Bigi Poika jaagt op toeristen
Volgens de wetenschap houden inheemsen door hun leefwijzehet gebied in evenwicht. Maar gedreven door economische motieven kan dit echterscheef gaan. Voor Natuurbeheer een nieuwe uitdaging om de lokale bewoners vanhet Boven-Coesewijne Natuurreservaat weer op het oorspronkelijk pad te krijgen.
Niet alleenregenwouden zijn belangrijk. Ook een savanne als de Coesewijne heeft eencomplex systeem van biologische rijkdommen. Diverse soorten landschappen,zwampen en zwampbossen, witzand savannen maar ook de unieke bruinzand savannenkomen in het gebied voor. Wit- en zwartwater kreken voeden de enige rivier, deCoesewijnerivier, die als een levensader door het gebied stroomt. Een grootdeel van de bovenloop ligt in het Boven-Coesewijne Natuurreservaat (BCNR). Hetis een woon- en broedplaats van verschillende -internationaal- beschermdediersoorten en is rijk aan wild en vis. Een mekka voor jagers en vissers dievooral in de droge tijd de rivier bevolken.
Na de binnenlandse oorlog was er van de jachtopzienersposten infrastructuur vrijwel niets meer over. De natuurlijke hulpbron werd voorjaren een free for all voor stropers, terwijl jagers uitBigi Poika, het enige inheems dorp in de omgeving, het wild afschoten vooropkopers. Een leger jachtopzieners in het reservaat lijkt hier wel eenoplossing voor, maar al zou Natuurbeheer als overheidsinstelling de financiënen middelen hebben, zonder de medewerking van de lokale bevolking is effectievecontrole en beheer van een reservaat niet mogelijk. Maar waar begin je danwanneer een dorp als Bigi Poika andere gewoonten heeft overgenomen?
Bij het begin. Bij de cultuur en tradities van devoorouders, want: “uit cultuurbehoud volgt natuurbehoud”, formuleert DorothyTraag als educatieconsultant. Wat ze in het dorp aantrof was dat de jongerenmaar weinig wisten over de inheemse cultuur en tradities. Kinderen spraken inhet Sranan tot elkaar en de bewoners komen wekelijks in aanraking met de stad:er is een buslijndienst naar toe. De bewustwording en waarde van de natuurmoesten onder de mensen worden bijgebracht. Maar educatie alleen om te komentot een effectief beheer van het BCNR was niet voldoende. In een samengesteldoverallproject werden de aanpak van de infrastructuur en de jachtopzienerspostopgenomen terwijl de bouw van een bezoekerscentrum en toeristenverblijf ookprioriteiten had. De financiële middelen kwamen uit een fonds van 350.000USdollar van WWF-Guianas. Voor projectcoördinator Brian Pinas van Natuurbeheerlag er een grote uitdaging. Niet alleen met de uitvoer van het overallprojectmaar ook met de tegenstand vanuit de lokale bevolking. Door hen de commerciëlejacht te verbieden kom je immers aan hun broodwinning.
Pinas: “Er waren in het begin wat onduidelijkheden, maardaarna hebben we tal van besprekingen gehouden en de mensen zijn langzaam hetnut van een reservaat en de kost van toeristen gaan inzien. Voor hen betekenthet dat ze in een reservaat wel mogen jagen en vissen voor zichzelf, maar nietom economische redenen. En daarom moeten we ze er economische alternatievenvoor in de plaats bieden. Jachtgidsen worden bijvoorbeeld gidsen voortoeristen.”
Om verdere misverstanden te voorkomen werd vanaf dat momentvoor elke fase en voor elk besluit overleg gepleegd met het dorpsbestuur eninheemse organisaties van het dorp. Van hieruit ontstond het idee over deinstelling van een overlegcommissie bestaande uit Natuurbeheer, Stinasu enorganisaties van Bigi Poika. Harry Hunfeld, senior medewerker van Stinasu: “Deopstelling is nu anders en niets wordt meer gedaan zonder overleg met dezecommissie. Het is niet meer praten tot, maar praten mèt de inheemsen.”
Pakuli
Bij de bouw van het bezoekerscentrum werd het dorp er vanafhet begin bij betrokken: “om ze het gevoel te geven dat het van hen is.” Hetbesluit over de ligging van het gebouw ging niet over één nacht ijs. Pas bijhet derde voorstel kon men zich in vinden: voor de ingang van het dorp, kwameen nieuwe ingang naar het reservaat. Mannen van Bigi Poika kregen een ‘onthe job’ training bij de bouw.
Met de ‘strategische’ ligging werden daarmee twee eerderaangehaalde problemen van de inheemsen opgelost. Het zat hen dwars dat de oudeingang kilometers van het dorp lag en dat men geen idee had van wie hetreservaat binnenrijdt. Het tweede was dat ze hun cultuur graag willen tonen aande toeristen zonder inbreuk te hebben op de privacy van het dorp. Hunfeld: “Debussen kunnen voortaan het dorp niet verder in, ze zijn verplicht te stoppenbij het bezoekerscentrum. Hier krijgen de gasten informatie over de natuur eninheemse cultuur en daarna rijden ze via de nieuwe ingang door naar de Pakulitoeristenverblijfplaats.” Voor de nieuwe ingang heeft Hunfeld een nieuwe weg,inclusief brug, moeten aanleggen.
Over Pakuli spreekt Pinas liever van eentoeristentrekpleister: “Het is ook een onderdeel van een managementproject, hettoeristisch gedeelte, waarover Stinasu zal gaan. Het wordt een centrum vanwaaruit toeristische activiteiten zullen plaatsvinden in het reservaat.”
Hunfeld is trots op het verrichte werk op Pakuli. Defaciliteiten heeft hij met de mannen uit het dorp in zes maanden tijd opgezet.Hij gelooft zelfs dat het een tweede Brownsberg kan worden. Gasten kunnengebruik maken van de gastenwoning of het hangmattenverblijf terwijl de keukenen toiletten ook voor de dagjesmensen ter beschikking zijn. Vanaf de site op deheuvel heeft men een adembenemend uitzicht op de natuur. Een loopbrug leidt debezoeker naar een platform op de rivier. “Het is de bedoeling dat er ook eenresearchgebouw komt zoals op Brownsberg. Het wordt dan geen Rainforest maar eenSavannne Fieldschool.”
Certificaat
Door de trainingen zijn de verkeerde ideeën over toerismetot het verleden gaan behoren, terwijl het werk op Pakuli een spin-offveroorzaakte: Iriepyanaka, een jongerenorganisatie van Bigi Poika, begint meteen eigen toeristenkamp en de stichting Kamaraware met de ‘Akarani Guesthouse’.“Stinasu zal de jongeren met raad en daad bijstaan, ondanks het feit dat detwee locaties buiten het reservaat vallen”, benadrukt Hunfeld. Voor definanciën zijn beide organisaties zelf op zoek gegaan naar fondsen. Devoorzitter van Kamaraware: “In het begin waren de jongeren tegen het projectmaar nu ze zien dat toerisme werk verschaft en tot duurzame ontwikkeling leidt,is die houding omgeslagen.”
‘Welkom in ons dorp’ heette de training. Elke deelnemerkreeg hiervoor een certificaat. “De mensen weten zelf weinig over toerisme, jemoet ze de kennis bijbrengen zodat ze met andere ogen leren kijken en het nietals een bedreiging gaan zien”, zegt Pinas. “Het inspireert ze ook om iets inhet toerisme te doen.”
Het prapiproject van educatieconsultant Traag is een van de inspirerendevoorbeelden. In het dorp hadden nog alleen drie hoogbejaarde vrouwen de kennisover het pottenbakken. Traag stelde een naschools programma op voor dekleintjes om prapi te leren maken -onder streng toeziend oog van de oudjes.Ouders en andere volwassenen raakten ook geïnteresseerd en de kennisoverdrachtbracht nieuw leven in de bijna verloren traditie en cultuur. Met de prapi’szouden ze later kunnen verdienen aan de toeristen. Van dezelfde oudjes leerdende kinderen ook traditionele inheemse zang en dans.
Zeeschildpad
Tijdens de uitvoer van het overallproject werd Galibi vakerals voorbeeld aangehaald. In het reservaat is het rapen van schildpadeierenalleen nog voor eigen gebruik toegestaan. Om de lokale bewoners van een inkomente voorzien werd toerisme in het gebied gestimuleerd. Toeristen komen om debedreigde zeeschildpad te zien en de vroegere inkomstenbron krijgt op dezemanier een duurzame betekenis.
Gerold Zondervan van WWF-Guianas: “Het BCNR is nog in eenbeginfase, maar het is een pilotproject met een hele positieve ontwikkeling!Bij WWF-Guianas ligt het plan al klaar om een uitwisseling te latenplaatsvinden tussen de jongeren van deze twee dorpsgemeenschappen.”
Bij de afsluiting van het overallproject -eind vorig jaar-stelde hij het in zijn toespraak op Bigi Poika nog eens duidelijk: “Eigenlijkis de natuur niet van ons… We hebben haar geleend van onze kinderen! Endaarom moeten we het voor ze bewaren.”