Boni is pikzwart
“Twee weken woont hij nu bij ons, en in die twee weken is hij ook twee keer zo groot gegroeid. Maar nog steeds is hij aanbiddelijk, toch? Boni. Zo hebben we hem genoemd, En dan roepen mensen: ‘Oh, die van My bonny is over the Ocean?’ Of: ‘Ja, natuurlijk, jullie wonen in de buurt van de Bonistraat, toch?’ Maar nee, omdat hij zo pikzwart is, hebben we hem naar de grote Boni genoemd, de in vrijheid geboren bosneger die de gevluchte slaven aanvoerde in hun strijd tegen de plantagehouders en het gouvernement. Heiligschennis?
Ach, kom, moslimkindertjes worden toch ook Mohammed genoemd? En in Mexico struikel je over de Jezussen en Maria’s, waarom mag een katje dan niet naar een zwarte held worden vernoemd? Toegegeven, hij moet nog wél in zijn rol groeien, maar hij heeft al iets heldhaftigs over zich. Zeker in het begin, toen hij voor het eerst, door het dievenijzer heen, oog in oog stond met onze twee honden… hij wankelde nog zó op z’n pootjes dat je hem met één vinger om kon duwen, maar meteen imponeren, hè, met een heel hoog kattenruggetje en een aandoenlijk dik staartje stond hij vervaarlijk te blazen! En het grappige is, die twee deinsden meteen geschrokken terug, diep onder de indruk, terwijl Boni toen qua omvang toch met gemak zo’n dertig keer in onze reu had gepast.
“Eigenlijk wilden we geen katje meer. Onze vorige had ons hart gestolen en vervolgens gebroken. Anderhalf jaar na haar komst was ze spoorloos verdwenen. De dierenarts zei: vergiftigd of voor de lol doodgeschoten. Aan haar hormonen kon het niet gelegen hebben; ze was kort daarvoor gesteriliseerd. Gelukkig heb ik de resten nooit gevonden, het verdriet was zo al groot genoeg. Dus besloten we, ook om de kinderen: geen poes meer.
“Dus kwam er een papegaai. Die inmiddels ook onwijs tam is, met iedereen wil knuffelen, je van harte schallend uit- en nalacht, kortom: die dus echt weer een nieuwe huisgenoot is geworden.
“Maar toen moest ik dus onlangs naar de tandarts. En voor de deur zat dit aanbiddelijke zwarte stukje bont heel eigenwijs en zelfverzekerd de patiënten te ontvangen. Mijn tandarts vertelde: ‘Hij is hier gisteren binnen komen lopen. Echt, met zo’n air van: zo, daar ben ik nou, knappe jongen die me hier nog weg krijgt!’ Nou is mijn tandarts ook dierengek, dus eigenlijk had ze, ook voor haar dochtertje, dit katertje best willen houden. Probleem was alleen dat ze met haar gezin kort daarop naar Nederland zou gaan voor vakantie. En hem meenemen was nou niet direct een optie.
“Of ik hem wilde. Pfoe. Gewetensvraag, hoor! Want je ziet het hartenzeer alweer in het verschiet. Heimelijk wilde ik hem zó in de auto zetten, maar ik vond dat ik het toch eerst met mijn man en kinderen moest overleggen. En toen het groene licht, mild door mijn man, juichend door de kinderen, was gegeven, holde ik de buurt door als een broedse kip: afwasbakje om in te poepen, kattenbrokjes, blikjes, schepje voor de bak, schattige kommetjes…
“Nog dezelfde avond werd ze gebracht. We stonden stijf van de opwinding. En onze herder was ook in de wolken toen het katje voor zijn ogen over de poort werd getild: hij was gek op de vorige poes geweest en zo’n kleintje vertederde hem tot in zijn teennagels. Kun je je voorstellen hoe gekwetst hij kijkt als hij steeds zijn toenaderingspogingen met een gerichte lel in z’n snuit moet bekopen?
“In het begin was Boni ziekelijk aanhankelijk. Volgens mij om zich in te likken. Ik denk overigens dat hij wel al een baasje heeft gehad: zwerfkatjes zijn veel schuwer en bovendien glansde zijn pelsje zó dat ik vermoed dat hij per ongeluk, dansend achter een vlinder, het spoor bijster is geraakt en toen door honger overmand een nieuw huis heeft gezocht. Maar goed, inmiddels is hij binnen totaal gewend en hoeft hij ook zijn best niet meer zo te doen om harten te stelen. Wat als voordeel heeft dat je niet meer voortdurend bijna je nek over hem breekt als hij kopjes gevend om je heen draait.
“Je hebt zo’n raadseltje: dat je een geit, een wolf en een kool over de rivier moet zetten, terwijl je ze alledrie moet sparen. Nou ja, misschien waren het andere dingen, essentie was dat je een list moest verzinnen om ze heelhuids te vervoeren. Zo voel ik me nu ook. Want tussen de papegaai, die overdag altijd los is, en Boni is de strijd om de hegemonie nog lang niet uitgestreden. Boni heeft wel al eens een aanval ondernomen, maar die verliep zó klungelig dat ze zich beide alleen maar een ongeluk zijn geschrokken.
“Dus nu lig ik met lekker weer op de veranda in de hangmat, de papegaai klimt van bovenaf in de touwen, Boni glipt door het dievenijzer en krabbelt naar de andere kant omhoog en de honden komen schoorvoetend met hun koppen over de rand van de mat dom staan kwispelen. En ik daar met bonkend hart tussen in: want één hap van die hondenkaken, een mep van die poezenklauw, of één knauw van die scherpe vogelsnavel: het kan allemaal in één tiende van een seconde fataal zijn… néé, mij hoef je niet meer te vertellen hoe wereldleiders zich voelen!”