Ara van Para
Voor kinderen kan de Surinamer streng zijn, maar bij hetzien van zijn vogeltje smelt hij. Weerloze liefde voor die ondeugendemonki-monki, die rebbelende papegaai, die trouwe hond of kat. Kortom: een rubriekover mensen en hun dierbaarste huisgenoot.
Zijn baasje stelde hem voor als Ara van Para, maar omdat hijzo’n vorstelijk bebop kuifje heeft, hebben we hem spontaan in de adelstandverheven, dus nu heet hij Ara van Para tot Houttuinen, want zijn oudersregeerden daar over de binnenlanden.
Hij zal naar schatting bijna een jaar zijn; hij is rond meiuit het nest gehaald. Onze collega Raoul en zijn vriendin nemen hem, sinds zijhem hebben, regelmatig onder de arm of op schoot in de taxi mee naar onze redactie waar hij, alknorpiepend, rond hun voeten scharrelt tot Raoul er genoeg van heeft en hem opeen tak in de reusachtige manjaboom zet.
Raoul vertelt: “We waren een paar dagen in het binnenland,in het dorpje Asidon Opo. Een oude vriend van me was daar. Hij heeft, als ik erben, altijd iets exotisch; de vorige keer liep er een kapasi, een gordeldierdoor zijn hut, andere keren droeg hij een baby kapucijnaapje op zijn schouderen nu had hij dus, in een kooitje even groot als het dier zelf, Ara van Para;zijn lange staart piepte zelfs onder het gaas uit. Hij was helemaal zielig enongelukkig en het was liefde op het eerste gezicht. Voor mij, maar ook voorhem; als mensen te dicht bij z’n kooi kwamen begon hij te krijsen, maar ikmocht héél voorzichtig over z’n klauw aaien, hij mompelde zachtjes: ‘Goegoe’ alsofhij zei: ‘Ohhh, eindelijk iemand die aardig voor me is…’ Vanaf de eerste dagben ik gaan onderhandelen, die vriend wilde honderd US dollar en zoveel had ikniet eens bij me! De volgende dag, om twee uur vertrok het vliegtuig uit Djumuen vlak voor vertrek waren we nog over de prijs aan het bakkeleien. Voorveertig US kreeg ik hem eindelijk mee, op voorwaarde dat ik vanuit de stad nogeen flash, batterijen en een jagersmes voor hem mee zou nemen. Dat kost mehooguit SRD vijftig, dus dat vond ik wel de moeite waard voor Ara.
“In z’n gevangeniskooi nam ik hem mee in het vliegtuig, maarthuis heb ik hem direct onder heftig en luid protest uit zijn kooi gehaald: hetbovendeksel moest ik forceren en dan met een bezemsteel waaraan hij zicheindelijk vastklampte er uit gehengeld. We waren pas verhuisd, de kamer was nogbijna leeg en zo begon hij aan zijn eerste waggelende verkenningsronde: overalpoepend en knagend, volgens mij voelde hij zich direct thuis. Ik zette eennieuwe klapstoel voor hem en na twee dagen leek dat ding wel afkomstig uit eenbombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog!
“We probeerden dichter bij hem te komen en al snel at hijuit de hand. Rijst en brood, iets anders kreeg hij niet in het binnenland, dusdat was het enige wat hij nam. Op een dag kwam ik het balkon op met mijn groenepangi omgeknoopt. Ara keek ernaar, kwam op een holletje op me af en roetsj,hapte in die pangi. Daarna kroop hij op m’n arm met een air van: Zo, hier ga ikniet meer van af!
“Intussen had hij zijn eigen plekje in het huis verworven:een matras met daarover zijn lievelings pangi, die groene, ja. En op diespeelplek werd hij ook zindelijk, hij poept nooit op dat lakentje, tenzij weecht zó aan het spelen zijn dat het op vechten lijkt. Want, en dat is weleenseen probleem, als hij wakker wordt eist hij minstens een uur qualitytime, danmoet hij aandacht en als hij die niet krijgt wordt hij boos, bóós, gillen:‘Kráá, kráá!!’ en woedend door de kamer stampen! Vanmorgen vroeg hadden webezoek, die tante ging plompverloren op zíjn matrasje zitten: Ara heeft heteven aangekeken, kwam toen rechtstreeks op haar af gelopen en hák, beet in haargrote teen! “Zo rond half acht als de kinderen naar school lopen, hobbelt hijnaar het terras, klimt op de balustrade en schreeuwt dan luidkeels: ‘Fawakáá!’Onze namen is hij nog aan het leren, héél zachtjes hoor je hem oefenen. Hijprobeert kennelijk om te communiceren, brabbelt ook ‘kroetjoe, fjoet, fjie’ enals ik de andere kant uitkijk, krijgt hij weer zo’n woedeaanval, dus antwoordik: ‘Ahhhh! Je hebt gelijk, is zo no?!’
“Fruit wilde hij niet eten, dat heeft hij kennelijk nooitgekregen. Dus heb ik hem een tijd op rantsoen gezet, alleen maar manja enpapaya, tot hij wel móést. Zonnebloem pitten, ook al zoiets, ik moest ze voorhem openbreken: ‘Kijk Ara, zó moet het’, iedereen die langsliep lag dubbel!
“Twee keer is hij van het balkon gevallen; telkens als ikwegging en ik keek naar boven zag ik hem ongedurig met z’n kop zwaaien… ikdacht nog: ‘oh nee, hij gaat toch niet springen?’ Maar toen wás hij algesprongen – en als een baksteen naar beneden gestort. Ik heb hem gekortwiekten dat doet-ie dus ook niet meer. Hoewel, ik was dit weekeind met zijn nieuwekooi bezig, had hij de nijptang te pakken. Die weegt ongeveer anderhalf keer zijngewicht, dus toen donderde hij met nijptang en al naar beneden. Zelf kwam hijvia het trappetje weer naar boven geklommen, maar die tang moest ík dus welgaan halen. “Zaterdag heeft hij zijn kooi in gebruik genomen…’t Is eigenlijkmeer een volière, anderhalf bij twee meter, hij hangt aan het balkon. Hetgrappige was: Ara was meteen dolblij met zijn eigen kamer, alsof hij wildezeggen: ‘Jongen, waarom heb je zo lang gewacht om me m’n privé ruimte tegeven?!’ Ik was een beetje bang dat hij alles meteen kapot zou knagen, of zouvechten als ik hem er in zou zetten, maar nee, hij zit er graag en het grappigeis: hij eet er veel beter: eerst moet alles op vóór hij naar buiten stapt. Zokort als we hem nog maar hebben, Ara is inmiddels al een volwaardig lid van defamilie geworden. Mijn grootvader keek nog wel zo hoopvol toen mijn oma riep:‘Kijk, daar heb je het jonge gezinnetje met hun kindje!’ Want hij verlangt zonaar een kleinkind: komen wij het gras oplopen met Ara achter ons aan….”