Albina onveilig (registered)
Ooit was Albina een populaire bestemming voor Surinamers uit de stad. Ieder zichzelf respecterend bedrijf had daar een vakantiehuis. Maar de binnenlandse oorlog (1986-1992) bracht daar verandering in. Nu maakt het grensplaatsje langs de Marowijne een verpauperde indruk, waar criminelen volgens veel bewoners vrij spel hebben.
Het pompoenenkraampje op de parkeerplaats vol taxibusjes biedt een klein beetje schaduw aan enkele mannen die schuilen voor de felle zon. Ze kijken toe hoe er af en toe van de overkant van de Marowijnerivier een korjaaltje over het rustige water komt aangetuft. Een groepje taxichauffeurs zoekt de aanmerende bootjes op om met vingers in de lucht aan te geven hoe veel plekken ze nog vrij hebben.
Maar de drukte concentreert zich vooral voor één van de barretjes met uitzicht op de Franstalige van de drie Guyana’s. Tot aan het water staan rasta’s met hun hoofd mee te bewegen op de rustige klanken van reggaemuziek die naar buiten schalt. De sfeer in Albina doet deze vrijdagmiddag gemoedelijk Caribisch aan. Maar schijn bedriegt volgens één van de inwoners, die in een rustig hoekje een sigaret staat te roken: “Het is hier een grote corrupte chaos.”
De 38-jarige Winus woont al vanaf 1996 in Albina, zoals vele boslandcreolen. “Sindsdien is de criminaliteit in het dorp enorm toegenomen”, weet hij. “Toen ik hier nog niet zo lang woonde, was het vrij rustig. In de loop der jaren is daar verandering in gekomen. Veel criminelen komen in Albina terecht, daardoor is er veel drugshandel en diefstal. Er wordt in huizen ingebroken maar ook winkels worden regelmatig beroofd. De politie hier probeert er wel wat aan te doen maar komt pas in actie als ze daadwerkelijk een misdaad plaats zien vinden. Ze moeten de dader op heterdaad betrappen. Maar omdat de politie hartstikke corrupt is, komt iemand die dan eindelijk eens wel een keer wordt betrapt er meestal gewoon vanaf door de agenten te betalen. Een paar honderd srd, het hangt er een beetje vanaf hoe erg de misdaad is.”
Puinhoop
Toen in 1992 de strijdende partijen vrede tekenden en de binnenlandse oorlog tot een einde kwam, was er niet veel meer over van Albina. Het dorpje was door de gevechten getransformeerd van een rustiek grensplaatsje naar een grote puinhoop. Veel Surinaamse inwoners zijn in die oorlogsjaren naar de overkant gevlucht en nooit meer teruggekomen. Albina ontwikkelde zich sindsdien tot een smokkelnest, waar vooral boslandcreolen hun thuisplaats vonden. Zwarte handel en criminaliteit waren er meer regel dan uitzondering. Maar minister Chandrikapersad Santokhi van Justitie en Politie besloot het dorp ‘schoon te vegen’. Volgens de meeste inwoners tot nu toe zonder al teveel resultaat.
Op een hoek in het dorp staat Dinesh Bouwmaterialen. Dwars door de winkel liggen meterslange witte schroten. Volgepropte vitrines bakenen de paden af en rekken langs alle muren puilen uit met deurklinken, cirkelzagen, weegschalen, Bison Kit, stopcontacten, en alles dat maar enigszins met de bouw van doen heeft. Eigenaar Chinchin zit bij de uitgang achter zijn twee houten bureaus vol nota’s en rekenmachines. “Ik word af en toe wel overvallen ja”, zegt de verkoper. “Tegenwoordig inderdaad vaker dan vroeger. Er heerst onrust in het dorp, er is weinig werk en daardoor veel criminaliteit. De politie doet niet veel, je weet hoe dat gaat in Suriname. Zelf kan ik er ook niks aan doen, dus het hoort er tegenwoordig bij, denk ik dan maar.”
Bassie (42) staat net een stuk PVC-buis af te rekenen aan de kassa en valt Chinchin bij: “Er komen hier veel boslandcreolen terecht, niet alleen uit Suriname, maar ook uit Frans-Guyana.
Eigen systeem
Zij leven nog volgens hun eigen systeem. Ze erkennen de grens tussen de twee landen niet, het is voor hen allemaal hetzelfde bos, alleen met een stukje rivier er tussen. Bovendien hebben ze geen papieren. Als ze dan aan de overkant door de politie om papieren wordt gevraagd, kunnen ze dat dus niet tonen en worden ze naar Suriname gestuurd. Of ze daar nou vandaan komen of niet. Op die manier komen hier veel boslandcreolen terecht die niks in Albina te zoeken hebben. Sommigen worden zo zelfs gescheiden van hun vrouw en kinderen, maar ze hebben niet eens genoeg geld om de terugtocht te kunnen betalen. Ze worden slachtoffer van het westerse systeem dat ze wordt opgedrongen. Zo’n man die hier heen wordt gestuurd raakt gefrustreerd, heeft geld nodig, en ja, daar kunnen ongelukken van komen.”
Niet ver van Dinesh zijn enkele mannen in een smal steegje aan het werk. Onder het afdakje van een Chinese winkel zijn ze bezig een nieuwe waterleiding aan te leggen. De 49-jarige Soekroe is een van de mannen, ook een boslandcreool. Het ergste vindt hij dat de politie discrimineert. “Blanke mensen kunnen overal gaan en staan waar ze willen, maar zwarte mensen worden strak gecontroleerd. Ik ben zelf een keer met een geweer in mijn gezicht gearresteerd. Daar heb ik wel een trauma aan over gehouden.
“Maar de Franse politie is nog erger. Op de rivier, uit zicht van de bewoonde wereld, worden boten met zwarte mensen er op leeggeroofd en soms zelfs beschoten. Mijn zus heeft zoiets een keer meegemaakt, veertig vaten olie door de gendarme zonder reden in beslag genomen. Een paar maanden geleden was het ook weer zo ver, en het wordt er alleen maar erger op. Bovendien moeten boslandcreolen wel in plaatsen als Albina gaan wonen, omdat ze zichzelf in het bos niet meer kunnen voorzien. Mensen die goud winnen mogen dat bijvoorbeeld niet meer doen, alles is voor de Brazilianen.”
Geboefte
De politie in Albina bleek niet bereid commentaar te leveren, maar een militair van de nabijgelegen kazerne vertelt dat de politie wel degelijk optreedt tegen criminaliteit. Hij zit op het randje van een kapotgeschoten gebouw. “Er loopt hier inderdaad veel geboefte rond”, vertelt hij. “Maar de agenten hier doen er zo veel mogelijk aan om dat tegen te gaan. Als het uit de hand loopt kunnen ze ons om versterking vragen, dan komen wij helpen. Dat gebeurt niet zo vaak, we rukken namelijk alleen uit als er gevaar dreigt. Het is meestal gerotzooi, de criminaliteit hier. Daar houden wij ons niet mee bezig. Steekproefsgewijs controleren we wel op bootjes, of de mensen of spullen aan boord niet illegaal oversteken. Als dat zo is sturen we ze terug, maar meer niet. Dat is meer een zorg voor de Fransen.”
Toch voelt niet iedereen zich onveilig in het grensplaatsje. Langs het water ligt een man rustig in zijn hangmat, in de schaduw van een pinahutje. “Ik heb niet zo veel gemerkt van criminaliteit”, zegt hij terwijl hij naar de Franse overkant kijkt. “Ik heb wel gehoord dat hier veel onrust is, maar daar heb ik in ieder geval nog geen last van gehad. Ik ben hier ook nog maar een dag of vijf. Ik kom uit Paramaribo maar lig hier nu even uit te waaien. Te relaxen. Hoe lang ik nog blijf weet ik niet, dat zie ik wel. Of ik zelf een crimineel ben? Waarom vraag je dat? En nee, ik heb liever niet dat je een foto van me neemt…”