Het laatste afscheid
Eén ding is zeker: dood, gaan we allemaal. De stoffelijkeresten worden soms begraven en soms gecremeerd. In deze rubriek bezoeken werustplaatsen. Hoe groot is de laatste eer die nabestaanden hun dierbareoverledene willen geven, welke rituelen zijn onmisbaar voor zijn zielenrust?Parbode leeft mee.
Op de tonen vankopro tu en bazuin werd zij naar haar laatste rustplaats gedragen. In een langestoet volgden familieleden en vrienden de dragers met de kist. Nadat die in hetgraf werd neergelaten strooiden zij bloemen in het graf en schepten daaroverheenwat aarde. Men draaide zich om, liep weg, en toen werd het stil.
‘Want stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren.’ Watbleef waren de herinneringen: foto’s, brieven en een restje parfum in een mooibewerkt flesje. Als er geld voor was kon er een grafsteen met een passende ofontroerende tekst, de geboorte- en sterfdatum over het graf worden geplaatst.Tot de tijd ook daar een einde aan maakte.
Het parfumflesje werd bij de verhuizing van de laatstefamilieleden vergeten. Het rode kwastje dat aan het dopje hing lag bemodderd inde regen, de brieven vergingen en de foto vergeelde. Zij werd een voorouder,Bigisma, we kennen de fysiologie niet meer, maar een enkele keer, terloops,valt nog haar naam: “Tine, je weet wel, zij was mijn overgrootmoeder.” Maar,vergeten is de plaats waar zij te rusten werd gelegd.
Voor velen geldt dat hun voorouders onvrijwillig inslavernij van het ene naar het andere continent werden vervoerd ondermensonterende omstandigheden. Gedwongen, gevangen, mishandeld en geknecht.Verder levend met de moed der wanhoop. Wie kent nog hun namen, wie kan nogzeggen: “Kijk, daar, op die plek is hij of zij begraven.”
Het suikerriet, de watermolens, de persen en deplanterswoningen zijn vergaan.
Tout Lui Faut is een landbouwgebied geworden en bovendienwordt er druk verkaveld. Op de eens zo rijke en bloeiende plantage, is nogweinig wat herinnert aan de glorie van weleer. Maar ergens is een kleine plek…“Kijk hier is het”, zegt de eigenaar van het perceel dat aan de plaats grenst.“Vroeger liep er een smal zandpad langs het kanaal, en volgens de overleveringmoet het hier zijn.”
Er zijn geen grafstenen, er is geen houten kruis, geenaanwijsbare heuveltjes in de grond, er is niets maar dan ook niets meer waterop wijst dat hier ooit de slaven van de plantage begraven werden. Hoge bomen,lianen, anesi wiri, blaka uma wiwiri, isri wiwiri, djamu, bospapaja en palulu.De grote heldergroene bladeren vangen de dauw en laten druppels langs debladnerven glijden.
Een groep grote awara bomen zorgt voor bezoek; aapjesplukken de awara’s uit de bomen en vogels genieten van de op de grond gevallenzoete oranje vruchten die glanzen in de ochtendzon. Een monument van zon, groenen water.
Een heus monument staat in het plaatsje Onverwacht, voorheenplantage Onverwagt, ter herinnering aan de mannen die de plantage kochten, nade afschaffing van de slavernij. Het oude plantershuis is vervangen door hetlogeerhuis, dat nog steeds ‘Bakra oso’ wordt genoemd. Het dorp is mooi, goedonderhouden met verzorgde erven. Oude houten woningen en stenen nieuwbouw latenzien dat Onverwacht een levendige en sfeervolle gemeente is.
We lopen door het dorp om Bakra Oso heen, en staan dan voorde begraafplaats van Onverwacht. Kippen pikken druk in de grond, en een kleinegeit mekkert als we langs lopen. Op enkele heel oude graven staat eenhalfvergaan kruis en waar grafstenen liggen zijn de gegevens door weer en windgewist.
Clifton Pique is bouwvakker en werkt aan een grafkelder.“Waar de slaven begraven zijn? Onze voorouders? Twee zijn op wat nu hetvoetbalveldje op Osembo is begraven, maar niemand weet meer wie het zijn. Mijneigen bigisma heette Thari, ze was van plantage Rozenzorg in Marowijne, deplantage is al lang door het bos verzwolgen. Al staan er nog zo veel monumentendie betrekking hebben op de slavernij; ik zou er heel wat voor over hebben omhaar naam op haar graf te plaatsen en daar elk jaar tenminste een bloem teleggen.”