dorp bewaard wordt. “Het pad dat de toeristen zullen volgen naar het museum komt om het dorp heen te liggen, als een soort ring.” Paitoja Saaki ziet wel mogelijkheden om het dorp toch aan de toeristen te laten zien. “Ze kunnen onder begeleiding wandelingen maken. Wij vertellen dan over onze cultuur en over Pikinslee.” Bang dat de rust verstoord wordt is hij niet, met name vanwege de weg die om het dorp heen loopt. Ook kunstenaar Etje Doekoe ziet vooral voordelen in de komst van toeristen naar het dorp. “Als de toeristen komen, kunnen de vrouwen kalebassen, houtwerk en pangi’s verkopen. We merken dat er te weinig geld binnenkomt als er geen toeristen komen.”
Het museum zal aan zes tot tien mensen werk bieden. De vrouwen die de administratie gaan doen krijgen een training in de stad. Degenen die in de horecagelegenheid gaan werken, worden opgeleid in Torarica. Verder biedt het museum een werkplek aan iemand voor het onderhoud en komt er een winkel waar twee vrouwen zullen gaan werken.
Emancipatie
Schmidt denkt dat het museum bij zal dragen aan de emancipatie van vrouwen in het dorp. Hij ziet kleinschaligheid als één van de uitgangspunten. “Het moet niet te massaal worden, maar dat zal ook niet gebeuren. Als je een pakket van diensten aanbiedt, selecteert het goede gezelschap zich vanzelf uit. We gaan er in onze voorzichtige schatting vanuit dat er zo’n 3.000 tot 3.500 toeristen per jaar zullen komen.” Hoewel het museum in het begin natuurlijk nog geen winst maakt, is het wel de bedoeling dat het geld op gaat leveren. “Na twee jaar verwachten we budgettair neutraal te zijn.”
Behalve voor buitenlandse toeristen, is het museum ook nadrukkelijk bedoeld voor Surinamers zelf. “Kinderen uit de omgeving kunnen hier op schoolreisje komen”, vertelt kunstenaar Etje Doekoe.
“Nu draagt iedereen spijkerbroeken en shirts. In het museum kan iedereen komen kijken hoe de traditionele kleding en huizen er uit zagen. Zo kunnen ze onze marroncultuur zien.” Doekoe en Saaki zien beiden een grote toekomst voor het museum. “Er gaat meer kennis naar Pikinslee komen en dat is belangrijk voor de ontwikkeling van het dorp. Iedereen die in het binnenland woont gaat weten wat een museum is. En dat is goed.”
Zelfvertrouwen
Thissen denkt dat het museum goed is voor het zelfvertrouwen van de Marrons die in Pikinslee wonen. “Volken worden bedreigd door moderne technieken en globalisering. Veel culturen sterven hierdoor uit. In dit dorp willen ze zich niet bij voorbaat kansloos overgeven, maar ze willen uit hun cultuur de belangrijkste dingen bewaren om processen van modernisering op eigen voorwaarden te accepteren. Heel lang was er weinig interesse in de kunst die hier wordt gemaakt, maar daar lijkt verandering in te komen.”
Casper Hoogzaad
Al vijftien jaar speurt Casper Hoogzaad in de natuur naar ingrediënten voor verf. In het museum gaat hij met deze zelfgemaakte verf een muurschildering maken. “Het is moeilijk om zelf verf te maken, ik ben altijd op zoek naar de goede verhoudingen om het te mengen. Zo kun je gele verf maken van het gele zand van een mierenhoop. Een kippenei werkt perfect als bindmiddel. Teer uit een boom kun je er ook voor gebruiken. Soms ben ik lang aan het zoeken voordat ik de goede mix gevonden heb. Het is belangrijk om genoeg bindmiddel te gebruiken, maar ook weer niet teveel, want het tast de helderheid van de kleur aan. “De ene kleur is makkelijker te maken dan de andere. Blauw is erg lastig, dat zie je terug bij schilders uit de zeventiende eeuw. Zij maakten hun verf zelf, en de ingrediënten voor blauwe verf konden beginnende schilders niet eens betalen, zo lastig was het te krijgen. Eigenlijk doe ik dus hetzelfde als veel schilders van vroeger. “Hier in het binnenland gebruikt eigenlijk niemand verf. De verf die ik maak is ook minder geschikt om buiten te gebruiken, maar voor binnen werkt het goed. Als ik de verf maak, gebruik ik het direct dezelfde dag. Het lijkt me leuk als het afstraalt, misschien ga ik wel verf maken met de andere kunstenaars. De bedoeling is dat we van elkaar gaan leren. Wat dat dan precies is, weet ik natuurlijk nog niet.” |