Zelfwerkzaamheid werkt
Wie op lanti moet wachten, wacht lang. Dat hebben ze zich op de Openbaar LBGO Barronschool in Moengo goed gerealiseerd. En dus zijn leerlingen en leerkrachten samen aan de slag gegaan om het schoolcomplex op te knappen. Daar is niet alleen de school bij gebaat, de leerlingen doen tegelijkertijd kostbare praktijkervaring op.
Twee behoorlijk vervallen praktijklokalen zijn in de afgelopen twee jaar volledig door de leerlingen gerenoveerd. Ook de kantoorruimte kreeg een facelift. Eén van de motoren achter de projecten is Jan-Willem Sutorius. Twee jaar geleden liep hij als bouwkundestudent van de Haagse Hogeschool vijf maanden stage op de school. Hij inventariseerde hoe gezamenlijk en met niet al teveel geld renovatiewerkzaamheden konden worden uitgevoerd. Begin dit jaar keerde hij als vrijwilliger terug met het doel leerlingen tijdens hun studie zoveel mogelijk praktijkervaring op te laten doen. “Daardoor kunnen ze als ze klaar zijn met hun school makkelijker aan de slag bij bedrijven”, realiseert Sutorius zich.
Als eerste zijn de praktijklokalen aangepakt, met financiële steun van Stichting Ondersteuning Onderwijs Marowijne (STOOM). “Die zagen er bedroevend uit, geen omgeving waar je met plezier aan het werk ging”, zegt bouwkundedocent Nabesing Ajeki. “We hebben een plan gemaakt, de financiële middelen bij elkaar gezocht en zijn samen met de leerlingen aan de slag gegaan. Natuurlijk ging er af en toe iets mis, zoals een muurtje dat scheef werd gemetseld. Maar daar leren ze alleen maar van.”
Volgens Sutorius snijdt het mes aan meerdere kanten. “Er wordt nu een stagebureau opgezet, met als doel de techniekleerlingen stageopdrachten te laten uitvoeren waardoor ze praktijkervaring krijgen en de school wordt gerenoveerd. En we hopen dat leerlingen bij lokale bedrijven ervaring kunnen opdoen, waar uiteraard ook de bedrijven zelf voordeel van hebben.”
Chaotisch
Maar niet alles verloopt even soepel, want het tekenlokaal annex expositieruimte staat er al enige tijd half afgebouwd bij. Volgens Ajeki is dat niet de schuld van de leerlingen. “Begin dit jaar zijn hier drie stagiaires geweest van de Technische Hogeschool in Delft, met de bedoeling om, ook met geld van STOOM, binnen hun stagetijd het lokaal te bouwen. Maar ze kwamen zonder strak plan, zonder schema. Dat kan natuurlijk niet. Als je gaat bouwen plan je alles vooraf. De eerste week doe ik dit, de tweede week doe ik dat. Bovendien waren er teveel bazen, Dus het verliep veel te chaotisch en uiteindelijk zijn ze vertrokken zonder dat het af was.”
Het afbouwen gaat de school nu nog de nodige kopzorg opleveren. Ajeki: “Het geld is op. Dat is ook te danken aan het feit dat de drie studenten niet op de kosten hebben gelet. Ze hebben bijvoorbeeld drie trucks met betonmortel uit Paramaribo laten komen, voor 7.000 srd per truck. Overdreven natuurlijk, want we hadden hier het beton ook zelf kunnen maken. Daar hadden de leerlingen ook wat van opgestoken. Maar dat paste weer niet in het plan van de stagiaires. Daardoor hebben we nu geen geld voor onder meer het dak.”
Toch overheerst bij iedereen de tevredenheid. Directrice Mardya Doelkamid meent dat haar school een voorbeeldfunctie heeft. “Wat wij doen, kunnen veel andere scholen ook. Als je blijft wachten op de overheid, kom je niet vooruit. Je kunt wel klagen dat het ministerie te weinig doet, maar dat is niet altijd terecht. Men moet zich realiseren dat de overheid niet genoeg geld heeft, dus kun je zaken beter zelf aanpakken. Stilstand betekent achteruitgang.”
Oorlog
Sinds haar aantreden als directrice in 1994 is de school actief bezig om voor uiteenlopende projecten geld in te zamelen. “Door de binnenlandse oorlog was het gebouw behoorlijk aangetast. In 1986, bij het uitbreken van de oorlog, werd de school gesloten en in datzelfde jaar werd onder meer het kantoor in de as gelegd. In 1988 werd het onderwijs weer opgestart, maar we begonnen in het gebouw van de Mulo, aan de overkant. Druppelsgewijs kwamen de leerlingen terug, in 1989 verhuisden we weer naar ons eigen terrein.”
Dat er nadien veel moest gebeuren, behoeft geen betoog. De oorlog had zijn sporen nagelaten, het terrein was een puinhoop en veel lokalen waren nauwelijks geschikt om les in te geven. Doelkamid: “Vanaf 1994 zijn we onder meer zelfgemaakte werkstukken gaan verkopen. Daarnaast hebben we via donoren de nodige steun gehad. Zo heeft de Nederlandse ambassade ons in 1998 naaimachines geschonken en daarna geld beschikbaar gesteld voor een grondige renovatie. Ook hebben we via Microprojecten geld voor de bouw van de omrastering van het schoolterrein gekregen. Dat project is grotendeels door de leerlingen uitgevoerd. Want dat is ons streven, leerlingen zoveel mogelijk bij alles betrekken.”
Maar ook de niet-technische studenten profiteren van de vele initiatieven die de school ontplooit. Zo is er een omvangrijk computerlokaal, waarvan de inventaris binnenkort geheel wordt gemoderniseerd. “We zijn in afwachting van een nieuwe partij computers vanuit de Verenigde Staten”, ligt Doelkamid toe.
Een van de jongste projecten is om in de toekomst zo min mogelijk last te hebben van stroomstoringen. “Tijdens lesuren gebeurt dat zo’n drie, vier keer per jaar”, aldus Ajeki. “Dus dat valt wel mee. Maar het is funest voor elektrische apparatuur, zoals computers en gereedschappen in het praktijklokaal. We hebben nu een stagiaire uit Nederland die alles voor ons in kaart brengt en een oplossing zal aandragen. Zelf een alternatieve vorm van energie, bijvoorbeeld zonnepanelen, is te duur. Waarschijnlijk gaan we ernaartoe om op een redelijk eenvoudige manier de apparatuur te beschermen.”