Toekans als aquarelletjes
Voor kinderen kan de Surinamer streng zijn, maar bij het zien van zijn vogeltje smelt hij. Weerloze liefde voor die ondeugende monki-monki, die rebbelende papegaai, die trouwe hond of kat. Kortom: een rubriek over mensen en hun dierbaarste huisgenoot.
Dwalend door de lanen van Ma Retraite viel mijn oog plotseling op die grote volière waarin een toekan hupte, geschilderd met de penselen van Caran d’Ache: kwistig blauwe oogschaduw, een witte borst met een okergele vlam, beneden afgezet met oranje en verder, als scherp contrast, dat zwarte verenpak. Uit het vogelhuisje binnen de kooi stak nóg zo’n buitenproportionele snavel, groter nog dan die van zijn partner.
Daar moest ik het mijne van weten. En op een luid ‘klop, klop’ mocht ik zó binnen komen. Cristina liet me binnen en stelde me direct voor aan Drindrin (naar de beltoon van haar telefoon) en Rompy (wat in het Italiaans iets ergs moet betekenen dat naar castratie klinkt). Het zijn prachtige vogels die direct erg spontaan en nieuwsgierig kennis komen maken.
Daar zij Italiaans van oorsprong is, condoleer ik haar hartelijk met de smartelijke dood van haar, in alle opzichten grote, landgenoot Luciano Pavarotti. Ze lacht vertederd: “Zie je dat bananenblad buiten op het balkon? Daar leg ik altijd rijstkorrels en stukjes brood in voor Pavarotti and friends! Elke ochtend rond zeven uur komen hij en de andere vogels uit de buurt hier ontbijten. Dan wekken ze ons met getsjilp en zang.
Op de veranda staat nóg een grote vogelkooi. Met daarin, nogal eenzaam, een gele vogel (de soortnaam, cocketils, kon ik in het woordenboek niet terugvinden). Hij schijnt een geïmporteerde Australische liefdesvogel te zijn. “Ik had ze gekocht als paartje, maar het vrouwtje is ontsnapt. Twee dagen lang heeft ze in die boom aan de overkant van de straat gezeten, ik riep: ‘Kom nou toch terug naar je echtgenoot!’ Maar ze durfde niet. Twee dagen heb ik radeloos lopen huilen. Toen is ze verdwenen. Nee, ik heb haar nooit weer terug gezien. Ik denk ook niet dat ze nog leeft. Vogels die opgroeien in gevangenschap zijn niet streetwise, die overleven niet in vrijheid. Ik had ze destijds gekocht voor mijn vriend zijn verjaardag. En om de pijn te verzachten ben ik toen teruggegaan naar die dierenwinkel aan de Mahonielaan om deze twee toekans voor hem te kopen. Dat was een schot in de roos, we zijn er alletwee gek mee!”
Mitch is pas aan het eind van de middag weer thuis, hij heet eigenlijk Demos Mitchell, maar iedereen kent hem als Mitch, de Mitch die werkt als manager van het Ambassador casino hier in Paramaribo. Van oorsprong komt hij van Rhodesia, het huidige Zimbabwe. “We woonden in de hoofdstad, Salisbury, later Harare, maar in het weekend bezochten we steevast onze neef die een boerderij op het platteland had. Dát was mijn jeugd, op die plek leerde ik de wildernis kennen, op de boerderij ben ik echt gegroeid van jongen tot man. Mijn vader was een hengelfanaat. En gek op vogels. Daar jaagden we op, ja, toen nog wel. Ik weet nog, de guinea fowl, de parelhoen, die was vréselijk moeilijk om te schieten, hoog kon hij niet vliegen, maar hij was wel snel en wendbaar, dus ik weet niet hoeveel verstuikte enkels het ons gekost heeft om hem tenslotte aan het spit te kunnen rijgen… Het was mijn introductie tot wildlife. Maar na de oorlog van 1980, ik diende in het leger, ben ik uitgeweken naar Zuid-Afrika en sindsdien schiet ik de wilde dieren nog slechts met mijn camera.
“Als casinomedewerker heb ik, vooral op grote cruiseschepen, mijn hele leven over de wereld gezworven. Geen tijd, geen plaats voor huisdieren, hoewel ik op Curaçao wel een leguaan had, Harry, die altijd vanuit de boom naar me toe kwam hollen als ik thuis kwam: direct m’n auto inkruipen, zodat ik nog drie uur in de weer was om hem daar weer uit te krijgen. Maar mijn droom was altijd om exotische vogels te hebben. En daarom waren die twee toekans zo’n geweldige verrassing voor me!
“Vier maanden waren ze nog maar, en zó klein; op hun borst en onder de vleugels nog helemaal kaal; als ze zich ’s ochtends uitrekten en hun vleugels wijd uitspreidden was ik vreselijk bezorgd dat ze kou zouden vatten… Niets wisten we van toekans. Op het internet hebben we naar informatie gezocht. Zo weten we inmiddels dat er geen duidelijk onderscheid is tussen mannetjes en vrouwtjes, maar dat die ene een veel grotere snavel heeft dan die andere, dat moet toch wel ergens op wijzen? In elk geval beweert de winkelier dat het een paartje is. Dus over nóg een jaar mogen we gaan hopen op kleintjes.”
“Cristina heeft ze voor vierhonderd srd gekocht, ze zouden in gevangenschap zijn geboren, vertelde die man. Maar daar geloof ik niets van, volgens mij zijn ze als kuikens uit het nest geroofd en heeft hij ze met de hand grootgebracht. We lazen, ook op internet, dat ze in groepen van zes tot acht vogels leven. In de avond zoeken ze dan een boomholte waarin ze met z’n allen wegkruipen. Daarom hangt nu ook die nestkast in de volière, daar slapen ze ’s nachts gezellig samen in. Dat slapen is trouwens een verhaal apart: ze steken hun kop, inclusief die grote snavel, bij zonsondergang onder een vleugel en strekken hun staart verticaal naar boven. Wat er dan overblijft is één verenbal, je kunt niet meer onderscheiden wat de voor- en wat de achterkant is.”
“Vanwege het feit dat ze in grotere gemeenschappen leven, hebben we ook een spiegel in het hok gezet. Dan lijkt het toch net of ze er met méér zitten? In elk geval zijn ze uiterst geboeid door die spiegel, ze blíjven er op af komen, ervoor paraderen…”
Cristina: “Nu het overdag zo heet is, sproei ik ze rond het middaguur met de tuinslang. Héérlijk vinden ze het, dan gaan ze lekker badderen, met hun vleugels fladderen, wassen, zo druk in de weer zijn ze dan. Op de grond staat die grote gele waterbak. Daar nemen ze ook regelmatig een duik in, dan spetteren ze de hele omgeving nat.”
Mitch: “We wonen eigenlijk in Kenia. Daar hebben we een huis op het platteland. Met een geweldige tuin. Natuurlijk zijn het exotische vogels en mag je ze niet exporteren. Dus moeten we nu kijken of we een list kunnen verzinnen. Want ons ideaal is om een heel grote mooie volière voor ze te bouwen. Die twee hier achter moeten laten, dat is echt een nachtmerrie. Wie gaat er zo goed voor ze zorgen, wie vertroetelt ze zoals wij dat doen? Daar moet ik niet aan denken.”