Een kwart eeuw later…
Niet alleen in Suriname maar ook in Nederland wordt met spanning uitgekeken naar het verloop en de uitkomst van het decembermoordenproces. Drie Surinaamse Nederlanders, ieder op hun eigen manier betrokken, vertellen over hun hoop, twijfels en verwachtingen.
Wilfred Lionarons
Het was, zegt Wilfred Lionarons, niets anders dan de goddelijke genade die er voor zorgde dat hij geen deel uitmaakte van de groep die in december 1982 in Fort Zeelandia om het leven werd gebracht. De Surinaamse journalist was een van de targets op de dodenlijst van het militaire regime, maar juist in de week van de moorden verbleef Lionarons in de Verenigde Staten voor een congres over de economische perspectieven van het Caribisch gebied.
Na de moorden reisde hij naar Nederland om nooit meer een voet op Surinaamse bodem te zetten. “Ik had geen reden”, vertelt Lionarons, nu 82 jaar. “Mijn kinderen studeerden in Nederland. Mijn bezittingen in Suriname, waaronder mijn huis, de drukkerij en de krant, waren vernietigd. Ook na het herstel van de democratie zag ik geen aanleiding om terug te gaan. En nog steeds niet. Het land dat ik verlaten heb, ga ik niet meer aantreffen.”
In Suriname stond en staat Lionarons bekend als een journalistiek monument. Als hoofdredacteur van dagblad De Vrije Stem stond hij pal voor zijn principes, ook na de machtsovername door de militairen. Die waren niet erg gelukkig met de kritische stukken in de krant. Lionarons werd geregeld door gewapende militairen van de redactie opgehaald voor een gesprek over de reikwijdte van de persvrijheid. “Dat ging er weinig zachtzinnig aan toe. Veel geschreeuw en dreigementen. Ik moet er bij zeggen dat ze me nooit hebben aangeraakt. Anderen werden wel mishandeld, maar ik niet.”
Lionarons bleef hardnekkig kritische artikelen plaatsen, zeker toen het militaire regime begon op te schuiven naar de radicaal-linkse politiek van Cuba, Grenada en Nicaragua. “Ik heb van meet af aan gepleit voor de terugkeer van de democratie. Ik ken de geschiedenis van Latijns-Amerika. Er is geen enkel voorbeeld te vinden van een militaire dictatuur waar een land beter van geworden is. De democratie in Suriname functioneerde niet goed, maar toch. Als je de keuze hebt tussen een militaire dictatuur en een stukje democratie, moet je altijd kiezen voor een stukje democratie.”
Dat was niet iedereen met hem eens. Lionarons moest bijvoorbeeld verbeten discussies voeren met zijn aandeelhouders, die aandrongen op een gematigder toon in de krant. “De mens is van nature een opportunist”, concludeert hij. “Een dictatuur kent verschrikkelijk veel meelopers. Die mensen kiezen eieren voor hun geld. Kijk eens hoe populair Hitler was. Zo ging het in Suriname ook. En die mensen lopen nog steeds rond, net als de dictator zelf. Er zijn veel mensen in Suriname die er geen enkele baat bij hebben dat de waarheid boven tafel komt, laat staan dat er recht wordt gesproken.”
En bij anderen overheerst de angst, vermoedt Lionarons. “Je ziet het aan de journalistiek in Suriname. Er is na al die jaren nog steeds een grote aarzeling om iets te schrijven over de decembermoorden. Men gaat de zaak liever uit de weg. Ik begrijp dat wel, de schrik zit er goed in. Maar het is niet juist. De journalistiek moet duidelijk zijn.”
Voor wat betreft het verloop van het proces hoopt de nestor dat de rechters wel stevig in de schoenen staan. “Zeker ben ik daar niet van. Ik ben zelf enkele jaren terug hier op het politiebureau in Amsterdam gehoord door de onderzoeksrechter. Ik merkte aan alles dat die man zijn werk met grote tegenzin aan het doen was. Ik zat mij in mijn stoel te verbijten. Man, stel nou eens een goede vraag!”
Ludwich van Mulier
Agitprop (samenvoeging van agitatie en propaganda) was het handelsmerk van Ludwich van Mulier, toen hij een kwart eeuw geleden optrad als voorlichter in Nederland van het Surinaamse militaire regime. Van Mulier was de man achter de Liga van Surinaamse Patriotten, opgericht om de invloed te neutraliseren van de Raad voor de Bevrijding van Suriname, en leverde het gros van de verhalen in de Suriname-Nieuwsbrief waarin tegenstanders van Bouterse weinig fijnzinnig voor schut werden gezet. Publieke optredens handelden Van Mulier en zijn medestanders bij voorkeur gestoken in legeruniform af. “Wij waren de schrik van de BVD”, schatert Van Mulier het een kwart eeuw na dato uit.
Het Surinaamse nationalisme was niet meer dan een thema in het werk van de dichter Van Mulier, toen hij daags na de decembermoorden werd benaderd door de Surinaamse ambassade. Deze werd belaagd door de Nederlandse media, maar kreeg van Paramaribo geen toestemming om een persverklaring af te geven. “Ik kreeg het verzoek van de ambassade om als betrokken Surinamer bij Brandpunt aan te schuiven. Daar heb ik een armzalige poging gedaan begrip te vragen voor de gebeurtenissen. In mijn ogen was het een te betreuren incident. Dat viel helemaal verkeerd in Nederland. Dat optreden is een nagel aan mijn doodskist geworden. Ik was de man die de moorden probeerde goed te praten.”
In Paramaribo was men wel te spreken over het optreden van Van Mulier. Bouterse zelf nodigde hem uit om naar Suriname te komen. “De rode loper was uitgerold. Tot mijn stomme verbazing kreeg ik het verzoek het leger toe te spreken. Van het ene op het andere moment had ik de rol van ideoloog toebedeeld gekregen. Bouterse had het gedaan en ik kwam het uitleggen, daar kwam het op neer.” Van Mulier betoogde opnieuw dat de moorden een ongelukkig incident waren, en vroeg begrip voor de militairen die volgens hem enorm in de rats zaten vanwege de aanhoudende geruchten over een Amerikaanse invasie. “Ik heb na de moorden met mijn lezingen geholpen het klimaat te verzachten”, zegt hij nu. “Daardoor kon Suriname verder.”
Terwijl de hele wereld over Bouterse heenvalt, schrijft Van Mulier een interessante maar weinig kritische biografie over de legerleider. Eerder een hagiografie; over de Decembermoorden wordt slechts in zeer vage termen gesproken. Van Mulier: “Ik ben tien jaar goed bevriend geweest met Bouterse, maar over de moorden heb ik nooit met hem gesproken. Hij is een militair. Hij praat niet over zulke zaken met een burger. Ik heb hem er ook nooit naar gevraagd. Ik begrijp dat dit vreemd klinkt, maar het was mijn zaak niet, zelfs al had ik vrienden onder de slachtoffers. Mensen als Bram Behr en Jozef Slagveer kende ik goed.”
In de jaren negentig bekoelt de relatie tussen de biograaf en zijn onderwerp. In Nederland wordt Bouterse vervolgd vanwege zijn betrokkenheid bij drugssmokkel, en hij heeft het vermoeden dat Van Mulier informatie doorspeelt naar Justitie. “Ik heb dat gerucht nooit kunnen ontzenuwen. Op een zeker moment viel ik uit de gratie. We lagen ergens met wat vrienden bij het zwembad een glas whisky te drinken en Bouterse vertelde dat hij een veldmuis nooit de sleutel zou geven van het kruitmagazijn. Ik begreep meteen dat het over mij ging. Bouterse was zeer achterdochtig geworden in die tijd. Hij ruilde zijn vrienden in voor juristen. Die had hij harder nodig.”
Voor zijn openlijke steun aan Bouterse en diens regime heeft Van Mulier volgens eigen zeggen in Nederland een hoge prijs moeten betalen. Hij geeft leiding aan een kring van Surinaamse dichters, maar er zijn mooie banen aan zijn neus voorbijgegaan. Zo was hij, weer volgens eigen zeggen, in de race om directeur te worden van het slavernij-instituut Ninsee, maar wilde de politiek per sé geen Bouterse-aanhanger hebben op die post. “Met name de biografie heeft mij de das omgedaan. Vanaf dat moment kwam ik niet meer aan de bak.” Van Mulier exploiteert nu een bedandreakfast in Paramaribo, en organiseert toeristische tripjes naar het binnenland van Suriname.
De vraag naar zijn verwachtingen van het proces, doet het vuur van het Surinaamse nationalisme niettemin ouderwets hoog oplaaien. “Juridisch kan het proces doorgang vinden, maar politiek is er een groot probleem”, fulmineert Van Mulier. “Nederland is het motortje achter dit proces, en daar kan niemand in Suriname vrede mee hebben. Het is alsof de Duitsers hier komen helpen om voormalige NSB’ers op te pakken. Er wordt een landskind opgehangen om de internationale reputatie van Suriname te herstellen. Nederland gaat oude wonden openrijten, en daarmee steekt het de lont aan voor nieuwe ontwikkelingen. Maar let op: Bouterse zal de lachende derde zijn. Hij is misschien geen groot politicus, maar wel een overlever eerste klasse.”
Rudy Polanen
In de vroege jaren tachtig bekleedde Rudy Polanen, tegenwoordig dominee in de Koningskerk aan de Amsterdamse Ostwaldstraat, een hoge functie bij de Evangelische Broeder Gemeente (EBG), met tientallen kerken, scholen en medische posten nog steeds een belangrijke maatschappelijke organisatie in Suriname. Het behoorde tot de taak van Polanen om namens de kerk uitspraken te doen over sociale kwesties, al moeten we ons daar, zegt hij nu, geen al te grote voorstelling van maken. “De kerk in Nederland sprak zich uit over de atoombom. In Suriname beperkten wij ons tot onderwerpen als de prostitutie en de hoogte van de kinderbijslag.”
Van de later tot revolutie omgedoopte coup van 1980 moest de EBG van meet af aan niets hebben. “Wat door onrecht tot stand komt, kan geen recht voortbrengen. Daarbij was het zonneklaar dat de coupplegers zelf geen idee hadden wat zij moesten doen met de door hen gegrepen macht. Op de televisie werden onbegrijpelijke verklaringen voorgelezen. Dat wekte evenmin veel vertrouwen. Het enthousiasme bij de bevolking was oppervlakkig. De meeste mensen hadden geen idee wat er aan de hand was. Er was de hoop dat er een einde zou worden gemaakt aan de corruptie. Dat bleek ook een illusie. Zoals er na tachtig is gegraaid, zo is er voor tachtig nooit gegraaid.”
De welwillendheid ten opzichte van het nieuwe regime maakte al snel plaats voor angst en achterdocht, zeker toen overal in het land naar Cubaans model volksmilities werden opgericht. “De leden waren voornamelijk mensen die voorheen nooit aan de bak kwamen in Suriname”, vertelt Polanen. “Zij waren fanatiek en rancuneus. Mensen werden voorzichtig en gingen op hun woorden letten. De militaire politie aarzelde niet om er op los te slaan. Dat zorgde voor een klimaat waarin niemand nog iemand durfde te vertrouwen. En de scheidslijnen liepen soms dwars door families heen. Mijn jongste broer was ook lid van een volksmilitie. Als hij bij mijn moeder binnenliep, was dat voor mij het sein om op te stappen.”
Ondanks deze grimmige sfeer, was ook Polanen volgens eigen zeggen totaal verrast door de Decembermoorden. “Met de arrestaties waren we vertrouwd. En af en toe viel er een verdwaald schot. Maar executies op deze schaal, dat had niemand zien aankomen.” Polanen leidde zelf enkele dagen later de uitvaart van een van de vijftien doden, journalist André (Ampie) Kamperveen, tevens eigenaar van het televisiestation ABC. “Nog los van de grote persoonlijke verliezen, was de ontreddering enorm”, herinnert Polanen zich. “Bouterse en zijn mannen hadden het land in één klap beroofd van zijn exponenten: vakbondsleiders, prominente journalisten, universitaire docenten en de beste juristen van het land. Andere vooraanstaande Surinamers wilden niet langer blijven en kozen domicilie in het buitenland.”
De schrik zat er goed in, en het duurde tot 1985 tot een voorzichtig protest op gang kwam. Een kerkelijke manifestatie mondde uit in een spontane protestmars naar het presidentieel paleis. In de weken en maanden daarna werden speciale kerkdiensten gehouden, die veel publiek trokken. “Met name vrouwen dan”, lacht Polanen. “De mannen waren natuurlijk te schijterig.” De EBG nam het initiatief voor de oprichting van de Organisatie voor Vrede en Gerechtigheid (OVG), die openlijk pleitte voor rehabilitatie van de rechtstaat en herstel van de democratie. De OVG groeide uit tot een allround mensenrechtenorganisatie en een onvermoeibare aanjager van een strafproces tegen de verdachten van de Decembermoorden.
Polanen verruilde in 1989 Paramaribo voor Amsterdam. Zijn vertrek verliep niet zonder problemen. Op de startbaan werd het vliegtuig stilgezet. Polanen werd door de militaire politie opgepakt en voor verhoor overgebracht naar Fort Zeelandia. “De militairen verdachten de EBG en mij van samenwerking met Ronnie Brunswijk en het Junglecommando. Daar was niets van waar en men had ook geen poot om op te staan. Tot mijn geluk lekte het nieuws van mijn arrestatie snel uit. Op het plein voor het fort ontstond een ware oploop van nonnen, fraters, paters en leden van de kerk. Dezelfde avond mocht ik gaan.”
Vanuit Amsterdam kijkt Polanen met spanning uit naar het proces. “Ik heb er altijd op gehoopt en ben blij dat het er komt. Ik heb in de loop der jaren verschrikkelijk veel verhalen gehoord over de toedracht van de moorden, maar ik wil eindelijk wel eens weten wat er daadwerkelijk is gebeurd.
Het wordt natuurlijk een legpuzzel na al die jaren en er zullen hier en daar wel stukjes ontbreken, maar er ontstaat ongetwijfeld een beeld. En dat is goed voor de toekomst van Suriname. Er wordt wel gezegd dat we in staat moeten zijn om te vergeven. Dat klopt als een bus.
Maar om te kunnen vergeven, moet ik wel eerst weten wat er precies te
vergeven valt.”
PATRICK MEERSHOEK
COPYRIGHT HET PAROOL