Een oude aanrader
Het nieuwste boek van Ellen Ombre: ‘Wie goed bedoelt, zin + onzin van ontwikkelingshulp’, een herdruk uit 1996 van een onderzoeks-reisverslag over het Afrikaanse Benin, ooit bekend als Dahomey, bakermat van de slavenhandel, nu aangevuld met artikelen die ze voor De Volkskrant schreef.
Ombre maakt zinnen waar je humeur van opklaart. Over eendrukbezette man die opeens de weekends thuis bij zijn vrouw moet zitten: ‘Janroffelde zacht het ritme van de onrust tegen de zijkant van zijn knie.’ Of, alsde boot naar donker Afrika de trossen maar niet los wil gooien: ‘Iedere dag aanwal werd een herhalingsoefening in onthechting. Ik maakte lusteloze reizenbinnen de muren van mijn huis op weg naar het middelpunt van mijn kamer en werddaar verteerd door een tergend verlangen naar ruimte, naar de zee.’ Soms schietze ook wel weer uit de bocht: ‘De door lippen omgeven ingang die tot zich neemten waar zin en onzin aan ontsnapt.’ Mens, schrijf toch gewoon: mond.
Op de achterflap staat dat Ombre haar tijd vooruit was,omdat haar observaties over ontwikkelingshulp nog verrassend actueel zoudenzijn. Of dat waar is, kan ik niet beoordelen, hoewel ik de indruk heb datNederland inmiddels een stuk minder kwistig en onbezonnen met geld richtingderde wereld wappert. Maar dat maakt haar zedenschets van tien jaar terug nietminder onthutsend en cynisch.
Haar onderzoek was tweeledig: Nederland gaf in 1977 voor heteerst geld aan Benin omdat die toen nog een marxistische volksrepubliek bereidwas een aantal medeplichtigen aan de Molukse treinkaping te huisvesten. DeMolukse verzetsbeweging Siwa Lima vestigde haar vertegenwoordiging in Cotonou.Ombre wilde kijken wat er van die Molukse vrijheidsstrijders geworden was.
Bovendien kreeg Benin de afgelopen dertig jaar meer ontwikkelingshulpdan enig andere regio in Afrika ten zuiden van de Sahara, terwijl het nogsteeds tot de armste landen ter wereld behoort. Wanbeleid,concurrentieoorlogen, een corrumperend effect op de bevolking, ze ging op zoek.De Molukkers heeft ze niet gevonden en een duidelijk overzicht van diegeldstroom ook niet. Maar ze liep, gewild en ongewild, talloze misstanden tegenhet lijf. En die geven tóch een goed beeld van een ontwikkelingshulp die‘zelden helpt en vaak schaadt’.
Nóg eens tien jaar eerder, op bezoek bij een tropenarts dieer onder erbarmelijke omstandigheden werkte, had Ombre een schitterend,splinternieuw, volledig geoutilleerd hospitaal bezocht dat erbij lag als eenspookstad, met nog ingepakte, nooit gebruikte instrumenten, nieuwe apparatuur,een volledig ingerichte operatiekamer. De gulle gever wilde zelfs zijn medischestaf invliegen, de plaatselijke regering vond het tijd worden dat er eeninheemse staf zou worden aangesteld, tegen hetzelfde salaris als dat van deontwikkelingswerkers: een patstelling. En met die betoverende verlatenheid ophaar netvlies geëtst wilde ze terug. Om het echec van deontwikkelingssamenwerking te doorgronden.
Een enkele vrouw werd aangetrokken om de achterstandspositievan de vrouwen in heel Benin aan te pakken: veelwijverij, clitoris besnijdenis,tienerzwangerschappen. Tegen een riant salaris, dat wel.
Al op de kade loopt Ombre tegen een autokerkhof aan:ontelbare wrakken van bussen, tractoren, auto’s, kapotte, koelvloeistoflekkende ijskasten, stukke computers. Op weg naar een duurzame samenlevingstort Nederland zijn vuilnisbelt een paar zeeën verderop, waar ze van zeswrakken misschien één rijdbaar exemplaar kunnen maken.
Eenmaal in Benin gaat Ombre praten met de StichtingNederlandse Vrijwilligers. Om voor subsidie in aanmerking te komen moesten ervan Pronk minimaal 400 mensen in dienst zijn, dus werd vooral dáár aan gewerkt.Zo rolt ze van het een in het ander. Een brug en een verbeterde snelweg, hetgeld is er, maar de partijen konden het niet eens worden. Uit liefdadigheidingezamelde tweedehands kleding die voor grof geld op een kilometers langeboulevard verkocht werd, waardoor duizenden arbeidsplaatsen in detextielindustrie verloren zijn gegaan. Ze struikelt over de grote Nederlandsehulporganisaties, Cebemo, Icco, Hivos, Novib. Die moesten een pot van zo’n driemiljard verdelen, hadden dezelfde overheadkosten en op elkaar gelijkendeprojecten maar waren versplinterd vanwege de verschillende levensbeschouwingen.
En zo kun je wel doorgaan. Hoe komt het toch dat hetallemaal zo herkenbaar lijkt als je woont in Suriname? Tien jaar oud en tóchnog een aanrader, dat boek. Wie doet het haar na?
Ellen Ombre, ‘Wie goed bedoelt, zin + onzin van ontwikkelingshulp’,
Uitgeverij De Arbeiderspers
ISBN 9789029563789/NUR 320