Kokkerellen tussen krabben
Soeng Ngie & Co is een begrip in Suriname, al sinds 1942huist de winkel in een monument aan de Waterkant, recht tegenover de CentraleMarkt en handelt zij in typisch Chinese en Javaanse producten, kruiden enkleurige parafernalia. Michael Fungyoukee (55), is een van de directeuren en alnet zo’n begrip, sinds hij zo’n jaar of vijf een kookprogramma op televisieheeft. Stond hij de eerste jaren braaf voor de camera in zijn eigen keuken tekokkerellen, nu zwaait hij zijn pollepel op Ston Dansie of aan het strandtussen de krabben.
Zijn erf inParamaribo-noord, op de voormalige plantage Clevia houdt het midden tussen eenpretpark en een lusthof; aan de straatzijde zie je gefiguurzaagde levensgrotetijgers en een zebra verdekt opgesteld in het struweel en ook op het achtererfontbreken de speelgoed knuffelaapjes niet. Maar de honderden, meest bloeiendeorchideeën die tot diep in de tuin staan te bloeien zijn echt, soms zeldzaam enuitgesproken schitterend. En ook de zangvogeltjes uit het bos, met hunoogstrelende kleuren zijn echt en fluiten de sterren van de hemel, verderopwoont een powisie, een pauw en een Nederlands sierfazantenpaar.
Overal papegaaien en parkieten; de Amazone papegaai in eenaparte kooi verwelkomt ons juichend: ‘Hallo, hoe gaat het?’. Het watervalletjeklettert, overal zie je bruggetjes: “Ik probeer de jungle naar mijn huis tekrijgen. Mijn tijd breng ik het liefst in het binnenland door, maar als ik hetdaar te druk voor heb, wil ik het bos om me heen hebben, dus heb ik het maargeïmiteerd met gips en nep-aapjes.
We praten over de geschiedenis van de roemruchte winkel.“Mijn vader is in 1939 begonnen op Commewijne, bij Mariënburg. Die plantageheette Boeng, dus noemde hij zijn winkel Toko Boeng. Er woonden daar geenChinezen maar Javanen, vandaar het woord toko. En vandaar dat we van het beginaf aan ook gespecialiseerd zijn geweest in Javaanse producten. Of hij toen nogzo’n lange staart had? Ja hoor, in het begin wel. Hij vertelde dat hij metdertig vrienden nog op het nippertje de laatste boot naar Suriname heeft kunnenpakken. Een lange, lange reis. Hij had het in die tijd zeer moeilijk in Kanton.Het communisme was op zijn hoogtepunt en ze kwamen bijna om van de honger. Vanuitgeperste suikerriet, het afval, maakten zij koekjes. En verder leefden demensen er van zoete patat. Maar die staart werd er hier al snel afgeknipt.Gaandeweg is hij verwesterd, hij kon zelfs de krant lezen en sprak goedNederlands. Daar heeft hij hard voor geoefend, want Chinezen kunnen de R nietuitspreken, oud inspecteur Molly heeft hem daar toen veel bij geholpen enuiteindelijk kon hij die R ook zeggen!
Soeng
“Mijn moeder, zij leeft helaas ook niet meer, heette EstelleLau So E Fat, ze was een Surinaams Chinese, Duitse en Indiaanse mix. Een vromekatholieke vrouw, ze werkte veel voor de Soeurs de Tamarin, nonnen uitRoosendaal die vooral Indiaanse kindertjes opvingen.
“Aan de Waterkant had je toen een enorm winkelcomplex vanBetten Court, dat waren Arabieren die er textiel verkochten. Dat hele complexwerd destijds in drieën verdeeld, tussen KNSM, die textiel en onze winkel. Mijnvader begon met zijn neef en ze noemden de winkel Soeng, naar de bijnaam vanmijn vader en Ngie, naar die van zijn neef. Zijn werkelijke naam was YoukeeFung, maar bij het bevolkingsregister werden in die beginperiode voor- enachternaam samengetrokken, zo kreeg je dus Fungyoukee. Overigens hadden weaanvankelijk nog geen uitgesproken Chinese winkel, mijn vader is begonnen alsgoudsmid en horlogemaker, pas na verloop van tijd is dat op de achtergrondgeraakt.
“We woonden op Combé en vanaf de tweede klas van de lagereschool moest ik in de winkel helpen, de wc schoonmaken, bezemen en vooralverpakken, eindeloos verpakken. Plastic zakjes had je toen nog niet, dusmaakten we pepermuisjes, hierin ben ik echt een meester geworden, ik kon er inrecordtempo honderden vouwen! Wat pepermuisjes zijn? Geef me een blad uit jenotitieblok!” En in een handomdraai heeft hij een puntzakje gevouwen, hetonderin dicht geduwd en toont hoe je, als het zakje vol is, met het overstekendeflapje de verpakking afsluit. “Elke middag, ook de zondagen deed ik dat. Infeite hadden de oude Chinezen niet graag dat hun zonen naar school gingen, demeisjes, ja, die moesten leren. En dan zag men graag dat ze onderwijzereswerden. Maar de jongens hadden ze het liefst zo vroeg mogelijk in de winkel.Daar heeft mijn moeder een stokje voor gestoken, die zei: ‘Nee, al onzekinderen moeten een basis hebben.’ Door haar hebben we allemaal de middelbareschool afgemaakt. Maar je huiswerk deed je in de avonduren.”
Sfeer
“Het waren zware tijden; mijn vader ging om half zes in deochtend van huis, de Centrale Markt startte om zes uur, dus dan moesten wijopen zijn. Overdag was er even een break, maar we sloten om acht, negen uur endaarna begon het verpakken. Maar het waren ook léúke tijden, zelfs op zondag,er heerste een betere sfeer, je kon meer doen voor je geld, iedereen was bijnaals één familie, weinig criminaliteit… dat missen we nu.
“Toen we met Chinese producten begonnen voorspelde mijnvader al: in het begin gaan we een beetje verliezen. Natuurlijk hadden we inMariënburg al een Javaanse klantenkring opgebouwd, ze bleven ons in de stadopzoeken. En die nieuwe producten, mijn vader had de stelregel: je moet demensen ter introductie laten próéven, vooral de goederen die niet voorafgekookt hoeven te worden; snij ze in stukjes of geef in z’n geheel, maar laatze er kennis mee maken. Nog steeds worden nieuwe producten eerst voor defamilie gekookt, dan halen we er vrienden bij, er wordt over gediscussieerd,iedereen geeft een cijfer en als het gemiddelde onder de zes ligt, wordt hetafgewezen.
“Je moet je klanten uitleggen hoe de producten bereid moetenworden. Zoetjes aan is het toen gaan lopen. Nu zijn we niet meer uniek, deChinese zondagsmarkt was er toen nog niet en ook de kleine Chinese supermarktenhebben wel wat Chinese producten die ze zelf uit China laten halen of bij onsbetrekken. Maar we zijn nog steeds één van de bekendste zaken. Omdat we ookaltijd scherp op kwaliteit letten, mijn vader zei altijd: ‘Al is een apparaateen beetje duurder, kies altijd voor één die de langste garantie geeft, wantdan weet je dat de winkelier er vertrouwen in heeft.’ Dat heb ik onthouden.”
Mandarijn
“Zelf spreek ik nauwelijks Chinees, alleen een paar woordenHakka. Bij ons thuis werd alleen maar Surinaams en Nederlands gesproken. Alleende oudste zoon werd een paar jaar naar China gestuurd, Robby is zeker vijftienjaar weggebleven, hij spreekt zowel Hakka, Poentie als Mandarijn. Mijn zoonMiguel is ook drie jaartjes weggeweest, maar in de tijd van de vogelgriephebben we hem snel terug gehaald. Hij kent alleen het Mandarijn, maar dat isinmiddels ook het wereld-Chinees. En zijn schrijven is niet zó succesvolverlopen. Waarom we onze zonen sturen? Het is belangrijk dat er in de winkeliemand is die de taal kan spreken en lezen. Wanneer een Chinees bij ons besteltdoor de telefoon of op een briefje, moeten wij dat kunnen begrijpen.
“Maar goed, na mijn school kwam ik in de winkel. Dat wasgeen keuze, of je wilde of niet, je moest in de winkel werken. Ik heb mijn zoonook vanaf dat hij heel jong was meegenomen. En ik ben blij dat ik dat gedaanheb, want hij toont er wel interesse voor. Hij is nu 23 en werkt bij mij. Wehebben in de loop der tijd gemoderniseerd. Niet de voorgevel, het is eenbeschermd monument, maar met medewerking van de Almachtige hebben we een heelstuk van Betten Court kunnen kopen, daar hebben we de groothandel en hetmagazijn gebouwd. Helaas heeft mijn vader dat niet meegemaakt. Ik vind het zojammer dat hij niet meer in leven is om te zien hoe alles veranderd is, hoevooruit China is gegaan, ik ben zelf daar een paar keer geweest en dat is eenland geworden waar we zeker veel van gaan kunnen leren. Simpele gegevens: werkis werk, discipline, op tijd beginnen en niet vies zijn van een paar extraoveruren, zoals mijn vader zei: ‘Van hard werken ga je niet dood!’ Dat zijnvaderland het nu zo goed doet… of, dat de Chinese verenigingen in Suriname nueindelijk samenwerken, dat was zijn hartenwens. Alleen één wens is tijdens zijnleven wel in vervulling gegaan: dat de Chinese begraafplaatsen nu onderhoudenworden. Want in het verleden stonden de graven regelmatig onder water enChinezen zijn dóódsbang voor water…
“O zeker, hij heeft ook van het leven genoten. Vooral opzondag, dan ging hij matjokken. Maar hij nam nooit veel geld mee, onswaarschuwde hij: ‘dobbelen is vreselijk verleidelijk!’ Hij kocht ook nooit eenlot: ‘Want als je wint is het geen verdiend geld, er is niet voor gezweet’. Dusáls hij won, verdeelde hij het altijd onder de arbeiders of onder zijnvrienden. Doe ik ook. Eén keer won ik een loting van de NPS, zeker tien stuksapparatuur, van keukenmachine tot TV. Ik heb alleen de video gehouden en derest onder ons personeel verloot.”
Katapult
Zijn passie voor het bos. “Onze buurjongens op Combé haddeneen katapult en een windbuks. Met hen ging ik vaak op leguanenjacht. En daarbegon die spirit. Want waar ik woonde was toen enorm veel bos; Ma Retraite, deoude cacaoplantages… soms plukten we wat rijpe cacao. Als mijn moeder dat terore kwam kreeg ik een vreselijk pak slaag… ik kreeg véél pakken slaag, maarachteraf ben ik daar vreselijk blij mee. Omdat het anders misschien deverkeerde kant met me op was gegaan. Op een keer, mijn vriendjes zwommen in deSommelsdijkse kreek, ik sprong ze direct achterna en ben godzijdank boven watergebleven. Door te doen wat de anderen deden heb ik de overkant gehaald. Maar ikhad net zo goed kunnen verdrinken. Toen kreeg ik dus ook een pak slaag vanjewelste, maar ik geef haar gelijk, het had mijn dood kunnen zijn.
“Pas toen ik geslaagd was voor de zesde klas kreeg ik mijneerste buks. Zeer tegen de zin van mijn ouders. Het was ook een hele lichte enmij werd een les van hier tot ginder voorgelezen over de gevaren want: ‘Eenfout met een wapen kun je nooit meer corrigeren.’ Vroeger heb ik wel gejaagd,ja, als jonge kerel vond je dat stoer. Maar naarmate ik ouder werd vond ik hetbelangrijker om een dier levend te krijgen en te houden, dan kan je van zegenieten.
“Maar ik ga nog steeds wel mee met de Indianen, als die opjacht gaan. Dan rennen we achter hun honden door het bos om pingo’s op tejagen, of pakira’s. Zelf vind ik: een hert of een buffel zoals de tapir, die krijgtmaar één jong per jaar, daar moet je niet op schieten. Terwijl pingo’s, dieleven in groepen, daar komen er soms honderden jongen per jaar bij. Maar eenindiaan schiet op alles en a me ti de, a me ti lai; er is genoeg wild. Maar hetleukste vind ik toch aan een kreek in het bos lekker te koken, vanuit jehangmat tori te vertellen, te genieten van de natuur en het klimaat.”
Cameravrees
“Vijf jaar geleden begonnen we met dat kookprogramma. Voorde eerste aflevering stond ik te beven als een spin vanwege mijn cameravrees.Maar dankzij de mensen van ATV heb ik gezien dat je heel vaak mag herhalen enzo je fouten kunt herstellen. En nadien kreeg ik, tot mijn grote dankbaarheid,zoveel reacties en goede adviezen uit de bevolking dat we mogen zeggen dat het programmagoed geslaagd is.
“Na twee jaar besloten we het seizoen te eindigen met eenbandje op de Lady Blue, en toen merkten we hoe leuk de kijkers het vonden alswe een verplaatsende achtergrond hadden. Het is veel kostbaarder, maar onzesponsors helpen veel, hoewel wij zelf het meest betalen, maar ja, daarmeesponsor je toch je artikelen. De eerste bestemming was de ranch van mijnbroertje Roy op Weg naar Zee, dat vonden de mensen toch zó prachtig… De eerstelocaties waren nog over de weg te bereiken, maar Maratakka bij voorbeeld, datis toch vijf uur varen, we zijn een paar keer op Ston Dansi geweest, krabbengevangen langs de Matapica… Daar ben ik nog flink gebeten geworden! Ik zaganderen hun duim voorzichtig in een krabbengat steken om hem uit te dagen, enals hij dan komt pak je hem. Maar ik was niet snel genoeg en door diehandschoen heen pakte hij me, ik schreeuwde het uit van de pijn! Toen heb ikhem maar teruggebeten, met mijn tanden die schaar gekraakt, want hij liet nietlos. Liever vang ik nu krabben die vrij over het strand rennen…
“Door de lichtsterkte kom ik vaak in tijdnood, en in diehaast maak ik dan soms lelijke taalfouten, laatst nog: ‘Je moet wel met eendichte deksel werken’ dat ding bestaat helemaal niet! ‘Je laat de deksel op depan’ had ik moeten zeggen, zó’n stommiteit! Of ik zeg dingen die er helemaalniet bijhoren, er helemaal niet toe doen… nee, niets is zo prettig als wanneerde opnames zijn afgelopen!”
Steeds vaker mengt hij ingrediënten uit verschillendeculturen (fusion), zeker nu ze ook Thaise waar verkopen. “Die keer op deprairie had ik toembar djinten gemixt met Chinese barbecuesaus, het resultaatwas super lekker, later kwam er een klant op me af: ‘Hé, deze smaak zorgtervoor dat ik veel meer saté’s verkoop!’
Hij wil zich op tv vaak richten op jongeren: “Omdat ik vinddat we tegenwoordig te weinig respect voor elkaar tonen, te weinig voor elkaarover hebben, zo onverdraagzaam zijn geworden. Ik zou graag terug willen gaannaar de oude tijd, waarin we nog hartelijk met elkaar omgingen. Dus blijf ikmaar tegen die deur schoppen: ga werken voor je brood, kom op tijd en hebdiscipline en waardering voor je medemens!”
Fitness
“Het enige nadeel van mijn programma is dat mensen zichlaten verleiden tot te veel eten. ‘Te’ is altijd niet goed. Maar Surinamershouden van veel en lekker en niet van bewegen. En dan heb je een probleem. Zelfdoe ik veel aan fitness, meestal met vrienden in Torarica. En ik drink, net alsmijn vader, altijd groene thee. In plaats van soft of water neem ik een thermomet anderhalve liter heet water, drie zakjes erbij… als ik het niet drink hebik die dag iets in het leven gemist, ik ben daar zo aan gehecht. Op die manierprobeer ik het ouderdomsproces te vertragen. Het enige probleem dat ik heb isroken, ik heb nog niet de moed of de kracht om dat te verlaten.”
Wat vindt hij van die aanzwellende stroom nieuwe Chinezen?“Corruptie bij de toelating is natuurlijk helemaal nooit goed te praten. Maarals een Surinaamse aannemer klaagt dat hij niet tegen de Chinees kan opconcurreren, dan moet hij beseffen dat zíjn werknemers laat op komen dagen, daneerst een sigaretje roken, de krant lezen… dus als de Chinese arbeider het werkin de helft van de tijd doet, natuurlijk is de offerte van de aannemer dangoedkoper!
“Als die mentaliteit hier niet verandert komt het land nooittot ontwikkeling. Niemand hoeft te pinaren, gebruik je creativiteit, jeinventiviteit! En als we dat van Aziaten, niet alleen van Chinezen, kunnenleren. We moeten zelf bepalen wat voor contracten we met buitenlanders sluiten,maar geen land ter wereld kan zonder investeerders. Die mensen komen met hunervaring, hun know how én hun kapitaal. Dat moet je niet a-priori afwijzen,denk ik. En dat zeg ik beslist niet omdat ik zelf Chinees ben, want ik benvooral Surinamer. Maar ja, ik ben een man die houdt van aanpakken!”