Fact or fiction?
Begin dit jaar is de Surinaamse Film Academie met veeltamtam van start gegaan. Na de eerste serie cursussen is er een directeur (Pimde la Parra) die vindt dat een filmacademie in Suriname onmogelijk is en heefttegelijkertijd een groot aantal studenten zich verenigd in een platform omjuist nog meer te kunnen leren over het maken van film. Wat is er preciesgebeurd, is er nog hoop voor filmminnend Suriname en is er überhaupt sprake vaniets als de Surinaamse cinema?
Het leek een goed idee, twee mensen die hun hele leven al met film bezigzijn (Pim de la Parra en Borger Breeveld) dragen hun kennis over aan anderen.Met de productie van een heuse avondvullende experimentele film en vijf kortestudentenfilms zou je denken dat de studenten, binnen een half jaar tijd,aardig aan hun trekken zijn gekomen en de docenten eer van hun werk hebben.Waarom er toch het nodige rumoer is, in de vorm van een directeur die dehanddoek in de ring gooit (‘ik heb moeten concluderen dat een academie voorfilm in Suriname onmogelijk is’) en studenten die zich juist verenigen lijktdan misschien tegenstrijdig maar is eenvoudig te verklaren wanneer deverwachtingen van de studenten en de academieleiding naast elkaar wordengelegd. Eén ding staat als een paal boven water, Breeveld enDe la Parra zijn al meer vergeten over het maken van film dan de meeste van hunstudenten er ooit van af zullen weten. Op zich ook niet vreemd, beiden hebbende Nederlandse Film Academie bezocht en zijn sindsdien een groot deel van hunleven bezig geweest het daar geleerde in de praktijk te brengen. Begonnen opeen leeftijd dat je ‘gewoon’ student bent en je het kunt permitteren om dag ennacht bezig te zijn met hetgeen je bestudeert. De belangstellende cursisten vande Surinaamse Film Academie zijn allemaal een stuk ouder, hebben al een carrièreof zijn daar druk mee bezig en zien het volgen van de lessen (twee uurtjes perweek) vooral als een leuk tijdverdrijf. Om dan een groot deel van decursustijd te besteden aan theorieen de noodzaak om ‘anders te leren denken dan je tot nu toe hebt gedaan’ isweliswaar zoals het er op een reguliere 4-jarige opleiding de eerste twee jaaraan toe gaat, maar voldoet begrijpelijk niet helemaal aan de behoefte vanstudenten die de verwachting koesteren om binnen een half jaar een klein beetjevan heel veel verschillende dingen te leren. Het is dan ook niet zo heel ergverwonderlijk dat na de eerste vijf, zes cursussen het gemor in deverschillende leergangen begon.
Genie
Uiteraard is er een verschil tussen mensen die heel goedfilms kunnen maken en mensen die heel goed kunnen uitleggen hoe je films moetmaken. Pim de la Parra is een erkend genie in het maken van minimal movies.Maar dat is niet hetzelfde als goed uit kunnen leggen hoe je deze films maakt.Daarnaast is de minimal movie maar één manier van film maken, zeker niet deenige en volgens velen zeker niet de enig zaligmakende manier. Problemen dieniet aan de orde komen wanneer er vooraf een duidelijk en helder studieprogrammais opgesteld en gepresenteerd, maar die al snel de kop opsteken wanneer op adhoc basis lessen worden samengesteld en de uitvoering een verrassing is totdatde les begint of in sommige gevallen nooit uit de verf komt. Het feit dat defondswerving voor de Surinaamse Film Academie niet kon voorzien in salariëringvan de docenten maakt het er natuurlijk niet eenvoudiger op. Als een van de intotaal slechts twee docenten afhankelijk is van werkzaamheden die wel geldopleveren en die daarom, begrijpelijkerwijs, moet laten prevaleren boven hetverzorgen van lessen dan wordt de druk voor de overgebleven docent wel erghoog. Gezien de leeftijd van de docent in kwestie (De la Parra is ver boven dezestig) is het bewonderendswaardig om een half jaar lang op energieke wijzetwee uur per dag (zes leergangen per week) onderricht te geven in verschillendedisciplines. Of het ook verstandig is, dat is een andere kwestie. Zeker wanneerdaarnaast een hoop organisatorische zaken door dezelfde persoon geregeld moetenworden.
Ala di…
Op het moment dat het gemor onder de studenten het normalefunctioneren van de opleiding begint te overheersen dient zich in de vorm vangastdocent Leonard Rethel Helmich een mooie afleiding aan. Leonard laat zienwat hij heeft gemaakt, hoe hij dat heeft gemaakt en hoe anderen dat zoudenkunnen maken. Kortom, praktijk in plaats van theorie en duidelijke hapklarebrokken informatie met een begin en een eind. Hoogtepunt is het maken van eenfilm door alle studenten onder de bezielende leiding en supervisie van Pim dela Parra en Leonard Rethel Helmich: Ala di.
Of deze film nu een experimenteel product is van destudenten van de filmacademie of een productie van De la Parra met de studentenals gratis personeel is niet helemaal duidelijk. De buitensporige aandacht dieAla di vervolgens tijdens het filmfestival van Paramaribo en in lokale mediakreeg maakt het er ook niet duidelijker op. Ala di blijkt everybody’s darlingte zijn, sommige studenten wanen zich opeens echte filmmakers en er ontstaat zowaargeharrewar over wie de rechten van deze film nu eigenlijk heeft. Na het vertrekvan Rethel Helmich is doceren in de oude vorm niet meer mogelijk. De studentenhebben geroken aan het maken van een film en willen meer van hetzelfde. De laParra en Breeveld verlaten hun aanvankelijke ad hoc beleid en laten elkeleergang hun eigen film voorbereiden. Natuurlijk is het moeilijk om alsprofessional, en zeker als liefhebber pur sang, aan de zijlijn te blijven staanwanneer amateurs aan de slag gaan. Dit manifesteert zich dan ook in overdrevenveel bemoeienis bij de ene studentenfilm en het compleet genegeerd worden vaneen andere.
Oorkondes
Een en ander staat niet in de weg dat na afloop van deleergangen het eerste (en voorlopig enige ) semester van de Surinaamse FilmAcademie feestelijk wordt afgesloten met het presenteren van de vijfstudentenfilms en het uitreiken van oorkondes. Dat hierbij niet al te veelwordt gekeken naar de individuele prestaties blijkt uit het feit dat er ookoorkondes klaar liggen voor studenten die het hele SFA-verhaal al na tweelessen hadden bekeken en het verder aan zich voorbij hebben laten gaan. Hoeweler genoeg studenten zijn die zeggen het nodige op te hebben gestoken zijn ernog meer die teleurgesteld zijn in hun aanvankelijke verwachtingen. Net zoalsde twee docenten ook teleurgesteld zijn in hun verwachtingen en in desamenwerking met elkaar. De la Parra besluit samen met een enkele vertrouwelingonder de vlag van de SFA een andere weg in te slaan en op initiatief vansommige studenten wordt een platform voor kennisuitwisseling opgericht waarbij70 procent van de studenten zich aansluit. Hoewel beide elkaar niet in de weghoeven te staan en in principe goed zouden kunnen samenwerken heerst er tocheen sfeer van wederzijds wantrouwen. Of die ooit verdwijnt is op dit moment nogniet duidelijk en dat is jammer. Het zou namelijk zo makkelijk anders kunnen.De Surinaamse Film Academie verdient een tweede kans en kan deze zelfverwezenlijken. Door een betere voorbereiding van het aan te biedenlesprogramma, het laten doen van werkzaamheden (fondswerving,organisatiestructuur, marketing) door studenten die al professionals op dezegebieden zijn en door het oprichten van een Raad van Bestuur die een breed endoordacht beleid nastreeft. Pim de la Parra kan worden beschouwd als degrondlegger van de Surinaamse Cinema. Een soort van Godfather die vaakstimulerend aanwezig is, soms op irritante wijze en soms op vertederende wijze.Een Godfather die misschien ooit een enkele keer ook de wijsheid op kan brengenom zich gewoon helemaal nergens mee te bemoeien.