Strak beton of karaktervol hout?
Wie een nieuwe woning gaat of laat bouwen, staat voor een van de belangrijkste investeringen in zijn leven. Voordat zo´n paleisje uiteindelijk werkelijkheid wordt, moeten er heel wat knopen worden doorgehakt: qua locatie, grootte, stijl, indeling, kwaliteit en, last but not least, bouwmateriaal. Afgaand op de voornamelijk betonnen woningen die verrijzen, is hout de laatste tijd in ongenade gevallen. Is dat logisch in een land dat voor tachtig procent uit tropisch regenwoud bestaat?
Eerst maar even de eigenschappen van beide bouwmaterialen op een rijtje. Beton is goedkoop, duurzaam, brandveilig, onderhoudsvrij en rot en schimmelt meestal niet. Houtbouw is een snelle en droge methode en vergt weinig fundering door de lichte constructie. Hout is vochtregulerend en, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, brandveilig. Beton heeft als nadeel dat het vocht in de bouwelementen de eerste twee jaar na de bouw zal verdampen, wat scheurvorming tot gevolg kan hebben. Hout ‘leeft’ en zal, afhankelijk van de hardheid, in de regentijd uitzetten en weer krimpen in de droge tijd. De zogenoemde warmteaccumulatie is zwak, waardoor de woning snel opwarmt. Dit nadeel verandert ’s avonds echter in een voordeel, omdat hout ook de lagere buitentemperatuur direct doorgeeft. Beton, dat de warmte opslaat, geeft die later weer langzaam af. Uit bouwmaterialen als beton, gips, cement en baksteen kan radon vrijkomen, een gas dat ontstaat door radioactief verval van uranium. De emissie van radon binnenshuis zou longkanker kunnen veroorzaken. Qua milieubelasting geniet hout de voorkeur: het is volledig hernieuwbaar, vereist geen zware industrie tijdens de verwerking, is eenvoudig te recyclen of als brandstof te gebruiken. Daar past wel een voorbehoud bij. Om hout te verduurzamen, wordt het soms geïmpregneerd. Dat gebeurt echter met de zeer gevaarlijke stoffen chroom en arseen. Daarnaast bevat impregneer koper, niet schadelijk voor mensen maar wel voor het leven in bodem en oppervlaktewater.
Exportkwaliteit
K. Bhagwandien van ATKO Development Consultants is er heel duidelijk in: ze bieden standaard alleen betonnen woningen aan. “De beste kwaliteit hout wordt tegenwoordig geëxporteerd. Wat wordt aangeboden op de lokale markt, daar durven we onze handen niet voor in het vuur te steken. En de prijs ligt zelfs hoger dan die van beton. Van beton weet je gewoon dat het jaren zal blijven staan, zonder onderhoud en bijkomende kosten. Maar als de klant zijn woning gedeeltelijk in hout wil, dan zoeken we samen naar de beste oplossing.” Johan Kastelein van KDV Architects, liefhebber van hout als bouwmateriaal, onderschrijft de lastige verkrijgbaarheid. “Naar goed hout is het echt zoeken. Daar komt bij dat hout moet drogen, terwijl veel houtbedrijven het direct aanbieden. Maar alle levenssappen moeten eruit, voordat je het kunt verwerken. Dat proces kan versneld gebeuren in een oven, daar moet je dan wel voor betalen. Met bruinhart of groenhart heb je het duurste van het duurste te pakken, kopie en basralocus zijn average. Basralocus vind ik zelf erg prettig om te verwerken. Waar je op bedacht moet blijven, zijn insecten. Neuten, lagere of hogere, helpen om die weg te houden. En toch, ze hoeven maar een klimplant naast je woning te vinden en ze zijn binnen. Maar als je regelmatig checkt, kun je schade voor blijven.”
Willem Goedschalk is timmerman en bouwt zijn eigen woning, hoofdzakelijk van hout. Naast nieuw hout, heeft hij ook wat van een sloopwoning op de kop getikt. “Je kunt dan de beste delen selecteren en je bent er honderd procent zeker van dat het gedroogd is. Ik vind het wel jammer dat Bruynzeel dicht is, daar kocht je meteen een heel pakket.” Hij heeft een houten mal klaarliggen voor het betonnen gedeelte van zijn huis: “Als je je eigen betonstenen maakt, dan weet je dat je in de juiste verhoudingen mengt en je bent een stuk goedkoper uit.”
Zeldzaam
Om illegale houtkap tegen te gaan, is er het internationale FSC-keurmerk voor zogenoemd goed hout, ontstaan uit duurzaam bosbeheer. Houtverwerkingsbedrijf Ansoe is als eerste in Suriname het certificeringstraject ingegaan. Het doel is om dit jaar het bosbeheersplan af te ronden en de certificering volgend jaar te bemachtigen. “Dat valt nog niet mee”, zo vertelt Radjen Baldew. “Voor zo´n certificering heb je een geolied team nodig. Vanwege het beloningssysteem in Suriname is het aantrekken en behouden van gekwalificeerd kader helaas moeilijk.” Er zijn meer complicerende factoren. Baldew: “Een concessie wordt verleend voor 10 jaar, met de mogelijkheid om eenmaal te verlengen, terwijl een kapcyclus 25 jaar beslaat. In principe doe je dus je best voor een ander. De wetgeving móet worden aangepast.” Hij vindt dat er met de Boswet van 1992 veel onwerkbare regels zijn ingeslopen. “De bosbouw is daardoor afgenomen, Suriname zit ruim achtmaal onder zijn capaciteit! Hout is zeldzaam geworden, dat drijft de prijzen op. Je ziet dan ook een verandering van toepassing, het accent ligt op dak- en wandconstructies.” Negentig procent van de bedrijven exporteert niet, aldus Baldew. “Na de binnenlandse oorlog is er wel een verschuiving gekomen van de bekende naar minder bekende houtsoorten. Minder groenhart, bruinhart, purperhart, kopie en basralocus en meer fastmoving items als gronfolo en de kwari-soorten. Gronfolo wordt gezien als mindere houtsoort, maar is voor bepaalde toepassingen prima geschikt. Ook kwari voldoet goed, wel moet je het als het nat kan worden met insecticide voorbehandelen. Drogen verduurzaamt het hout in alle opzichten, geforceerd duurt dat 2-3 weken, onder een afdak 5-6 maanden.” Wat hem aan het hart gaat, is dat Suriname niet echt tropische bouw meer kent. “Amerikaanse imitatievilla’s zijn in de mode, met van die felgekleurde, warmtesparende daken.” Hij besluit: “Hout moet je met kennis toepassen, dan heb je dezelfde levensduur als beton.”
Comfortabel
Hout heeft een slechte naam als het gaat om brandveiligheid, maar die reputatie blijkt niet terecht. Bij een goede kwaliteit hout gaat de buitenste laag gloeien en uiteindelijk verkolen, hierdoor treedt zelfs brandvertraging op. Als beton warm wordt, zet het uit en kan het uit elkaar spatten. Wonen in een houten woning is dus zeker niet risicovoller dan in enig ander huis. Een ander gevaar met minder vergaande consequenties, maar een die wel bijna dagelijks de kop opsteekt, is die van oververhitting door de meedogenloze zon. Hoe kunnen we onze woning daartegen wapenen en een comfortabel binnenklimaat bereiken, ook zonder airconditioning? Johan Kastelein van KDV Architects: “Er worden altijd wel overkappingen gebouwd van zo´n 1,5 meter en ook ventilatieopeningen worden meestal aangebracht. Wat echter vaak vergeten wordt, is om de plaatsing van het huis en zijn specifieke functies af te stemmen op de windstreken. De westzijde heeft het meest te lijden van de uv-straling en warmte van de zon. Als je daar een houten muur hebt, moet die goed in de verf gezet worden. Slaapkamers plaats je bij voorkeur niet aan die kant, omdat de felle middagzon er uren op schijnt. Het oosten is altijd vol op de regen, daartegen moet de gevel dus ook beschermd worden. Natuurlijk zijn er slimmigheidjes, zoals het plaatsen van een dubbele muur als warmtebuffer. En het aanbrengen van folie achter de muur, tegen optrekkend vocht. Als je het huis op de goede manier neerzet, heb je altijd wel een lekker windje door het huis waaien. Wat men nog extra zou kunnen doen, is door middel van hoge ruimtes een luchtstroming creëren. De warme lucht stijgt op en zo blijft de woning koeler.”
Hout of beton, elk heeft zo zijn voordelen net als iedereen zijn voorkeur heeft. Maar waarom zouden we ons eigenlijk tot een keuze laten verleiden, als het ook allebei kan? Juist in Sranan met al zijn ‘moksi patu’ past een combi van beton en hout toch fantastisch in het straatbeeld?
SANDRA WIJHENKE