Kansen voor kanker
Kanker is doodsoorzaak nummer drie in Suriname. Jaarlijkssterven naar schatting gemiddeld 280 mensen aan deze ziekte. Desondanks werkter nog altijd geen oncoloog in ons land en mogen patiënten van geluk sprekenals ze voor bestraling naar Colombia kunnen. Met de opening van een hypermodernradiotherapeutisch centrum in 2010 komt daar een einde aan. En maken allekankerpatiënten eindelijk een eerlijke kans op genezing.
Tot 2005 werden kankerpatiënten via de Regeling Laagfrequente Aandoeningen (RLA) naar Nederland of Curaçao gestuurd voor een behandeling. De aanwezige kennis en bestralingsapparatuur in Suriname waren eind jaren tachtig namelijk zodanig verwaarloosd dat de behandelingen op den duur gewoon zijn gestopt. Een paar jaar geleden was het RLA-potje met ontwikkelingsgelden leeg en sindsdien pompt Nederland via de zogeheten ARMULOV-regeling geld in de opbouw van lokale voorzieningen.
Volgens dokter Baptista, neuroloog in het St. Vincentius Ziekenhuis, kunnen de meeste behandelingen al in Suriname worden uitgevoerd: “Kanker kan op drie manieren bestreden worden: door een operatie, door medicijnen en door bestraling. Niet alle medicijnen zijn verkrijgbaar in Suriname. Gelukkig zijn er vaak variaties mogelijk. Zo niet, dan moet je ontheffing aanvragen bij het Ministerie van Volksgezondheid, zodat een medicijn dat de verzekering niet vergoedt alsnog geïmporteerd mag worden.”
Voor bestralingen bestaan helaas minder alternatieven. Patiënten wier leven gered kan worden door een radiotherapeutische behandeling, moeten nu eerst het Salomonsoordeel van de Geneeskundige Commissie afwachten. Iedere woensdag bespreekt dit gezelschap wie naar Colombia mag vertrekken om bestraald te worden.
Volgens A. de Weerdt, röntgenlaborant in het Academisch Ziekenhuis, krijgt slechts een beperkt aantal patiënten deze behandeling vergoed: “Het aantal zieken dat mag vertrekken is gekoppeld aan een maximum en er gelden strenge richtlijnen voor selectie. Zo mag de patiënt niet ouder zijn dan zeventig en moet de prognose gunstig zijn.” Anneke Westermann, adviseur oncologisch beleid op het Ministerie van Volksgezondheid in Suriname, vermoedt dat de commissie ook andere voorwaarden in overweging neemt: “Bij de Geneeskundige Commissie hing altijd de suggestie dat niet alleen de kwaal maar ook de connecties van de patiënt een rol speelden bij de beslissing tot uitzending.”
Vijfsterrenhotel
De heer H.D., patiënt van Baptista in het St. Vincentius Ziekenhuis, had geluk. Na anderhalve maand wachten op Nederlandse laboratoriumuitslagen en beraad van de Geneeskundige Commissie kreeg hij te horen dat hij tot de uitverkorenen behoorde. Onder begeleiding van een persoonlijke verpleegster reisde hij naar Colombia voor de bestraling van zijn borstwerveltumor. Helaas net te laat om een lichaamsverlamming te voorkomen.
Hoewel hij na anderhalf jaar nog steeds niet is genezen, is H.D. goed te spreken over zijn Colombiaanse behandeling, die gedeeltelijk werd vergoed: “Ik ben ongeveer twee maanden in Bogotá geweest. Het ziekenhuis daar was fantastisch, het leek wel een vijfsterrenhotel. Je kreeg vier keer per dag een maaltijd en je kon tien keer achter elkaar over de vloer plassen, de schoonmaaksters ruimden het meteen op. Ik heb dagen gezocht naar een vlieg of een mug in mijn kamer, maar ik heb er niet een kunnen ontdekken.” Ook op de kwaliteit van de behandeling was weinig aan te merken, vindt H.D. “De doktoren spreken goed Engels en zijn ontzettend lief. Ze leven met je mee en komen drie tot vier keer per dag aan je bed. Alles wat ze doen, wordt meteen gecheckt, zodat je niet tijden hoeft te wachten, zoals hier.”
Toen hij na een paar weken net een beetje last van heimwee begon te krijgen, werd hij naar het zogeheten Surinaams Huis overgeplaatst. Daar verbleef hij ruim een maand temidden van een stuk of vijftien andere Surinaamse patiënten. “Ik moest nog altijd dagelijks bestraald worden, maar sliep nu niet meer in het ziekenhuis. Voor het eerst kwam ik erachter dat ik niet de enige Surinamer was die in Colombia werd behandeld.”
Toch was dit een vervelende periode. “Het opvanghuis werd het Surinaams Huis genoemd, maar er werd Colombiaans gekookt en er werkten allemaal Spaanssprekende mensen. Als je op straat was en naar het huis belde om hulp te krijgen, kon je je niet verstaanbaar maken: ze verstonden geen enkel woord Hollands of Engels.”
Bunker
Over een paar jaar zijn die tijden hopelijk voorbij. Sinds 2005 wordt er namelijk gewerkt aan een splinternieuw radiotherapeutisch centrum en de scholing van tientallen verpleegkundigen, artsen en röntgenlaboranten. Aangezien de 1,8 miljoen beloofde US dollars van lanti maar achterwege bleven, kwamen 1,8 miljoen euro Nederlands ontwikkelingsgeld, een lening van de Islamic Development Bank en een bijdrage van het KWF goed van pas. De Weerdt, verantwoordelijk voor de opleiding van twaalf röntgenlaboranten, denkt dat de kankerzorg alleen maar vooruit kan gaan. “Als we lokaal gaan bestralen, vallen de kosten weg. Alle patiënten hebben dan recht op radiotherapie, zelfs als daarmee alleen de pijn wordt verzacht. De laboranten aan wie ik nu lesgeef, gaan binnenkort naar Rotterdam om verder onderwijs te volgen. Op 1 januari 2008 zijn ze klaar. Tijdens de komende maanden worden de beste geselecteerd.”
Als geen van hen in de verleiding komt om voor een veelvoud van het Surinaamse salaris in Nederland te blijven werken, kunnen de bestralingen in 2010 van start gaan. Op het voetbalveldje achter het Academisch Ziekenhuis wordt in augustus de eerste spadesteek gedaan voor een enorme bunker, met muren van anderhalf meter dik massief beton. Pas als die helemaal klaar is, kunnen twee lineaire versnellers geplaatst worden, die met lichtsnelheid elektronen op het zieke weefsel zullen afvuren. De Weerdt: “Die apparaten zijn zo ingewikkeld dat het vijf maanden kost om ze goed af te stellen. Dan hebben we wel het nieuwste van het nieuwste, moderner nog dan de apparaten in Nederland.”
Therapietrouw
Of de overlevingskansen van kankerpatiënten daadwerkelijk beter worden, hangt echter niet alleen van de apparatuur en van de artsen af. Westermann: “De Surinaamse artsen zijn zeker niet slechter dan de Nederlandse. Hoewel er geen officiële oncoloog in een van de ziekenhuizen werkt, hebben de specialisten wel verstand van zaken.” Ook de wachttijden zijn hier relatief gunstig. “In Nederland moet een vrouw met borstkanker al snel een maand op een operatie wachten, terwijl het hier nog geen drie weken duurt.
Aan de therapietrouw valt echter nog een hoop te verbeteren. Westermann: “Veel vaker dan ik in Nederland gewend ben, hoor ik dat een patiënt niet meer terugkomt voor behandeling na de
diagnose. Of het ‘buiten’ zoekt.” Volgens Baptista is het een kwestie van besef: “Veel mensen gaan dood zonder dat ze weten dat ze kanker hebben gehad. Of ze hebben gewoon niet voldoende vertrouwen. Ze nemen hun medicijnen niet in, omdat ze denken: misschien gaat het verkeerd met mij.”
Bij volwaardige kankerzorg hoort echter ook een behoorlijk kankerregistratiesysteem. Westermann: “Een jaar of vijf geleden is een centraal patiëntenregistratienummer geïntroduceerd, maar daar wordt geloof ik nog weinig gebruik van gemaakt.” Volgens De Weerdt zijn de cijfers van de overheid vrij onbetrouwbaar: “Een epidemioloog in dienst van de overheid verdient 3000 tot 4000 SRD per maand. In een privé-kliniek krijgt hij dat bedrag per dag. Als zo’n arts een lezing moet houden, sprokkelt hij snel wat gegevens bij elkaar. Die zijn vaak erg onbetrouwbaar.”
Allemaal zijn ze het erover eens dat de huidige situatie moet veranderen. De Weerdt: “Ik denk eigenlijk dat de situatie nu slechter is dan in de tijd dat patiënten naar Nederland werden gestuurd. Toen logeerden ze bij familie in de Bijlmer en konden ze het ziekenhuis gemakkelijk bereiken. Nu moeten veel mensen speciaal voor hun therapie naar de stad komen en maar afwachten of ze bestraald mogen worden.”
Volgens Baptista zijn de overlevingskansen volgens de protocollen overal hetzelfde. “Maar dan hebben we het over richtlijnen. In de praktijk is het voor mijn gevoel heel anders.”
Fietsen voor kanker
|