Gerookte duivels en ander zwemmend gespuis
Het is tien uur ’s morgens. Op de Commewijne, bij NieuwAmsterdam, is het nog koel en rustig. Een boot vol vis meldt zich aan.Opzienbarend, als je bedenkt dat de vangst in één nacht is binnen gehaald meteen hoeveelheid lijnen waaraan elk een aantal vishaken is gebonden. Barbamansen de grotere koepila’s zijn geen moeilijke vissen om te vangen; ze haken zichzelfaan de haak vast.
Tussen detwee overheersende gladvissen liggen er een kandratiki en twee roggen als eenautochtone minderheid. Van de roggen ontbreken de staarten. Levensgevaarlijkvoor de mens. Ze werden vroeger wel gebruikt bij een wrede wraakneming: eenzweep op de rug ermee en het gif doet de rest.
Het exactegewicht van de vangst is moeilijk te schatten, maar zo’n 500 kilo aan vissenwordt geprikt en in fel oranje gekleurde manden geslingerd met een stok waaraaneen flinke spijker aan het ene uiteinde. Het kleurencontrast geeft het tafereeliets extra aantrekkelijks. De opkoper komt op de brug aanlopen metnotitieboekje in de hand, twee helpers zijn bezig de volle manden een voor eente hangen aan de weegschaal op de brug. De wijzer gaat niet verder dan 32, somseen 30 of 35. Wanneer ze uitbetaald zijn vertrekken de Guyanezen. Tot devolgende -geschikte- waterstand weer. Het leven van de visser is hard.Stijgende brandstofprijzen en het gekibbel om de prijs per kilo drukken er nogeens extra op.
Om dewerkplaats te zien, lopen we de helpers, die met een mand vis in een kruiwagenvoor zich behendig de gaten in de brug ontwijken, achterna. Het erf waaropalles gebeurt staat aan de overkant van de straat, op de hoek van deDoelahasoriweg en de Bakasroisiweg. De omgeving is een en al rust en doet ergpranasi aan. “Hier is de hoofdstad van Nieuw Amsterdam,” beweert Romano, eenvan de helpers. Aan een tafel staan ze te werken: drie helpers maken de vissenschoon en leggen ze open, een vierde hamert met een kapmes op de harde rugvinom het bot eraf te krijgen.
Eigenaarvan de onderneming, de heer Kartokromo, komt ons vriendelijk begroeten. Hijbegeleidt ons naar achteren waar een werknemer bezig is de schoongemaaktevissen een voor een op te hangen. Niet in de zon maar in de oven. Kartokromo istrots op zijn ovens: “Ik ben de enige in Commewijne die het professioneel doet.Normaal gesproken gebeurt dit in de openlucht, maar dan is de gerookte vis vaaktoch nog ‘nat’ en hebben de vliegen hun feest gehad. Hier in de oven gebeurt dathygiënischer.”
Decapaciteit van de drie ovens zou de gehele lading van vanmorgen in een keerkunnen verwerken. Toch is de onderneming aan uitbreiding toe; twee nieuwe ovenszijn in bijna voltooide staat. “Anderhalf tot twee dagen duurt het om het goedte laten roken en dan is de vis voor 75 % droog en langer houdbaar.” Door tekijken en te voelen weet de ervaren visverwerker wanneer ze goed zijn. “Drietot vier dagen zonder koeling,” zegt Kartokromo wanneer hij het over dehoudbaarheid heeft. “En ik gebruik alleen zachte houtsoorten voor het vuur,want die andere geven een zwarte aanslag.”
Behalvenaar de stad vinden de bruingerookte plakken -vanwege de extra langehoudbaarheid- ook hun weg via Albina diep de Marowijne in. Ook de twee van hungifstaarten ontdane verwanten van de duivel.
Eensuccesvol Surinaams product.