Alex van Stipriaan
Om tien uur in de ochtend heb ik een afspraak met de professor in de hal van Krasnapolsky. Kennelijk weet ik op onbewust niveau hoe een professor eruit moet zien, want ik zie aan de verschillende tafeltjes niemand die in aanmerking komt voor die titel. Ik bel, ondertussen om mij heen kijkend. Mijn telefoontje wordt beantwoord en op drie meter afstand hoor ik tegelijkertijd iemand hartelijk lachen. Aangenaam, de professor, Alex van Stipriaan. In 1974 komt hij voor het eerst met Surinaamse vrienden naar ons land op vakantie. Het is liefde op het eerste gezicht en ‘die liefde is nooit meer overgegaan’. Bijna vijfendertig jaar onderhoudt hij inmiddels een lat-relatie met zijn geliefde Suriname. Regelmatig bezoekt en onderzoekt hij ons land, regelmatig ook haalt hij zijn ‘geliefde tropenland’ naar Nederland in de vorm van een tentoonstelling, een boek, een lezing, een documentaire.
Van de romantiek naar de feiten. Van Stipriaan, Alex (1954) studeert niet-Westerse geschiedenis in Amsterdam. Zijn doctoraalscriptie schrijft hij over een koffieplantage: ‘Hoe Somerszorg op de koffie kwam’ (1981). Daarna volgt zijn proefschrift over de plantageslavernij in Suriname. Hij promoveert met lof. Het proefschrift verschijnt in 1993 in boekvorm: ‘Surinaams contrast. Roofbouw en overleven in een Caraïbische plantagekolonie 1750 – 1863’. Alex: “Een standaardwerk waar ik nog steeds heel trots op ben.” Dit boek werd onlangs opnieuw uitgegeven.
In 1997 wordt hij hoogleraar niet-Westerse geschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In die positie raakt hij na verloop van tijd ‘zijn vak een beetje kwijt’, onder druk van papieren rompslomp en managementstaken. Hij gaat op zoek naar een positie waarbij hij zijn vak weer kan uitoefenen en vindt een ideale combinatie als hoogleraar Caribische Geschiedenis in Rotterdam en curator voor Zuid-Amerika en het Caribisch gebied bij het Tropenmuseum in Amsterdam. “Ik heb mijn vak weer terug. Hier zit een blij en tevreden mens. Ik heb echt het gevoel dat ik de ideale combinatie heb gevonden.”
Globalisering
Momenteel is Alex hier voor een groot project voor het Tropenmuseum. Het wordt een tentoonstelling met als leidraad de vraag ‘Hoe overleeft de Marroncultuur in tijden van globalisering?’. Hij werkt in dit verband al meer dan twee jaar samen met Felix de Rooy, beeldend kunstenaar, filmmaker en tentoonstellingsmaker. De tentoonstelling wordt op 3 november geopend. Bij die tentoonstelling verschijnt ook een boek, “niet zwaar wetenschappelijk, maar ook geen koffiepraat”.
Het museum heeft al een verzameling Marron-objecten uit de koloniale tijd, heel historisch en gericht op het exotische. Deze collectie wordt aangevuld met materiaal over het hier en nu. Naast het bekende houtsnijwerk is er ook plaats voor hedendaagse kunst, van Marcel Pinas, Lobi Cognac, de kunstenaars van Totomboti en Oscar Adogo. De laatste maakt meubels, vooral stoelen, mooi én je kunt er op zitten. Daarnaast maakt hij prachtige beeldhouwwerken. Eén van die werken, een soort waterval van twee meter hoog, komt aan de ingang van de tentoonstelling te staan. Adogo noemt het zelf ‘de doorbraak’. “Wat we willen laten zien is niet een ‘zielige cultuur’ die verdwijnt. Nee er is van alles gaande. Die titel van het werk kun je nog op een andere manier uitleggen, het is niet meer de buitenwereld die naar het bos komt, maar de Marrons veroveren de stad, ook daar zien we een doorbraak. We laten verhalen zien, manieren van denken, muziek, dans, leefstijlen. Met cameraman Jurgen Lisse en Erna Aviankoi als intermediair hebben we films gemaakt van het dagelijks leven, arbeid, kunst, religie en onderwijs. We hebben mensen geïnterviewd in het binnenland, in de stad, in Frans-Guyana. Van arm tot rijk, van jong tot oud, van granmans tot ministers, van King Koyeba tot het voetbalveld op Sunny Point. We zijn ook op en in het stuwmeer gaan filmen, op zoek naar de verdronken cultuur. Van die cultuur is niets meer gevonden, alles ligt verborgen onder een dikke laag slib. Die beelden brengen we als onderdeel van het stuwmeerverhaal, een dramatisch en traumatisch verhaal. We laten zien dat het verleden grotendeels is bedekt, maar de pijn is er bij velen nog steeds.
“Tegelijk laten we ook zien dat Marroncultuur altijd in beweging is geweest via missie, handel en vrachtvaart, onderwijs, bestuur en migratie. Als we kijken naar de textielkunst, de panji’s bijvoorbeeld, die heeft een gigantische ontwikkeling doorgemaakt. Van stoffen die uitgedeeld werden op de plantages tijdens de slavernij, naar stoffen die men jaarlijks aan de Marrons betaalde, als onderdeel van de vredestractaten.
Langzamerhand zijn de mensen die stoffen gaan borduren, er zijn bepaalde patronen ontstaan, patchwork, borduursels. Die patronen veranderen tot de dag van vandaag. Sinds een maand kun je zelfs een Obama panji kopen in twee varianten: de ene is zwart-wit, verwijzend naar de afkomst van Obama, de andere is gericht op zijn rol als vredesstichter, compleet met vredesduiven.
“De positie van de Marrons in de stad is een hele lastige en tegelijkertijd zien we ook een hele duidelijke emancipatiebeweging. Juist daarom vind ik het belangrijk om met dit project bezig te zijn. Je zet ook de problematiek op de kaart. Het wordt moeilijker om maar net te doen alsof het er niet is. Ik kan alleen met wetenschap bezig zijn als ik tegelijkertijd ook bezig kan zijn met de gewone mensen. Het moet samengaan.”
Cultuurhuizen
“Zo’n tentoonstelling is tijdelijk en staat bovendien in Nederland. Daarom willen we voor Suriname iets doen dat blijvend is. In het verlengde van dit project zijn er plannen om in het binnenland ‘cultuurhuizen’ opzetten. We starten met een proef op twee plaatsen, Asidonopo en Drietabiki. Eerst zoeken we naar mensen die verantwoordelijkheid wil-len nemen voor een plek waar cultuur zorgvuldig bewaard wordt. Daarvoor is training, kennis en bewustwording nodig.
“Een soort rolmodel is het museum dat binnenkort in Pikinslee wordt geopend en uit het initiatief van enkele lokale kunstenaars is ontstaan. We werken met hen samen en zoeken naar manieren waarop je cultuur kunt uitdragen en stimuleren, maar ook aan cultuur kunt verdienen. Het mes moet aan twee kanten snijden. Met die ‘cultuurhuizen’ ontstaat er in het binnenland een soort ‘cultuurspoor’. Op de ene plaats staat uiteindelijk een soort museum, op de andere een archief of bibliotheek, elders een theater of mediacentrum. Er is in het binnenland zo ontzettend veel materiaal dat kan worden verzameld en aan het publiek getoond. Er is zoveel materiaal over de Marroncultuur elders verzameld. Al die films, boeken, foto’s, geluidsopnamen kunnen in zo’n cultuurhuis ter beschikking worden gesteld. Tegelijkertijd is het zeer aantrekkelijk om aan toeristen en andere bezoekers te laten zien. Toeristen willen niet alleen in hun verblijf zitten, ze willen iets doen.”
Vechten
Mensen van hier verwijten mensen van daar wel eens dat ze hier komen om onderzoek te doen met geld van daar, om er zelf beter van te worden. Als ik Alex die uitspraak voorleg kijkt hij weg, hij zucht, hij zwijgt. “Wat moet ik daar nou op zeggen? Punt één, er wordt altijd vrij makkelijk van uit gegaan dat in Nederland het geld voor het oprapen ligt. Dat is echt niet het geval, je moet heel hard vechten om aan fondsen te komen.
“Het principe dat mensen in een ander land onderzoek doen met geld uit hun eigen land is een heel goed wetenschappelijk principe. De beste historische studies van de laatste twintig jaar over Nederland zijn voor de helft geschreven met buitenlands geld. Het zou wat meer in balans moeten zijn. Je ziet hier inderdaad heel veel Nederlandse onderzoekers. Het tweede is dat ik zelf bij alles wat ik gedaan heb op de een of andere manier ook voor dit land iets heb gedaan. Dat mag Suriname ook verwachten.
“Daarnaast denk ik dat onderzoekers hier ook wel eens iets creatiever kunnen worden in het vinden van fondsen. Ze zijn er wel, nu met ‘twinning’ al helemaal. Je moet wel met een Nederlandse partner samen werken, tja, zo zit de wereld in elkaar. Het geld zit in Amerika, in Nederland of in Japan, maar geldschieters spelen nooit alleen maar Sinterklaas. Of je dat nou goed vindt of slecht, die ongelijkheid is een realiteit. Ga een partnership aan met een universiteit in Nederland, of een onderzoeksinstituut in Amerika. Zoek het op en natuurlijk, daar lopen botte Hollanders rond die niks begrijpen van Suriname. Daar moet je mee dealen, even je frustraties opzij zetten en je creativiteit gebruiken.”
Belevingswereld
Een uitstapje naar het geschiedenisonderwijs op onze scholen, hoe kijkt hij daar tegen aan. “Er zou meer gedaan kunnen worden aan het eigen initiatief, de eigen creativiteit en het eigen analytisch vermogen van leerlingen. Het is heel vaak stampen en uit het hoofd leren en correct navertellen wat de leerkracht heeft verteld. Het wordt niet altijd gewaardeerd, als een kind met een eigen initiatief komt, of een eigen mening heeft. “Geschiedenis en aardrijkskunde zijn bij uitstek de vakken waar je bij de eigen belevingswereld van kinderen kunt aansluiten en ze bewuster kunt maken van de wereld waarin ze leven. De basiskennis staat dan wel in de boeken, daarnaast ligt de kennis ook op straat. Ga na wat de geschiedenis is van je eigen huis, je eigen straat. Prikkel de nieuwsgierigheid, leer leerlingen vragen stellen. Maar ja, het stellen van vragen, nieuwsgierigheid zijn, dat is in de Surinaamse cultuur ‘vrijpostig’. De centrale vraag is, hoe kun je nu in de Surinaamse cultuur, op een Surinaamse manier nieuwsgierigheid ontwikkelen en het stellen van vragen stimuleren.”
Hoop
“Voor mij is geschiedenis ook altijd iets van hoop, van mensen die bijvoorbeeld tijdens de slavernij ondanks alles hun lot in eigen hand namen, in verzet kwamen, hun eigen leven vorm gaven, hun eigen cultuur hebben gecreëerd. Als je dat verhaal vertelt geef je ‘gewone’ mensen ook een rolmodel, ze zien ‘ik kan ook wat doen’. Bijna niemand is zo’n held als Boni of Mandela. Niet iedereen durft zulke risico’s te nemen, je denkt bijvoorbeeld ook aan je kinderen die je moet beschermen.
“Maar geschiedenis is zoveel meer dan helden en schurken. Door mensen tot held te maken ontmenselijk je ze ook. Ze worden onbereikbaar, ‘zo kan ik nooit zijn’. Maar die helden hebben ook hun fouten gemaakt. Ik weet nog dat ik las hoezeer Martin Luther King als echtgenoot en vader gefaald heeft. Ik was zo teleurgesteld. Maar later merkte ik dat hij daardoor ook een stuk dichterbij was gekomen. Helden kunnen niet bestaan zonder een hele grote groep mannen en vrouwen die hen dragen. Het verhaal van al die mensen wil ik graag vertellen. Van mijn moeder heb ik geleerd, je hoeft niet altijd groot of groots te zijn, het kleine is minstens zo belangrijk. Ik zie het wel als mijn taak om wetenschap te bedrijven die dienstbaar is aan de samenleving, te laten zien die professor is er niet alleen voor zichzelf, maar ook om de samenleving vooruit te brengen, om bruggen te slaan.”