Marrons doen het steeds beter
Zeg Marron, en onbewust plakken we er de etiketten ‘crimineel’, ‘ongeschoold’, ‘werkloos’ en ‘lui’ op. Zie zo’n stigma maar eens te ontstijgen. Toch lukt dat, 145 jaar na de afschaffing van de slavernij, velen. Sterker nog: ze worden zelfs al de nieuwe hoop van Suriname genoemd.
Dat de sociaal-maatschappelijke positie van Marrons binnen de Surinaamse samenleving over het algemeen nog veel te wensen over laat, zal niemand kunnen ontkennen. Een snelle blik op de criminele hotspots Ramgoelamweg en de Nieuw Weergevondenweg zegt wat dat betreft voldoende. Sinds de jaren zestig, de aanleg van het stuwmeer, en met name de binnenlandse oorlog, toen de Marrons vanuit hun stammengemeenschap wegtrokken naar de stad, leven ze veelal in de marge van de samenleving. Hun leven wordt vaak nog altijd gekenmerkt door een beperkt onderwijsniveau, een lage sociale klasse, een gebrek aan familiebanden, etnische vooroordelen, slechte huisvesting en armoede. Waar anderen er moedeloos van zouden worden, ligt daar juist hun kracht: ze zitten niet bij de pakken neer, ze willen vooruit.
Start
Veel Marrons maken een slechte start. In verhouding tot andere bevolkingsgroepen zijn kinderen vaker ondervoed en genoodzaakt tot het verrichten van jeugdarbeid. En los van de zoektocht die elke puber aflegt, kampen jonge Marrons ook met discriminatie, racisme en hun lage status. Waar de overige etnische groepen hun positie in de samenleving hebben verworven, moeten Marrons die strijd nog dagelijks leveren. Dat ze, naast de stadscreolen, oververtegenwoordigd zijn in de gevangenissen, mag dan ook geen verbazing wekken. Evenmin dat de gedetineerden, voornamelijk opgepakt voor diefstal en roof, grotendeels laag geschoolde jonge mannen zijn, meestal werkloos, drugsverslaafd, en afkomstig uit grotere gezinnen en arme buurten.
Enkele jaren geleden deed ing. H. Staphorst een kleinschalig onderzoek in het cellenhuis te Geyersvlijt. Volgens Marten Schalkwijk, directeur van het Institute for Graduate Studies and Research van de universiteit, is er sindsdien weinig veranderd. Schalkwijk: “Het gevangenisbeleid is triest. Resocialiseren, kansen geven en onderwijs bieden, het gebeurt niet. Je gaat die mensen meer skills móeten geven.”
Hij wijst met een beschuldigende vinger naar de overheid: “We hebben nog steeds te maken met de naweeën van de binnenlandse oorlog. De gevolgen zijn verergerd door de slechte naleving van het Vredesakkoord uit 1992 en de trage wederopbouw, terwijl er voldoende Nederlands geld voor was. Door de regeringen zijn nauwelijks programma’s uitgevoerd om problemen aan te pakken. Er waren vroeger speciale boslandinternaten, ze brachten topmensen voort, maar die zijn weggevallen. Doorstroming vanuit scholen in de dorpen is er nauwelijks meer.”
Hij ziet dus vrijwel geen intellectuele aanwas uit het binnenland zelf, maar wel vanuit de stedelijke gebieden. “Het aantal Marron-studenten vanuit Paramaribo is groeiende. Dat zijn niet alleen meisjes, ook jongens; juist meer jongens dan bij andere bevolkingsgroepen. Je moet voorwaarden creëren, bijvoorbeeld een beurzenbeleid, zodat studenten voltijd onderwijs kunnen volgen. Anders krijg je drop-outs.”
Er is bijna een generatie verloren gegaan door de binnenlandse oorlog, stelt Hans Breeveld, voorzitter van de Democracy Unit van de universiteit. “Het is de hoogste tijd dat er eens echt beleid gemaakt gaat worden. En dan heb ik het niet over de middagscholen, die werpen alleen maar meer hindernissen en ook stagnatie op.” Schalkwijk: “Er is een verloren generatie, de groep kansarmen die geen onderwijs heeft genoten. En onderwijs is de sleutel tot ontwikkeling toch, dus ja. Ook omdat het om een vrij grote groep gaat, de groep inheemsen is veel kleiner.”
Bij recent onderzoek in Albina zag hij de steken die de overheid heeft laten vallen. “Ondernemers die hun bedrijf zijn kwijtgeraakt, zijn daarvoor niet gecompenseerd. Maar het grootste probleem vind ik dat het lijkt of Albina geen ziel meer heeft. De districtscommissaris woont er niet meer, wie voelt zich verantwoordelijk voor het stadje? Als mensen zich niet identificeren, krijg je allerlei problemen, de cohesie is weg. Er is duidelijk sprake van een verloren generatie.”
Is er sinds 2005, met het aantreden van de Marrons in het politieke machtscentrum meer oog voor hun achterstandspositie? Breeveld: “Het is goed dat de A Combinatie bestaat. Als wapenfeit zie ik de snelle ontwikkeling van de telecommunicatie in het binnenland. En de wijze waarop Alendy als vice-voorzitter optreedt in de Assemblee. Hij is het toonbeeld van iemand die weet waarover hij praat. Ik denk dat zonder AC-mensen uit Texas en Sunny Point allang uit hun huizen gezet waren. Hoe recht is recht en hoe scheef is wet als je zolang geen accommodatie hebt verzorgd?”
Hij is van mening dat Brunswijk gegroeid is. “Je ziet dat hij met de weinige scholing toch de debatten aandurft. Ik geloof dat je moet proberen de totale mens te bezien. Hij financiert Inter Moengotapoe, terwijl men eerst altijd dacht dat alles in Paramaribo was of moest komen.”
Schalkwijk daarentegen vindt dat de Marrons het slecht doen in de politiek. “Ik zie een enorme strijd om posities, het draait om politieke vriendjes. Wie krijgt concessies en vergunningen? Het is de welbekende patronagepolitiek, er komt een nieuwe kleine elite, daar moet je voor oppassen. Ze steken in ieder geval niet boven de rest uit, moeten nog veel leren en volgen hetzelfde patroon als de oude politiek. Als ik kijk naar het binnenland, waar de grootste groep woont, wat is er voor de gemiddelde dorpsbewoner veranderd? Wat de minister van Volksgezondheid goed heeft gedaan, is malariabestrijding. Maar de gezondheidszorg: is die beter gefaciliteerd? Het is nog steeds hetzelfde probleem, de begroting van de Medische Zending wordt niet gedekt door het budget. Hetzelfde geldt voor het onderwijs. Er wordt te weinig gedaan aan essentiële zaken. Er zijn veel politieke praatjes, maar weinig beleid.”
Zondebok
Surinamers zijn snel geneigd naar het aanwijzen van een zondebok. Breeveld: “Eerst waren Hindostanen moordenaars, toen waren het Javanen die amok maakten en nu zijn het Marrons. Maar de volksmond blijft achter bij de realiteit. Mijn oom Reyer, zendeling bij de EBGS, zei altijd al dat Marrons en Hindostanen meer op elkaar lijken dan je denkt: ze zijn ondernemend, spaarzaam en maken geen schuld. Ik zie ook elementen van de Javaanse ‘goton rojon’. Ze bouwen samen aan woningen, bij feestjes neemt iedereen iets mee. Terwijl creolen doen aan kasmoni, ze sparen een heel jaar voor een feest en dan is het op.” Schalkwijk: “Het gaat ook niet om een etnisch of cultureel probleem, het is een urbanisatie- en oorlogsvraagstuk. Door urbanisatie is de sociale controle weggevallen. Er is een gezagsvacuüm, men kent nog niet voldoende de regels van de stad. Je moet kijken hoe het er in de dorpen aan toegaat, daar is het goed geciviliseerd. Hier leven ze aan de onderkant van de maatschappij, jongeren komen in gangs terecht. Voor degenen die naar Moengo gingen geldt hetzelfde: men moet wennen aan een ander soort gezag. Het zijn ook geen kleine groepen die naar de stad trokken. En er zaten mensen van het junglecommando bij.” Beiden vinden dat er role models nodig zijn. Alendy wordt genoemd, als voormalig directeur van een Mulo-school, en bisschop John Kent van de EBGS. Er zijn een aantal, maar te weinig die zich nationaal profileren. Ze zijn maatschappelijk te onzichtbaar. Schalkwijk: “Je moet een eigen organisatie hebben die je helpt om te socialiseren. Yu na fotoman, wat weet je van het binnenland? De rolmodellen moeten in de samenleving zijn verankerd en zich onafhankelijk van de politiek opstellen: geen patronage, vriendjespolitiek, corruptie.”
Erkenning
Waar stadscreolen nogal eens blijven hangen in een slachtofferrol als nazaten van slaven en energie steken in verzoeken om eerherstel, genoegdoening en detraumatisering, roept minister Felisi van Regionale Ontwikkeling zijn achterban op om erkenning af te dwingen, in plaats van erom te verzoeken, en wat gebeurd is achter zich te laten.
“Ik kom heel vaak onder hen en zo zijn ze zeker ingesteld”, reageert Schalkwijk. Marrons kijken vooruit en niet achterom, terwijl zij er materieel gezien meer reden toe hebben. Vrijheid was en is voor hen een belangrijk goed. Ze zijn heel trots. Hun weerbaarheid is ontzettend groot. Waar wij helemaal gefrustreerd zouden zijn als alleenstaande vrouw met zeven kinderen zie je toch een levenshouding die positief is. Je ziet bijna geen zelfmoord. They don’t give up, dat is iets fantastisch. Ondanks tegenslagen behouden ze die veerkracht. In Albina hebben we dat ook gezien, het is heel frappant, de wonden van de Binnenlandse Oorlog zijn nog zichtbaar, maar waar anderen zouden blijven steken, gaan zij verder.” “Het zijn potentiële ondernemers en landbouwers”, aldus Breeveld, “kijk maar naar Detta’s Place vlak voor
de brug van de Coesewijnestraat en de machinale cassaveverwerking in Adjoemakondre.” “Eigenlijk zou dat gestimuleerd moeten worden”, zegt Schalkwijk. “Daarom is het jammer dat geprobeerd wordt om hen op het ambtelijke pad te brengen. Ik denk dat Marronpolitici zich daarmee in de vingers snijden. Want waar gaat het om? Uiteindelijk moeten mensen genoeg geld in handen krijgen om te overleven. Marrons beseffen dat heel goed.”
Beide heren sluiten af met de conclusie dat Marrons het absoluut gaan maken in de samenleving. Ze hebben voldoende drive en kader. Dat kader moet wel bredere taken nemen, voor de hele groep, niet alleen voor zichzelf. Anders krijg je dat er twee groepen gaan blijven, de succesvolle en de arme.
SANDRA WIJHENKE
‘De nieuwe hoop’
”Ik noem ze de nieuwe hoop van Suriname”, zegt ondernemer Rudi Jadnanansing. “Marrons gaan verschrikkelijk snel vooruit. Ze zijn slim en goede waarnemers. Als ze iets willen leren, doen ze zich dom voor en werken ijverig mee totdat ze het vak kennen; dan beginnen ze voor zichzelf. En kijk naar de vrouwen. Ze kopen awara’s bij Hindostanen buiten de stad en doen alsof ze uit het binnenland aangevoerd zijn. Wat ze doen, doen ze goed; als ze merken dat de politie zwak is en roof wat oplevert, doen ze het ook goed. Ze zijn niet bezig met een inhaalslag, ze hebben die al gewonnen. De NPS houdt de achterban, de stadscreolen, achter door ze in de ambtenarij te stoppen en ze niet te stimuleren en te helpen om ondernemers te worden. Marrons hebben het gat in het kiesstelsel gezien en zijn er gelijkbenig ingesprongen. Als ze merken dat er ergens wat te plukken valt door slappe bestuursambtenaren of politici te ge(mis)bruiken, zullen ze dat zeker niet laten. Het gaat erom hoe een regering z’n mensen opvoedt. Hindostaanse, Javaanse, Chinese en Nederlandse zakenlui doen dat precies zo; alleen niet openlijk. Dat moeten ze nog leren.” |
Historisch perspectief
Marrons -afgeleid van het Spaanse woord cimarron voor wild paard of vee- zijn nazaten van de zwarte West-Afrikanen die door de blanken naar het Caribisch gebied werden gebracht om als slaaf te dienen. Zij kwamen in verzet tegen de onderdrukking en mensonterende leefomstandigheden op de plantages en trokken het bos in. Door vredesverdragen met het Nederlandse bestuur verworven ze een zekere autonomie. Bronnen: ‘De Marroncultuurgemeenschap in Suriname’, Erney R.A.O. Landveld (2005), stageonderzoek E. van Ellemont, KU Leuven (2006) |