Nola Hatterman
Schilderes Nola Hatterman voelde zich bij uitstek aangetrokken tot het ‘on-Europese type’. Dat was niet gebruikelijk voor een blanke Nederlandse, nog net in de negentiende eeuw in Amsterdam geboren. Als zij van brouwerij Amstel de opdracht krijgt een deftige heer te schilderen die op een terras een glas bier drinkt, maakt ze een schilderij van een heer met gleufhoed en vlinderstrik. Een zwarte heer. De brouwer was not amused. Een recensent prees de ‘gevoelige naturalistische negerkop’. Over deze onconventionele kunstenares schreef journaliste Ellen de Vries een interessante biografie.
Nola Hatterman (1899-1984) begon haar carrière als toneelspeelster. Niet onverdienstelijk, ze stond op de planken met vele grote tijdgenoten. In de jaren twintig neemt ze schilderles. Haar stijl ontwikkelt zich van sentimenteel tot wat meer zakelijk. Al snel beeldt ze vooral zwarte modellen af: “Bij voorkeur schilder ik mensen van het zwarte ras, daar die zich voor de stijl waarin ik tracht te werken het meest eigenen.” Ze zoekt het gezelschap van Surinamers in Nederland en in 1936 reist ze met Anton de Kom naar Parijs. Als in de jaren dertig in de Amsterdamse ‘negerclubs’ de jazz hoogtij viert, is Hatterman van de partij.
Ze schildert dan geen ‘negers’ in het oerwoud, maar wil ‘zwarte mensen in al hun individuele schakeringen en ingeschakeld in de moderne samenleving’ laten zien. Dus bijvoorbeeld op een terras. Na de Tweede Wereldoorlog komt ze in contact met de mannen van Wi Egi Sani, progressieve Surinaamse jongeren die in Amsterdam studeren en bij Nola thuis bijeen komen. Ze schildert hun groepsportret, maar maakt het niet af. Want in 1953 vertrekt Hatterman, blank van buiten en zwart van binnen, naar Suriname.
In Paramaribo richt Hatterman haar eigen schilderacademie op. Ze ontmoet er ook weer de Surinaamse vrienden uit Nederland als Bruma en Sedney. In 1974 betuigt ze haar steun aan de naderende soevereiniteit door op te roepen tot “een onafhankelijk land, een eigen kunst”. Ze onderwijst en beïnvloedt vele Surinaamse kunstenaars en wordt een bekend gezicht in de plaatselijke kunstscene. Vanaf 1978 woont ze in Brokopondo. Nola Hatterman overlijdt bij een auto-ongeluk, op weg naar een tentoonstelling van haar werk, met een eigen schilderij in haar hand.
Een interessante biografie, omdat Hatterman zo’n kleurrijk leven leidde. De Vries weet dat met concrete details leesbaar te verwoorden. Ze plaatst Nola duidelijk in haar tijd, geeft prikkelende citaten en verschaft het boek door met het ongeluk te beginnen een sterke opbouw. Dat concrete in het verhaal genereert overigens weinig sympathie voor de kunstenares. Ze komt bevoogdend, niet echt zelfkritisch en zelfs een beetje dweperig over. Men moet vreemd opgekeken hebben in Paramaribo toen deze blanke vrouw met zwarte afro-pruik door de stad flaneerde.
Het leven en zeker de reputatie van Hatterman rechtvaardigen deze biografie. Maar doet haar schilderwerk dat ook? In de epiloog van het boek zet De Vries uiteindelijk voorzichtig vraagtekens bij het oeuvre. In 1970 stond er een vernietigend artikel over Hatterman in Elseviers Weekblad. De Vries komt niet verder dan de schrijfster ‘ene Mieke Kolk’ te noemen en las – als we de bronvermelding mogen geloven – niet eens de originele tekst. Dat mevrouw Kolk ook toen al een bekend wetenschapper was, moet toch te achterhalen zijn. De discussie over het werk had meer aandacht verdiend in dit boek. Was Hatterman een belangrijk artiest met een eigen penseel of een bijzondere vrouw met een middelmatig talent?
Volgens de schrijver Dobru leerde Nola de Surinamer zijn eigen schoonheid te ontdekken. Dat daar wat op af te dingen valt, maakt De Vries wel duidelijk. Zo bestond er al Surinaamse kunst vòòr Hatterman. Neemt niet weg dat Nola bijgedragen heeft aan de Surinaamse identiteit. En dat is een verdienste op zich.
Nola, portret van een eigenzinnig kunstenares, Ellen de Vries, uitgeverij Klapwijk & Keijsers, Amersfoort, Nederland, ISBN 978 9080677364, 18,95 euro