Het bestaansrecht van winti
Op het Frimangron-plein werd op 19 oktober een bijzondere en openbare Kondre Banya Prey georganiseerd door de stichting Fiti Fu Wini. Deze Banya werd gehouden om de voorouders te vereren en in de hoop dat deze zouden kunnen aangeven hoe de problemen in Suriname kunnen en moeten worden aangepakt. Ook Parbode was aanwezig en verdiepte zich in de oorsprong van de winti
Claudetta Toney, voorzitter van de stichting Fiti Fu Wini, kreeg in 2002 in trance de boodschap om deze Kondre Banya Prey te organiseren en ging aan de slag om deze haast ondoenlijke taak te volbrengen. De geestelijke leiding lag in handen van Marie Starke.
Circa duizenden mensen woonden de plechtigheden en de dansen bij. De drummers en zangers van de groep Todoi uit Latour inspireerden de dansers op bijzondere wijze door het spel op de bus-kondre dron en met oude teksten die bij de gelegenheid aansloten. Bij de Banya gaat het erom de Ye-ye’s van de voorouders te eren. “De grondgedachte van de banya-prey is ondermeer vergevingsgezindheid, het komen tot oplossingen voor levensvraagstukken en het brengen van dank aan degenen die opofferingsgezind waren en het leven hebben geschonken aan ons”, legt wintibelijder Juliën Zaalman uit. “Wie zijn verleden niet waardeert zal geen begrip op kunnen brengen voor de eigen waarden en normen.”
De voorbereidingen voor deze dag en nacht hielden in dat er 68 zogeheten pai’s werden geplaatst in en rond Paramaribo, Para, Saramacca, Commewijne, Coppenamepunt en Coronie. Een klus waar veel menskracht en geld voor nodig was en is. Bestuur en leden van de vereniging Fiti Fu Wini, een groot aantal culturele organisaties en verenigingen, officiële instanties met betrekking tot de verstrekte vergunningen, en vele particulieren gaven hun steun en medewerking. Zij trokken er massaal op uit om de pai’s te plaatsen op de aangegeven plekken in het land. Na de banya van 19 oktober volgde op 28 oktober een Ala Kondre Taktangi. Een feestelijke dankzegging voor alle goeds dat voortkwam uit de Banya, en wederom waren ruim duizenden mensen aanwezig. Vanuit Nederland kwam een grote delegatie naar Suriname en men ondersteunde de organisatie op veel gebieden. Via de radio kon men overzee meegenieten. Hellen Mijnals inspireerde de talloze Surinaamse Nederlanders om vanuit de verte “Mee te doen.” Maar nog is het werk niet af.
De AfroSurinamers treden naar de voorgrond en in dit kader gaan we dieper in op de achtergronden van de Afro-Surinaamse religie Winti.
Het enige dat onze Afrikaanse voorouders uit hun continent hebben kunnen meenemen waren hun genen en hun Goden. Niet zoals de Hindoestanen en de Javanen, die hier kwamen met een geloof dat werd gerespecteerd; deze mensen brachten hun pandit of imam mee en hen werd op religieus gebied geen strobreed in de weg gelegd. Maar met de Afrikaan lag dat anders. Heidenen, zo werden ze gezien. Afgoderij en satanisme beleden ze. Met nadruk werd door de christelijken tot op de dag van vandaag gewezen op de magische handelingen en het kwaad. Een ongenuanceerd en kortzichtig beeld, zeker gezien de ongelooflijk boeiende en ingewikkelde filosofische structuren van Afrikaanse religies.
Het vangt aan bij het scheppingsverhaal zoals dat in variaties bij de verschillende bevolkingsgroepen voorkomt en waarvan de variaties van de Dogon en de Ba- ram- ba, het meest bestudeerd zijn, door onder andere de Franse wetenschapper Marcel Griaules en professor Odera Uruku uit Nairobi. De Ba-ram-ba zijn een volk uit het zuiden van de Soedan en zonder al te diep in te gaan op de filosofische en theologische problematiek komt hun visie op het volgende neer: De wereld is geschapen door God, de Enige en Allerhoogste. Maar dan komt het: God kon de wereld scheppen omdat alles al bestond in de vorm van de Idee in de kosmos, een oersoep of chaos, waarin ordening gebracht werd. De Idee van alles wat geschapen werd, lag besloten in energie. Het werk van God bestond uit het als het ware “losmaken” van dat Idee, deze om te zetten in trillingen, deze trillingen werden geluid, het geluid vormde een woord, God sprak het woord uit en gaf het bestaande Idee via dat woord gestalte. Toen God het woord licht uitsprak was het licht en daar hij zo alles uitsprak en daarbij het begrip dat erbij hoorde gestalte gaf, ontstonden donker en licht, aarde, sterren en maan. En voorts alle dingen en zaken die op de aarde aanwezig zijn. God schiep de mens naar zijn beeld en daarom is de mens als enige in de schepping in staat ideeën te hebben en te creëren. De kosmos is eivormig, evenals de wereld. Een begrip dat ook door de Dogon wordt gehanteerd. Geluid, toon, was het allereerste begin van waaruit de gehele schepping is ontstaan.
Geleerden uit onze eeuw hebben middels metingen inmiddels ontdekt dat de kosmos niet rond maar ellipsvormig is, dus zeg maar een ei. Maar voordat God alles gestalte gaf stelde Hij dat de aarde niet kon zonder Goden, die direct betrokken waren bij de elementen die Hij schiep. Om die reden en om de mensen bij te staan in het dagelijkse en tijdelijke bestaan op aarde, schiep Hij de Goden van vier pantheons. Luch, water, land en het bos. Deze Goden hebben tot taak de schepping, inclusief de mensen op het juiste pad te houden en zo nodig te corrigeren. Want alles wat de mens doet of laat, heeft invloed op het leven van het nageslacht. Niet alleen is alles wat leeft geladen met die Goddelijke kennis en kracht, maar ook de rotsen het zand en de dingen zijn ervan doordrongen.
Als enige heeft de mens bovendien het spraak- en denkvermogen. Met name dient men zeer zorgvuldig om te gaan met woorden: De gedachte (Idee) en de gestalte van de gedachte (daad) staan nauw in verband immers met de eerste scheppingsdaden. De idee gevolgd door het woord en de uitvoering. God heeft alles geschapen naar zijn beeld, inclusief wat hijzelf aan kennis bezit. Daarna is God ver van de aarde gaan wonen en heeft het dagelijks bestuur overgelaten aan de eveneens door Hem geschapen Goden van de vier pantheons. De mensen, die naar Zijn beeld zijn geschapen hebben alle kennis, alleen zijn niet alle mensen in staat om die kennis ook te gebruiken. Daarvoor dient men een zuivere, reine ziel en geest te bezitten. In Afrika wordt een dergelijke persoon Saga genoemd en de filosofische benaming van het Afrikaans denken “sagacity”, gebaseerd op de identificatie van mannen en vrouwen van grote wijsheid en kracht met een aangeboren inzicht. Het bezit van zo een geest en ziel is de uiteindelijke fase waarin de mens terecht moet komen. Voeg hierbij nog een uitermate gecompliceerde getalsymboliek en een gedegen moraal, ethiek en rechtsgevoel, een grote plaats voor de uitgebreide familieverbanden en je hebt in een notendop, de religie die onze voorouders hebben meegebracht uit Afrika. Ook de Afro-Surinaamse religie Winti, vindt in dit denken haar bestaansrecht.