Armand Bhagwandas
Wie een tripje naar het binnenland wil maken, komt al snelbij METS terecht. Bestemmingen als Palumeu en Awarradam zijn exclusief van onzenationale touroperator. Beeldschone lustoordjes in het maagdelijk regenwoud.Maar je moet er wel diep voor in de buidel tasten. Directeur Armand Bhagwandas,sinds twintig jaar nauw betrokken bij toeristische activiteiten in Suriname,vertelt over de geschiedenis en de toekomst van de organisatie. En waarom wezóveel moeten betalen voor een paar dagen Bos.
Als we met elkaar praten,zijn net talloze dorpen aan de Boven-Surinamerivier blank komen te staan.Bewoners moesten hals over kop hun huizen verlaten en het hoger gelegen oerwoudin vluchten, kostbare huisraad ging in de vloedgolf verloren, kostgrondjes zijnondergelopen. Kortom, er voltrekt zich een regelrechte ramp, want de gevluchtedorpelingen zitten nu, doorweekt en klam, zonder eten, zonder drinkwater onderde druipnatte bomen. Armand Bhagwandas komt net terug van een vliegreis naarAwarradam. “Ik ben gegaan om even poolshoogte te nemen. En wat ik onder me zag,was niet fraai: Isadu, Danpaati, alleen de daken van de huizen staken boven hetrivierwater uit. Gelukkig konden we nog landen op de strip van Kayana, sommigeandere vliegveldjes zijn helemaal niet meer bereikbaar. Onze tours voor dekomende periode hebben we maar afgelast. Het is echt voor het hele gebied eenset-back. Pas als het water daalt, kun je werkelijk zien wat de schade is.Gelukkig was alles nog aanwezig op Awarradam, maar het stond wél onder water.Maar ach, al was het erger, het enige wat je op zo’n moment kunt doen is demensen een hart onder de riem steken, ze een beetje moed inspreken. Nee, bijPalumeu speelde die wateroverlast niet zo, de Tapanahony is een veel bredererivier. Maar inmiddels heeft door de overlast de mini-waterkrachtcentralehelaas wél begeven.”
Globetrotter
Hij is destijds, voor de Onafhankelijk-heid, “met de grotetrek in Nederland beland”. Als jongetje van twaalf. Van zijn land had hij nietméér gezien dan het bruine water van Colakreek In Maastricht volgde hij de Hotelschool, waarna hij – “Ikben een globetrotter” – op de Antillen en in Zwitserland woonde. “Maar ik hebaltijd als doel voor ogen gehad om hier terug te komen. En in ’85 heb ik dedaad bij het woord gevoegd. Toen heb ik ook mijn eerste tripjes naar hetbinnenland gemaakt. Wanneer je dan vliegt over dat maagdelijke oerbos met haarbrede rivieren en bruisende stroomversnellingen, die puurheid van de natuur… Ikwas voorgoed gebonden aan Suriname. Eerder al, eigenlijk. Want toen ik opZanderij uit het vliegtuig stapte voelde het reeds alsof ik thuiskwam.
“Het was natuurlijk een zeer moeilijke periode, deDecembermoorden, het militair regime, de avondklok was pas net afgeschaft maardie dreiging hing in de lucht… En er kwamen geen buitenlandse toeristen meer.Ik werd in ‘85 hoofd van de Dienst Toerisme, maar zeker toen de BinnenlandseOorlog begon, gingen alle toeristische activiteiten in de ijskast. Want METS isal in ’62 opgericht met het doel toeristenoorden te exploiteren. In die periodekwam Arthur D. Little als consultant vanuit Amerika met een rapport over hoe jehet toerisme hier het beste kon ontwikkelen. Zo is Torarica alsviersterrenhotel ook gebouwd. We hadden een guesthouse op Stoelmanseiland, éénop Langetabbetje en één op Nasson, een eilandje in het Marowijnedistrict. Laterkwam daar Blakawatra bij, een ontspanningsoord dat nog door Pengel aan degemeenschap was geschonken. Je moetbedenken, je had verder alleen het Stardust Hotel en Krasnapolsky, maar datverkeerde in zeer vervallen staat. Maar die oorlog legde alles lam, en zo bleefook METS een slapende NV.
“Pas in ’92werd de toeristische activiteiten nieuw leven in geblazen: de SLM zocht naareen NV die zich op die markt van resorts en ontspanningsoorden richtte, zodatde vliegmaatschappij haar kleinere toestellen op binnenlandse vluchten zoukunnen inzetten. Dus kochten ze aandelen METS, en dat geld konden wij aanwendenom oorden op te zetten. Om het binnenland te ontsluiten, waren nog door deNederlandse overheid Airstrips aangelegd tijdens de operatie Grasshopper. Enonze bestemmingen moesten dus in de buurt van die vliegveldjes komen. Zoontstond Palumeu. Al in ’84 had de SLM daar gebouwen van de luchtvaartdienst omgebouwdtot slaapaccommodaties. Maar toen we er later poolshoogte kwamen nemen, bleek tot onze grote verrassing allesvernietigd of weggedragen. Door Brunswijk, door het leger van Bouterse, wiemoet je geloven? Dus zouden we weer van de grond af aan opbouwen. Maar eerstgingen we officieel toestemming vragen aan de Trio Indianen, vier uur varen vanhet vliegveld naar het dorpje Tepu, waar het hoogste gezag zetelt. Nou ja,uiteindelijk bleek het gebied dus niet van de Trio maar van de Wayana te zijn.Hebben we, om dat recht te trekken, van granman Noahè óók maar groen lichtgevraagd.
“Een missie van baptisten uit Amerika had in dat gebied almedische zorg en onderwijs in de eigen inheemse taal opgezet. Op Palumeu woondetoen maar één gezin. Maar de Trio arbeiders, die eerst de landingsbaan met dehand hadden open gekapt, hebben zich er ook gevestigd, om te helpen met deherstelwerkzaamheden van de twee Bruynzeelwoningen. Op dit moment worden diepanden trouwens gebruikt voor huisvesting van leerkrachten en voor eenbibliotheek. Al met al bleken die economische activiteiten een aanzuigendeffect te hebben; in het huidige dorp wonen nu zowel Trio’s als Wayana’s vredigmet elkaar. Ze kwamen in eerste instantie om voedsel aan te bieden: wild, versevis, aardvruchten. Maar al gauw maakten ze zelf souvenirs en boden ze hundiensten aan. Er was onlangs een malariacampagne van de Medische Zending, endie telde op dat moment 300 dorpsbewoners.
Promotiecampagne
“Als gasten kwamen de gegoede Surinamers die zich een reisjeper Twin-otter konden permitteren. Want dat stadsbewoners angst voor het boszouden hebben is een mythe; veel Surinamers houden van de rust en de natuur.Maar helaas, toen we echt tegen kostprijs brandstof moesten gaan betalen,werden die weekendtrips vier- tot vijfhonderd procent duurder en bleven degasten weg. Toen moesten we het roer drastisch omgooien. We zijn een zwarepromotiecampagne begonnen, met name op de Nederlandse beurzen. Adverteren,lobbyen bij de NHTV in Breda, dat is de HBO opleiding voor toerisme, die kwamook met een delegatie om ons te adviseren. En dat heeft uiteindelijk eind ’92geleid tot die hutten aan het water, gebouwd in natuurlijke stijl. “Nu de SLMin een fase verkeert waarin men er voor gekozen heeft om zich te beperken tothaar core business en METS te privatiseren, moeten we op eigen benen staan enhebben we verdere financiering nodig. We hebben nu besloten om aandelen uit tegeven. We maken weliswaar sinds enkele jaren een bescheiden winst, maar debedoeling is de locaties nog meer te verfijnen. Palumeu heeft nu zelfs eeneigen waterbron en dus heerlijk drinkwater, maar als je gaat uitbreiden enupgraden heb je meer geld nodig. Ons streven is een zo groot mogelijke lokaleparticipatie. Dat is bij Awarradam gelukt, daar wordt nu het hele oord gerunddoor de lokale bewoners, marrons in dit geval. En dan echt vanaf de manager totaan de keukenhulp. In Palumeu zijn we er inmiddels ook redelijk in geslaagd.Alleen de manager komt nog uit de stad. Dat heeft natuurlijk alles te maken methet ontwikkelingsniveau van de bewoners. Door scholing leren ze nu Nederlandspraten, want als je niet meer dan één of twee woordjes spreekt, is dat de grotebottleneck.
Trema’s
“Een school opzetten behoort eigenlijk tot de taken van deoverheid. Maar in ’97 is een gepensioneerde leerkracht alvast begonnen met eenkleuterklasje. De meesten konden al lezen en schrijven in hun eigen taal, met behulp van het alfabet.Maar als je dat hardop wilt voorlezen… het staat ból van de accenten entrema’s, ik kreeg er een kromme tong van! Inmiddels krijgen we vierleerkrachten en de middelen betaald, en zorgen we zelf voor huisvesting. Wezijn bij de eerste klas begonnen, verdeeld over drie groepjes. Elk jaar kwam ereen klasje bij en vorig jaar zijn de eerste vier leerlingen geslaagd. Dievolgen nu de LBGO in Paramaribo!
“Margreet Kauffman, een onderwijskundige, kwam met haar mannaar hier en besloot de school op ons verzoek te adopteren. En via donaties aanhaar stichting kon het gebouw worden uitgebreid. In het begin hadden we teweinig leerlingen om door het ministerie van Onderwijs erkend te worden, maardat quorum hebben we nu wel gehaald en ik moet zeggen: het is de enige schoolin de regio die goed draait. Veel families leiden nog een half nomadischbestaan. Sommigen gaan voor langere tijd naar familie in Brazilië, anderenwonen zo ver als in Apetina, zeven uur varen benedenstrooms, of Kwamalasamutu,bij de Braziliaanse grens. Maar hun kinderen blijven dan bij familie logeren,zodat ze de lessen kunnen blijven volgen.
“Ja, Inheemsen zijn leergierig, wíllen echt Nederlandskunnen praten. Men heeft daar natuurlijk ook contact met de buitenwereld. Eénkapitein heeft het me, met behulp van een tolk, heel treffend uitgelegd: ‘Alsik naar de stad kom, zie ik allemaal borden in het Nederlands en ik kan nietlezen wat er staat. Wij zijn met 700, in Kwamalasamutu wonen er 2.000 en metz’n allen komen we niet verder. Als jouw huis donker is, druk je op een knop ener is licht. Ik moet eerst hout zoeken en zorgen dat het vuur aanblijft. Wijhebben hier palmbladdaken. Die moeten we na drie jaar vernieuwen. Met zo’nzinken plaat ben ik twintig jaar klaar. Nederlands spreken en schrijvenbetekent communiceren, contact, jezelf handhaven in de maatschappij, ik wil ookgraag met één druk op de knop licht. Zelfs van deze tolk weet ik niet of hijvertaalt wat ik zeg.’ Nee, ze willen beslist niet in de stad wonen, de meesteInheemsen krijgen alleen maar hoofdpijn van al die drukte. Wat dat betreft zijnze, denk ik, anders dan marrons. Die zijn, door hun contacten met de stad,misschien wat meer ingesteld op de Westerse economie, hebben naast pannensetsen mooie pangi’s ook behoefte aan moderne spullen en daar is geld voor nodig.Inheemsen zijn al tevreden met een T-shirt ook als er géén Nike op staat.Misschien willen ze dan wel een kapsel naar de laatste mode, maar zie je ze danin hun korjaal vissen, dan zijn het weer de trotse bewoners van het oerwoud.”
Grondrechten
“Ons voorstel is dat de lokale bewoners, met hulp vandonorfondsen, een aandelenpakket van METS kopen. Dan kunnen ze alsrechtspersoon aanspraak maken op het fonds dat de activiteiten vanbinnenlandbewoners ondersteunt. Maar er is nóg een voordeel: in de problematiekrond de grondrechten is er dan geen gehaal en getrek meer, dan zijn ze gewoonmede-eigenaars. Bottleneck is weer de financiering. De trip is duur, ja, bijnavierhonderd euro voor vier of vijf dagen. Met die brandstofprijzen kunnen weniet anders; echt álles moet daar ingevlogen worden. Bovendien kunnen onze dorpsbewonersdan tegen een goedkoper tarief vliegen; leerkrachten en zieke mensen vliegengratis mee. Voor een retourtje moet de toerist 200 euro betalen. Dan komen detrips, de maaltijden, de roomservice daar nog bovenop. Als je jerekenmachientje er naast legt is die prijs weldegelijk rieel, al blijf het voorsommige doelgroepen onbetaalbaar.”
Eén pijnpuntje. Veel toeristen die van Palumeu terugkomen,vertellen hoe ze met gekromde tenen de culturele avond hebben beleefd. “Dathebben wij ook gemerkt. Zelf probeer ik zo vaak mogelijk incognito opinspectiereis te gaan, maar na een paar dagen hebben toeristen natuurlijk tochdoor dat je van de METS bent. En beginnen ze over dat avondje. Je werd er zelfsmeegesleurd om een dansje te doen. Mensen vonden het aapjes kijken. Pijnlijk.Maar ja, de keerzijde was wel dat de bewoners er een boterham aan verdienden.We hebben nu besloten om er niet mee door te gaan. Bezoekers willen graagInheemsen in hun natuurlijke leefomgeving zien. Nu maken we, heel informeel,een wandeling door het dorp, gaan bij twaalf personen thuis op bezoek. Daarlaten ze zien hoe ze manden vlechten, touw maken, een muzikant brengt in z’nhut een liedje ten gehore. Voor elk bezoekje van vijf minuten krijgen zetwintig SRD, 260 in de maand, zo hebben ze tóch die extra inkomsten.”