Nummers zoeken tussen bomen en beesten
Boswachter zijn klinkt avontuurlijk. Dat is het ook. Alswerknemer bij de SBB, Stichting Bosbeheer en Bostoezicht, verricht hij decontrole op de houtkap. Met het enige wapen in de hand, een schrijfpen, wordthij het domicilie van woudreuzen en loerende beesten ingestuurd oåm van elkeomgezaagde boom te controleren of deze in de puntenkaart voorkomt.
Aan de wegdoor de houtconcessie van Suma Lumber in West-Suriname, stoppen we voor eenlanding: een verzamelplaats van gekapte bomen. Bij een boomstam nemen de tweeboswachters een steekproef. Lengte, diameters en de gegevens van het opgeplaktelabel moeten kloppen met de cijfers in het kapregister. Dan vraagt Mohammedzijn collega Willem naar de boomsoort. Meer voor de bevestiging, want Willem isboomkenner. “Een kabes”, antwoordt deze.
De mannennemen nog twee steekproeven. Meer is niet nodig, want hetervaren oog zegt dat het wel goed zit met de rest van de dertig stammen. Welopen een stuk verder en komen een opening in het bos tegen: een sleepweg. Vanhieruit is het rondhout met de skidder naar de weg gesleept. “Volgens de puntenkaart is dit kapvak42. We gaan naar binnen om te controleren of de dertig bomen werkelijk vanhieruit zijn gehaald”, geeft de leider van het tweetal aan. Eenmaal in hetbotanisch rijk, kijkt Willem nieuwsgierig naar en ruikt aan het blad en eenstukje van de bast om de naam van een boom te weten. En als het moet dan proefthij er ook van. Bij de boomstronk van een afgezaagde woudreus vinden we enkelenummers waarmee de boom is aangegeven. Mohammed kijkt of die overeenkomen meteen boom- en perceelnummer op de puntenkaart. Als alles vlot verloopt en deboomstronken makkelijk te vinden zijn, kunnen de mannen in één dag een kapvak(honderd hectare) afwerken. “Maar soms kan het lastig zijn”, zegt deboswachter. Hij doelt op de aanwezigheid van zwampen en bergachtige of moeilijkbegaanbare stukken. “En soms vind je de stronk maar kan je de cijfers nietachterhalen. Het merkkrijt is dan door de regen weggewassen of de kruin van eenandere afgezaagde boom ligt erop.” In bepaalde gevallen werkt de boomsoort zelftegen: bij de afgezaagde vlakken kan de basra locus een centimeters dikkelijmlaag afscheiden en daarmee de cijfers bedekken.
Slangen
Door in het bos te lopen en de kapvakken te doorkruisen,zien de boswachters veel van de natuur. Veel meer dan hun collega’s vanNatuurbeheer die te maken hebben met de controle op beschermde diersoorten. Diehoeven alleen de voertuigen op de weg tegen te houden en een kijkje in deijsboxen te nemen om te weten of de jagers verkeerd bezig zijn. Ze hoeven hetbos dus niet in. Het gevaar kruist dan ook vaker het pad van de boswachter. “Wezijn wel eens tijgers tegengekomen, op vijf meter afstand en grote ook! En genoeg gifslangen… OpMoengo was dat. In één kapvak kwamen we in een dag achttien van die beesten tegen.Dan raak je er gewend aan, maar het is toch steeds weer oppassen.”
Of het gevaar nou loert of niet, alleen bij regenweer gaande mannen het bos niet in. Het risico van vallende takken is groot. En daarkunnen dikke soorten bij horen. Toch zou de SBB-er niet willen ruilen metNatuurbeheer bij wie het werk veel minder intensief is, “want den kan hori gongi!” Mohammed bedoelt daarmee de mogelijke gewapende tegenstand van jagers.Maar veel van de natuur zien, betekent ook veel moois tegenkomen -tot zelfskunstcreaties. Grillige structuren van wortels of ingewikkeld gevormde lianendie kronkelend omhoog al het mogelijke doen om het zonlicht te vinden. Over deabrasaliaan praten de boswachters met ontzag: “Die omhelst de hele boom totdeze sterft om dan zelf de boom te worden!”
Survival
Voet zetten in het kapvak, of dat nou de biotoop is van eengevaarlijk of minder gevaarlijk dier, ze houden altijd rekening met twee helekleine beestjes: de malariamuskiet en bos-jaws. “Er zijn wel medicijnen tegen,maar toch ga je lijden en als je er allergisch voor bent, dan zit je ermee”,zegt Mohammed nuchter. Oververdwalen praat hij even luchtig: “Voor je het bos in loopt, kijk je waar dezon vandaan komt, waar noord en zuid is en dan moet je weer op de wegterechtkomen. Zo simpel!” Als hij aan de survivaltraining van de opleidingterugdenkt moet hij erom lachen. Met een schep rijst en een beetje zout werdenze het bos ingestuurd. Zonder water. Uit kreken moesten ze drinken en metzelfgemaakte vallen moesten ze proberen klein wild of vis te vangen. “Het iseen gelegenheid om veel van het binnenland te zien en omdat boswachtersafgestemd moeten zijn op elkaar worden we net een familie, als broers. Hetverblijf op sommige posten laat nog veel te wensen over en het salaris maghoger. Maar ja, je doet het omdat je van het werk houdt. Anders had ik allangeen beter betaalde baan gezocht.”