Zwarte harige neusjes
Voor kinderen kan de Surinamer streng zijn, maar bij het zien van zijn vogeltje smelt hij. Weerloze liefde voor die ondeugende monki-monki, die rebbelende papegaai, die trouwe hond of kat. Kortom: een
rubriek over mensen en hun dierbaarste huisgenoot.
Snuffelende geluiden vanachter een muurtje. De zwarte harige neusjes van de pakira’s Pumba en Bertha zijn niet gewend aan de geur van vreemden. Ze knorren en krassen, maar als Juliette met haar hand in de roze neusgaten kriebelt worden de dieren weer rustig.
Ze staan naast elkaar in hun eigen privé bos, een zeven meter lange strook modder, begroeid met struikjes en boompjes. Vlak achter het huis van Juliette in Maretraite. In de modder ligt wat kinderspeelgoed. Juliette vertelt dat haar kleindochter van twee dat altijd over het hek van de beesten heen gooit. “Dan hebben ze ook een speeltje.”
Juliette heeft de pakira’s nu al bijna elf jaar. Haar broer kwam er op een dag mee aanzetten. “Hij belde me op en vertelde dat hij speelgoed voor ons mee had genomen uit het bos, waar hij als operator werkt. Ik dacht: leuk, een teddybeertje of zo. Maar toen hij voor de deur stond en uit het borstzakje van zijn blouse twee kleine bosvarkentjes te voorschijn toverde kon ik mijn ogen niet geloven. Zoiets had ik nog nooit gezien. Ik was gelijk verkocht!”
Juliette kende niemand met een bosvarken als huisdier, maar ze wilde gelijk de zorg op zich nemen. “De arme diertjes hadden hun moeder verloren en waren anders dood gegaan.” Ze wist niets van pakira’s, maar ze behandelde ze net als een baby. “Mijn zoon en ik gaven ze pap en melk uit de fles, ze sliepen in een doos naast het bed en ze mochten overal door het huis lopen. Zo schattig waren ze, maar op een gegeven moment werden ze gewoon te groot. Ze begonnen hoektanden te krijgen, dus we besloten een klein modderpaleisje voor ze te maken in de tuin, waar ze heerlijk konden wroeten.”
Haar dochters gaven ze de namen Pumba en Bertha. “Ze hadden die tekenfilm van Disney, The Lion King, gezien en Pumba uit de film leek natuurlijk sprekend op onze pakira. Het mannetje werd Pumba en het vrouwtje kreeg de naam Bertha, want dat vonden ze wel mooi samengaan. Het grappige is dat ze nu ook echt naar hun naam luisteren. Het zijn best slimme beesten.”
Waarschijnlijk zijn het broer en zus. “Ze zijn onafscheidelijk. Ze slapen iedere avond tegen elkaar aan, met het hoofd van de één tegen de billen van de ander. Ze hebben geen vaste slaapplek in hun territorium, alles is goed, als ze maar bij elkaar zijn. Ik vind het ook bijzonder dat ze nog nooit hebben gepaard. Ze hebben denk ik toch een instinct dat ze waarschuwt voor incest.”
“Toen we zeven jaar geleden gingen verhuizen moesten we ze omstebeurt met de auto naar het nieuwe huis brengen. Ze willen alleen door mijn zoon en mij opgetild worden. Dus we reden met zijn tweeën naar ons nieuwe huis met steeds een van die beesten op de achterbank. Het was een onwijs maf gezicht. Ze schreeuwden, knorden en krijsten. Ik denk dat het meer kwam omdat ze elkaar zo misten, dan om de autorit.”
De zeventien kilo wegende varkens eten samen bijna vijftien kilo voedsel per dag. “Iedere ochtend smeert mijn zoon acht broden voor ze, met pindakaas en hagelslag. Hij legt ze in de koelkast en ik moet ze om elf uur te eten geven. Voor het avondeten kook ik apart een maaltijd voor ze, rijst met sardine uit blik, cornedbeef of afvalvlees van restaurants. Ze krijgen allebei vijf grote opscheplepels.”
“Het zijn hele sterke beesten, ze zijn maar een keer in hun leven ziek geweest. Allebei moesten ze naar de dierenarts, die ook nog nooit een pakira had behandeld. Maar gelukkig had hij wel theorie-ervaring. Pumba en Bertha kregen een antibioticakuurtje en waren nog dezelfde dag weer beter.”
De beesten zijn volgens Juliette jammer genoeg wel heel eenkennig. “Alleen mijn zoon en ik mogen in hun tuintje komen, anders worden ze erg agressief. En hoewel het nooit gebeurd is, weet ik dat ze een enorme hap uit je kuit kunnen bijten. Zelfs ik ben af en toe een beetje bang. Ze zijn zo groot en sterk en hebben zulke scherpe snijtanden. Maar mijn zoon knuffelt en speelt iedere dag met ze.”
Af en toe denkt Juliette er over om ze als waakvarkens te gebruiken. “Mijn honden doen echt niets als er vreemden bij het huis komen, maar Pumba en Bertha gaan keihard gillen als ze iets vreemds ruiken. Veel effectiever dan die slapende slomerds. Ik denk dat een inbreker als hij zoiets vreemds zou zien al van schrik gillend weg zou rennen.”
Maar volgens haar is een hele tuin voor die beesten ook niet het beste plan. “Ze zijn continu aan het graven en ravotten, dus onze hele tuin zou een smeerboel vol kuilen worden. En ze kunnen ook nog eens vreselijk stinken, vooral in de regentijd.” Gelukkig heeft ze daar wat op gevonden. “We spuiten om de paar weken het desinfectiemiddel Crioline in hun modder en dat lijken ze heerlijk te vinden. Ze gaan er lekker in rollen en ruiken voor een paar dagen weer fris. Af en toe proberen we ze ook met een hogedrukspuit te wassen. Maar dat zien ze als spelletje en dan rennen ze keihard weg.”
Eén keer hebben ze problemen gehad met hun varkens. “Eén van onze honden was op de één of andere manier in de kooi van de bosvarkens terechtgekomen. Bertha vond het niet leuk. Ze nam het kleine kopje van de hond in haar bek en liet niet meer los. We waren zo bang en deden het hek open om de hond te redden. Een andere hond sprong er op af en heeft de hond met de kleine kop gered. Die heeft nu wel zijn lesje geleerd. Hij komt alleen nog maar aan de voorkant van ons huis.”
“Ik geniet echt enorm van de beesten, maar ik weet niet of ik het nog een keer zou doen. Hun zorg kost me veel geld en ik heb geen idee hoe oud ze kunnen worden. Als we vanaf het begin hun hoektanden hadden weggehaald was het een ander verhaal, dan zouden ze waarschijnlijk minder agressief zijn. Maar ja, dan denk ik ook wel, dat ze het zonder ons nooit overleefd hadden en ze hebben nu wel een mooi leven. Ik zou nu ook niet meer zonder ze kunnen leven. Het is heerlijk om ’s ochtends lekker bij het hek te zitten en naar ze te kijken. Bertha en Pumba zijn zo grappig samen.”
LANA LEACH