Louise Vliet
Louise Vliet bezoekt na veertig jaar haar geboorteland Suriname
Als 21-jarig meisje vertrekt Louise Vliet op 4 januari 1970 naar Nederland, omdat ‘iedereen gaat’ en om te studeren. Ze blijft vier jaar in Nederland, verhuist dan naar Ghana, waar ze met onderbrekingen al zo’n 35 jaar woont. Nu is ze hier, want ‘de dag dat ik zestig word wil ik mijn ogen opendoen in mijn geboorteland’. Wat heeft ze in die veertig jaar meegemaakt? Hoe kijkt ze tegen haar geboorteland aan, na veertig jaar? Wat kunnen wij van onze broeders en zusters in Ghana leren en wat zouden zij van ons kunnen overnemen?
Het is 1973 als Louise in Rotterdam George Koranteng Kumi ontmoet. Hij komt uit Ghana en is eerste stuurman op de grote vaart. Ze schrijven, ze bellen. Als hij in Italië is met zijn schip, reist zij hem achterna. En in 1974 is de tijd rijp om samen met hem naar zijn geboorteland Ghana te gaan om ‘te kijken’. In Ghana maakt ze kennis met familie en vrienden. Er wordt champagne geschonken maar er zijn ook aarzelingen. Waarom neemt Kumi geen vrouw van hier, maar van daar? Hier zijn toch ook mooie vrouwen? Er worden opmerkingen gemaakt: ‘Dat duurt geen twee jaar’.
Ook van de kant van Louise’s familie- en kennissenkring komen er bezwaren. Haar broer vraagt zich af wat hij tegen zijn vrienden moet zeggen nu zijn zus ‘met een djuka’ gaat. De correspondentie met een goede vriend en een goede collega verstomt na de mededeling dat ze met haar Ghanese geliefde gaat trouwen. “Het heeft me veel pijn gedaan, maar niets kon me stoppen.”
Komen kijken en komen blijven zijn twee verschillende zaken, zegt men. Zo niet voor Louise. Zij blijft. In maart 1975 trouwt ze de man van haar leven. Twee weken later gaan ze vanuit Ghana naar Engeland, waar haar man zijn masters in navigatie kan halen. Een jaar later, als de studie is afgerond, keren ze gedrieën direct terug naar huis: het gezin is inmiddels uitgebreid met een dochter.
Vriendschap
Daar zit Louise met haar kind in een vreemde omgeving. Haar man moet naar zee. Ze kent niemand. Ze heeft een dienstmeisje dat overdag naar school gaat, als ze naar de stad wil staat de chauffeur klaar. En dat is het. Tot de dag dat Margaret, Maggie voor intimi, op haar deur klopt. Maggie komt uit Barbados. Ze woont al achttien jaar in Ghana en heeft gehoord dat er ‘iemand uit het Caribisch gebied’ in de buurt is komen wonen. Ze wil kennis maken. De deur gaat wijd open, voor het begin van een vriendschap die tot de dag van vandaag stand heeft gehouden.
“Maggie heeft een nieuwe wereld voor me doen opengaan. Ze heeft me alles verteld, alle kneepjes, de verschillende gewoontes van de mensen. Bijvoorbeeld bepaalde kruiden die je bij het koken gebruikt om het echt Ghanees te laten smaken. Ik leerde hoe ik met de chauffeur moest omgaan, dat ik hem niet zo moest verwennen. Als iemand bij je thuis komt, hoor je gelijk water aan te bieden. In Suriname bied je geen water aan, dat zou een belediging zijn. In Ghana móet dat. Ik vergat dat soms. Iemand maakte eens een opmerking ‘die mevrouw is helemaal niet aardig, ze biedt je niet eens water aan’.”
Op een dag gaat Louise naar de markt. Ze ziet vis op de tafels liggen, die er prachtig uit ziet. Ze wil kijken hoe de onderkant van de vis eruit ziet en keert de vis om met haar linkerhand. “Die marktvrouw gaf me zó een tik op mijn hand. Ze zei iets in het Ghanees. Huilend ging ik naar huis, regelrecht naar Maggie toe. Toen legde ze me uit wat er aan de -linker-hand was. Zij leerde me, dat je geen dingen met je linkerhand mag aanraken, want dat is de hand waarmee je alle onhygiënische dingen doet, bijvoorbeeld als je naar het toilet gaat. Ik heb er nooit over nagedacht. Wij gebruiken onze rechterhand als we naar het toilet gaan. Het was heel goed dat ik Maggie had, in dat deel van mijn leven. Ik heb veel van haar geleerd. Ik ging elke dag naar haar huis, ze kookte, we spraken veel samen. En om half zeven ging ik weer naar mijn eigen huis. Ik bleef eigenlijk bij haar hè.”
Klimaat
“Ik zag veel terug van Suriname, ik denk dat het daarom gemakkelijk voor me was om in Ghana te blijven en van het land te gaan houden. Het klimaat, de mensen, hoe ze eruit zien, het eten. De groentesoorten die we hier hebben, zijn daar ook. Wat me wel opviel in Ghana, bijna alles behoort aan de zwarte mensen, alle winkels, alle bedrijven. Terwijl dat in Suriname niet zo was. Dat vond ik prachtig. Wat ik ook merkte, iedereen doet wat, zelfs de huisvrouw, ze zet een paar sinaasappelen in een bakje voor de deur. Iedereen probeert een kioskje voor zijn huis te zetten.”
Louise’s man komt om de drie maanden thuis, soms duurt het langer. Zolang de kinderen klein zijn reist ze af en toe mee, vooral naar Nederland om haar ouders te zien, maar ook naar ander landen. Na een grote staking bij de scheepvaartmaatschappij Black Star Line is het afgelopen met varen. George wordt uitgenodigd om naar Liberia te gaan, als docent aan de Zeevaartschool. De pas opgerichte Zeevaartschool, een joint venture van Guinee, Liberia en Sierra Leone, was gebouwd in Marshall in Liberia. Drie mannen afkomstig uit dat dorp zaten in de regering. Zij wilden ontwikkeling brengen naar hun dorp.
Sprookje
Het gezin Kumi blijft drie jaar in Marshall. Dan krijgt George de kans om operation-manager te worden bij de VRA (Volta-River Authority). Het betekent koffers pakken en terug naar Ghana. Drie jaar later, het is inmiddels 1989, komt er een verzoek binnen van de overheid in Liberia. Wil de heer Kumi alstublieft de leiding van de Zeevaartschool op zich te nemen? Dat wil de heer Kumi graag. Wie haar man liefheeft volgt hem en als de kinderen het schooljaar hebben afgemaakt pakt Louise haar kinderen op en keert terug naar Liberia.
Het tweede verblijf in Liberia begint als een sprookje met Louise in de hoofdrol. “Het was mijn beste tijd. Ik werd gezien als de ‘first lady’ van het dorp. We woonden bovenop een heuvel, met uitzicht over de rivier.”
Helaas, het verblijf eindigt ander half jaar later als een nachtmerrie. De oorlog breekt uit. De school wordt gesloten, de studenten teruggestuurd naar hun eigen land. Alleen een deel van de staf blijft achter. “Over deze periode heb ik maar met één of twee mensen gesproken. Als ik erover praat, komt alles weer naar boven. Ik heb het eigenlijk nooit verwerkt.”
Omdat de familie op een heuvel woont, kan iedereen in de avond het verlichte huis zien. De rebellen zouden regelrecht naar het huis op de heuvels komen. Het gedrag van rebellen is internationaal bekend: moorden, stelen, verkrachten. Gelukkig beschikt de zeevaartschool over een logeerverblijf, bestemd voor mensen uit de stad en voor hoogwaardigheidsbekleders uit de drie landen die betrokken zijn bij het project. Louise’s stem daalt nu naar fluisterniveau. “Als het donker was stapten mijn man, ik en de kinderen in de auto, dan reden we zonder licht naar dat logeerverblijf om te slapen. Ik kon nog een beetje slapen, maar mijn man deed geen oog dicht. Dus ik zei ‘George, ik denk dat we terug moeten gaan naar Ghana’.”
Vermoord
Het gezin Kumi ontsnapt ternauwernood aan de oprukkende rebellen. Moeder en kinderen nemen het laatste vliegtuig dat naar Ghana gaat. Vader vlucht kort daarop naar de stad, vindt na enige tijd een boot van een bevriende kapitein die hem meeneemt. Twee dagen later dringen de rebellen het dorp binnen. De eerste vraag: ‘Where is captain Kumi?’ De leider van de rebellen bleek een student te zijn, die het jaar daarvoor vanwege zijn gedrag van school was gestuurd. Maar Kumi en zijn gezin zijn deze macabere dans ontsprongen.
Als een soort wraakactie worden alle Ghanese mannen, ongeveer veertig, opgepakt en in een container gestopt, in de hete zon tot alle zuurstof is opgebruikt. De vrouwen worden naar het strand gesleurd, verkracht en de keel doorgesneden. Louise: “De meeste kinderen uit de klas waar ik les gaf, teenagers, zijn er ook niet meer, vermoord. Als ik niet op tijd was gevlucht, zat ik nu niet hier om dit verhaal te vertellen.”
Enfin, daar zit Louise weer, alleen met de kinderen in Ghana. Ze krijgt berichten over verkrachtingen, onthoofdingen en andere wreedheden. Ze maakt zich zorgen, wat kan er gebeurd zijn. Misschien is haar man dood. Al die tijd hoort ze niks van hem. “Drie weken later, ik lag al in bed, stopt er een taxi voor de deur. Ik hoor zijn stem: ‘Louise!’ Ik dacht dat ik een hartaanval kreeg. Ik weet nog niet hoe ik zo snel naar beneden ben gekomen. Hij was er!”
Taal
Omdat er op dat moment geen baan beschikbaar is, besluit Louise om met de kinderen naar Nederland te gaan. Wie zijn vrouw liefheeft volgt haar en George gaat mee. Als hij de Nederlandse taal maar onder de knie kan krijgen, ligt er voor deze hoogopgeleide zó een functie in het verschiet. Immers, Nederland heeft ook een Zeevaartschool. Maar met dat Nederlands lukt het niet, de woorden willen maar niet in zijn hoofd blijven. George besluit terug te keren naar Ghana om een guesthouse te beginnen. Louise blijft met de kinderen achter tot ze hun schoolopleiding hebben afgemaakt en zelfstandig zijn. Alleen het jongste meisje gaat op dertienjarige leeftijd terug naar Ghana, een jaar later gevolgd door haar moeder.
Nu is ze in Suriname, na veertig jaar. “Die eerste dag, ik keek alleen maar, van links naar rechts, van rechts naar links, met open mond. Ik glimlachte, want wat ik zag beviel me. Ik voelde me gewoon weer thuis. De mensen zijn hetzelfde gebleven, even hartelijke en lief als in Ghana. De houten huizen zijn nog mooier dan vroeger, prachtig. Ze moeten allemaal op de monumentenlijst. Er zijn meer bloemen, het is fleuriger geworden. Daar zouden ze in Ghana nog wat van kunnen leren. Wat wel jammer is: overal zie je dievenijzer. Dat had je vroeger niet, was niet nodig.”
Begeesterd
Ze is tijdens haar verblijf hier naar twee wintipré’s gegaan en heeft voor de komende twintig jaar genoeg gezien. Wintipré, dat had je vroeger niet zo, mensen schaamden zich. In Ghana hebben ze wel culturele feesten, waar mensen begeesterd raken, maar de wintipré zoals wij die kennen heeft ze daar nooit gezien.
Het valt haar op dat de jeugd dwars door alle scheidslijnen heen met elkaar verkeert, Chinees met Creool, Hindostaan met Javaan. Het doet haar plezier dat de Marrons naar de stad zijn gekomen, dat er zelfs Marrons ministers zijn. “Maar Paramaribo is een slapende sprookjesstad. Op zondagmiddag zit ik op het Onafhankelijkheidsplein, geen levende ziel te bekennen. Niemand, hoe is dat mogelijk. Dit is toch het centrum, zo stil, zo rustig, ongelooflijk.
Wat we van Ghana kunnen leren, is meer waardering voor onze eigen taal, het Surinaams. In Ghana praat men van hoog tot laag de eigen taal. Men is er trots op. En meer aanpakken, dat zouden we ook kunnen overnemen. Iedereen in Ghana probeert iets bij te verdienen. Huismoeders, jongeren die nog op school zitten, iedereen maakt moeite. Wat je hier ziet, jongens op de hoeken van de straten, dat kom je daar niet tegen. “Soms denk ik terug, zijn er werkelijk veertig jaar voorbij gegaan? Als ik denk aan alles wat ik heb meegemaakt, waar ik ben geweest, zeg ik, ja het kan.”
Louise gaat terug naar Ghana, naar haar echtgenoot.”Ik hoop héél oud te worden met hem. Ik zou nooit kunnen kiezen tussen Ghana en Suriname. Ik blijf in Ghana wonen, maar mijn hart is in Suriname.”