Topsport met Glenn Omanette
Globalisering is het modewoord van nu; meestal wordt dan aan handel in goederen en diensten gedacht. Maar ook in de sport vervagen de grenzen. Bij topsportwedstrijden zien we sporters van overal ter wereld in topcompetities. Is het een fenomeen van nu? Nee, in de late jaren zeventig vertrok een Surinaamse topper naar Nederland om te zien wat en hoever zijn talenten hem zouden brengen.
Glenn Omanette (52) is geboren en getogen in de (achterstands)buurt Ramgoelamweg. Voor het sporten was het Latourproject echter het centrum. Je had er voetbalvelden en je had er het complex van de Stichting Buurtwerk Latour (Stibula). “Ik kom uit een gezin van tien kinderen, vijf jongens en vijf meisjes, opgegroeid zonder vader in huis. In eerste instantie was uiteraard voetbal mijn passie, zoals bij de meeste Surinaamse jongens het geval is. Toen ik met basketballen begon, lukte het direct, mede vanwege mijn lengte. Ik was al op vijftienjarige leeftijd al bijna twee meter. Op mijn zestiende heb ik definitief voor basketballen gekozen.” Omanette liet zich, nadat hem de basis van het basketballen was bijgebracht door Rudy Nijman en wijlen Hesdy van Wilgen, meteen behoorlijk gelden: in zijn eerste basketbalseizoen werd hij met Stibula direct kampioen in de aspirantenklasse. Hij behaalde diverse jeugd- en selectiekampioenschappen, werd scholieren basketbalkampioen met de Surinaamse Technische School I en kampioen bij de Inter-Guyanese spelen in 1975.
“In dat jaar werd ik benaderd door hoofdklasse basketbalclub Ravens, toentertijd één van de topteams in Suriname, met spelers als Roy Eudoxie, August Faverus, Ewald Limon en anderen. Harold Tonk was onze coach toen. Ik was nog jeugdspeler, maar zat altijd in de basisselectie, omdat ik het niveau goed aan kon.” Dat bleek. Ravens werd in 1976 kampioen en Omanette werd door de vereniging van sportjournalisten uitgeroepen tot meest waardevolle speler van dat seizoen. Logisch ook dat hij vele interlands achter zijn naam heeft.
“Ik had al een tijdje plannen om voor zowel studie als het basketballen verder te kijken dan Suriname. Ik had de Technische school en het Natin gedaan en ik wilde werktuigbouwkunde studeren. Weggaan was niet zo gemakkelijk. Het ontbrak mij aan de nodige financiële middelen en de juiste contacten. Er was wel interesse van een eredivisieclub in mijn basketbaltalent, maar het werd maar niet concreet. Uiteindelijk kreeg ik een aanbieding uit Groningen, waarbij ik het basketballen prima zou kunnen combineren met de studie die ik voor ogen had en vertrok in 1978.”
Nederland
“Toen ik eenmaal in Nederland was, werd de interesse van de andere partij waar ik het over had wel concreet. Maar ik kon het natuurlijk niet maken om de mensen in Groningen, die alles voor mijn overkomst hadden geregeld, zonder meer te bedanken. Mijn eerste basketbalseizoen in Nederland speelde ik voor een Surinaams studententeam, Pokai geheten. Het seizoen daarop verkaste ik naar Celeritas, ook in Groningen. In 1980 kwam ik in de eredivisie terecht.”
In de eredivisie speelde Omanette voor onder meer Hatrans Tonego uit Haaksbergen, Kuipers Orca’s uit Urk, Duppel Douche uit Den Helder en Graydon Canadians uit Amsterdam.
Bij Den Helder trainde hij twee tot driemaal per dag zo’n twee uurtjes en speelde hij Europa Cup basketbal, met de Orca’s werd hij kampioen in de promotiedivisie en kwam met die club in de eredivisie terecht. In 1983 werd hij voor het eerst geselecteerd voor het Nederlandse all star basketbalteam voor het toernooi in het Franse Gravelines. Ook in Nederland haalde hij de nationale selectie.
“In eerste instantie combineerde ik het basketballen met studeren. Profbasketbal in Nederland was in die dagen geen vetpot voor mij. Maar de weinige inkomsten kwamen wel goed van pas, want daarmee betaalde ik mijn studie. De combinatie studie en profbasketbal was pittig, maar ik was erop voorbereid, want dat was toch de intentie waarmee ik uit Suriname vertrok. Na het afronden van mijn studie engineering en een paar jaar werkervaring te hebben opgedaan, startte ik een eigen onderneming, een technisch teken- en ontwerpbureau. Toen werd het dus werken en basketballen. Ik heb tot mijn 36e in de eredivisie gespeeld.”
De sportwereld zou niet van Omanette af zijn, na zijn carrière als speler. Hij behaalde diverse diploma’s om teams op de verschillende niveaus van het Nederlandse basketbal te kunnen coachen. “In het Nederlandse basketbal heb je als coach een licentie nodig, afhankelijk van je diploma kan je een bepaalde licentie aanvragen. Met mijn diploma´s en licentie op zak mocht ik op het hoogste niveau teams, die in de eredivisie uitkomen, trainen en coachen.”
Als coach heeft hij in Nederland bij een aantal clubs de technische leiding gehad, voornamelijk in de promotiedivisie. Met Kuipers Orca’s uit Urk maakte hij als coach mee, wat hij als speler ook had ervaren, namelijk promotie naar de eredivisie en met een andere club ASVU won hij de Nederlandse beker.
Sportontwikkelingswerk
“Na ongeveer 26 jaar in Nederland gewoond, gewerkt en gesport te hebben, kwam ook voor mij het moment om aan terugkeren te denken. Dat betekende nogal wat; de remigratieprocedure moest worden opgestart, de bedrijfsactiviteiten moesten worden opgeheven, en natuurlijk ook mijn activiteiten in de sportwereld. De terugkeer naar Suriname viel mooi samen met een project in 2004. We kwamen met een Surinaamse veteranen basketbalselectie naar Suriname voor het spelen van twee benefietwedstrijden om geld in te zamelen voor de renovatie van de Ismay van Wilgen sporthal. Eigenlijk kwam toen alles in een stroomversnelling. Ik ging wel even terug maar vestigde me daarna definitief in Suriname. Hier pakte ik eigenlijk weer op waar ik in Nederland al mee bezig was; ik zette de technische onderneming voort waar ik nu engineering-, constructie- en machinebouwprojecten uitvoer.”
Omanette heeft naast zijn technisch bedrijf, ook een organisatie in sportmanagement en consultancy, waarbij hij zich niet slechts beperk tot het basketballen. “Dit idee is ontstaan uit de ervaringen die ik zelf heb gehad als topsporter, van professionele begeleiding was geen sprake. Ik was op mezelf aangewezen, vooral wat betreft de voorbereiding op de overgang naar een andere omgeving en dus andere aanpak. Met dit bureau probeer ik in die behoefte te voorzien.
“Ik doe daarbij nogal wat en heb de activiteiten opgedeeld in groepsbegeleiding en persoonlijke begeleiding, alles in het kader van de algemene sportontwikkeling en topsportbeoefening. Bij de groepssportbegeleiding moet je dan denken aan het organiseren van sport-evenementen en sportkampen, het verzorgen van trainingen en sportopleidingen, het geven van clinics en workshops en begeleiding van sportprojecten. Bij de persoonlijke begeleiding houd ik mij bezig met scouting en begeleiding van talenten, carrièrebegeleiding, adviseren, zoeken naar scholarships, opstellen van trainingsschema’s, voeding en opvoeding. Ik doe het weliswaar op commerciële basis, maar wel met het uiteindelijke doel, om sport op een hoger plan te krijgen.
“Als een topsporter bijvoorbeeld in het buitenland actief is, kan de desbetreffende bond ervoor zorgen dat die sporter Suriname officieel kan vertegenwoor-digen. De bond regelt dan deelname aan internationale toernooien en alles wat hierbij komt kijken. Je kunt natuurlijk niet verwachten dat de sporter zelf voor de kosten opdraait. Bovendien traint en speelt die topsporter in het buitenland op een hoger niveau. Hij kan dus in elk geval een meerwaarde zijn.”
Discipline
“Bij de begeleiding van sporters en talenten stel ik een aantal eisen, die zijn gebaseerd op alles wat ik heb ervaren tijdens mijn actieve carrière, dus vanaf mijn activiteiten hier als beginnend basketballer, mijn overstap naar Nederland en mijn activiteiten daar, waarbij de combinatie topsport en studie voor mij essentieel was en het verwaarlozen van één van de twee geen optie was. Als sporter moet je discipline laten zien; ik eis van de sporter dat hij zich aan de gemaakte afspraken houdt. Vooruitgang boek je door veel te trainen, zowel fysiek als mentaal. Een jeugdige speler die een topsporter wil worden en die klaagt van drie keer trainen in de week begrijpt het niet, dat moet aangeleerd worden. Het is niet helemaal fair om Nederland als vergelijking aan te halen, maar wil je topprestaties leveren dan moet je als sporter zeker vijf dagen in de week met je sport bezig zijn.”
Excuses zoals ‘ik kan niet trainen, want ik moet studeren’ gaan er bij Omanette niet in. “Het kan als hard worden ervaren, maar dit is in het buitenland vrij normaal. Daarom worden sporters door ons eerst geselecteerd. Wij maken gezamenlijk een week- en dagindeling. Wie zich niet houdt aan deze afspraken, valt af en wordt in een ander traject verder begeleid om het aan te leren. Er is in Suriname in ieder geval veel talent, maar het gaat er vooral om dat talent tot ontwikkeling wordt gebracht. En voor de scouting en begeleiding van talenten uit de achterstandsbuurten en minder gegoede jeugd is er speciale aandacht.
“Het zou fantastisch zijn als de Surinaamse overheid en de private sector ook echte partners in topsport kunnen zijn, zodat zowel de sport in Suriname als de algemene ontwikkeling naar een hoger niveau worden getild. Hoeveel topsporters een land aflevert, zegt iets over de ontwikkeling van dat land.”