Surinaamse kip de nek omgedraaid
De Surinaamse pluimveesector staat op instorten. De één na de andere kippenkweker gaat over de kop omdat zij niet kunnen concurreren met de spotgoedkope importkip. Lage invoerheffingen voor importeurs en hoge belastingen voor de Surinaamse kippenboeren zijn de boosdoeners, meent de Associatie Pluimvee Sector Suriname (APSS). “Er moet snel iets gebeuren anders gaat de lokale markt kapot”, zegt bestuurslid Peter van Dijk. “We zijn in het Wilde Westen beland. Het is puur overleven.”
Tientallen slachtkippen lopen onrustig heen en weer in één van de hokken van APSS-voorzitter Nemachand Kanhai. Hun witte veren zijn glanzend schoon. Ze zijn opvallend groot. “Deze zijn inmiddels al negen weken oud”, vertelt Kanhai. Met zijn
bedrijf Inter Chicken verwerkt hij dagelijks zo’n tweehonderd kippen. “Normaal zijn kippen na vijf tot zes weken klaar voor de pan. Eigenlijk hadden ze dus al lang geslacht moeten worden, maar omdat de importkip zo goedkoop is, kan ik ze simpelweg niet kwijt.”
Het overkomt de kippenkweker regelmatig dat hij met een overschot blijft zitten.
Het aanbod van importkippen is namelijk niet stabiel; soms wordt veel geïmporteerd, dan weer minder. Gevolg is dat de prijs mee fluctueert. “Zodra de prijs van de importkip keldert, houd ik kippen over”, vertelt Kanhai. Om zijn risico’s te spreiden is hij daarom boven zijn bedrijf een hotel begonnen. “Zo verdien ik wat bij en ben ik niet meer volledig afhankelijk van mijn kippen. Het zijn onzekere tijden.”
Ondanks zijn goede reputatie maakt Kanhai zich zorgen. “Steeds meer klanten laten het afweten. Zo leverde ik jarenlang aan de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM), maar ook zij zijn overgestapt op de importkip. Ik snap het en ik verwijt ze niets, zij moeten immers ook overleven. Het is de overheid die het ons moeilijk maakt.” De importkip heeft inmiddels 65 procent van de markt bemachtigd en het aantal zelfstandige Surinaamse kippenboeren blijft krimpen. “Het is voor kleine kippenkwekers niet meer rendabel om te blijven produceren”, weet Van Dijk, eigenaar van grootkwekerij Sranan Fowru. “Pas als je vijfduizend kippen houdt, kun je winstgevend zijn. Veel kleine kwekers zijn genoodzaakt om er mee op te houden, of om zich bij een grote kippenhouder aan te sluiten.”
Moordend
Bottleneck is de magere bescherming van de lokale markt. De lage invoer-heffingen van twintig procent voor importkip beschermen de Surinaamse kippenboer nauwelijks tegen de
moordende concurrentie op de wereldmarkt. In de meeste landen in de regio zijn de importheffingen hoger. Het gros van de Caricom hanteert tarieven boven de vijftig procent. “Vrijwel overal wordt de interne markt beschermd, maar niet bij ons”, aldus Kanhai.
Ook de hoge belasting op inputs zit de APSS dwars. Voor alle goederen die
kippenboeren importeren voor hun bedrijf, zoals kippenvoer, hokken of vriescellen, betalen ze standaard vijf tot 35 procent extra. Over de eindsom wordt nog eens tien procent omzetbelasting berekend. Suriname is het enige land in de regio dat zowel invoerrechten als omzetbelasting heft op inputs voor de pluimveesector. Importeurs zijn voordeliger uit. Over kipdelen wordt namelijk geen omzetbelasting berekend. Het gros van de importkip komt uit Brazilië en Amerika. Deze landen bieden kip voor stuntprijzen aan op de wereldmarkt. “De pluimveesector is daar massaal en gespekt door subsidies”, aldus Van Dijk. “Het is een oneerlijke situatie. De extra invoerkosten die wij maken, moeten we doorberekenen in onze prijs. Dat maakt onze kip in verhouding erg duur. Kip uit Amerika en Brazilië gaat nu voor zes srd per kilo over de toonbank, terwijl dezelfde hoeveelheid Surinaamse kip een goede tien srd kost.”
Volgens Rudi Ramdhani, directeur van importbedrijf Rambros, is er totaal geen sprake van oneerlijke concurrentie. “De Surinaamse kippenkwekers hebben de problemen aan zichzelf te danken”, vindt de mega-importeur. “Ze hadden veel eerder moeten ingrijpen door collectief te gaan werken. Het ligt aan hun eigen beleid dat ze nu falen.”
Goedkoop
Maandelijks importeert Ramdhani een kleine vierhonderd ton kip van monsterbedrijven uit Brazilië en Amerika. “Bij sommige bedrijven worden wel negen miljoen kippen per dag geslacht.Deze massale productie houdt de kosten laag. Ook met goedkoop veevoer wordt veel winst gemaakt. Brazilië en Amerika hebben namelijk ruim voldoende soja- en maïsafval voor handen. In Suriname ontbreekt het daaraan.” De APSS is al jarenlang in onderhandeling met de overheid. “Het is verschrikkelijk frustrerend allemaal”, zucht Van Dijk. Voor hem op tafel liggen stapels rapporten. “We zijn sinds 2000 bezig met verschillende onderzoeken om de regering te overtuigen van ons gelijk.” Hij houdt een recent rapport van de Anton de Kom Universiteit omhoog. “Hierin staat dat de winst van de goedkope import voor het overgrote deel naar de horeca gaat. Vooral Chinese restaurants profiteren. Bijna negentig procent van de Surinaamse gezinnen kiest voor kip van eigen bodem. De regering beweert dat het in het voordeel is van de kleine burger dat de importkip zo goedkoop is, maar dat argument is dus ongegrond.”
De problemen betreffen niet alleen de kippenboeren. “Dit gaat heel ons land aan”, meent Van Dijk. “Suriname moet zich zorgen maken om haar voedselzekerheid. Het is niet goed om als land afhankelijk te zijn van anderen. Je weet nooit wat de toekomst brengt. Toen in 2007 de vogelgriep uitbrak, werden onze grenzen ook tijdelijk gesloten. Er kwam niets meer het land in. Stel je voor dat zoiets nog eens gebeurt. Zonder Surinaamse pluimveesector zit je dan met een groot probleem.”
Getreuzel
De Raad van Ministers breekt al jaren het hoofd over de kwestie, maar tot een beslissing is men nog niet gekomen. In 2003 heeft het parlement de minister opgedragen om de invoerheffingen voor kip en kipdelen te verhogen naar veertig procent en de belasting op agrarische inputs af te schaffen. Met veel tamtam werd toen de importheffing op importkip naar twintig procent opgeschroefd. In 2008 heeft de Nationale Assemblee opnieuw de minister van Financiën opgedragen om de invoerrechten te verhogen, tot nog toe zonder resultaat. “We zijn een roepende in de woestijn”, zucht Kanhai. “We vermoeden dat de minister van Financiën en de president een beslissing tegenhouden, maar dat kunnen we niet hard maken.”
Steun
Het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) kiest de kant van de kippenboeren. “We nemen de problemen zeer serieus”, zegt Erica Tjon A San van LVV. “We staan volledig achter de APSS. Ze hebben onze steun, maar helaas zijn onze handen gebonden. De ministerraad neemt ons advies om onduidelijke redenen niet over. Toch geven we nog niet op, we blijven ons inzetten voor de Surinaamse pluimveesector.”
Waarom de besluitvorming stagneert, is ook Van Dijk een raadsel. Aan het geld hoeft het volgens hem niet te liggen. “Op de lange termijn zal de overheid zelfs profiteren van onze plannen”, garandeert de kippenkweker. “Verhoging van de invoerrechten betekent immers een nieuwe inkomstenbron. Bovendien zal de werkgelegenheid toenemen en daarmee de koopkracht van de bevolking.” Veel zal er niet veranderen als de regering de invoerrechten op importkip naar veertig procent opschroeft, denkt Ramdhani. “Pas bij honderd procent invoerheffingen gaat er wat gebeuren. De kippenboeren hebben dan immers vrij spel. Ik vermoed dat ze bewust schaarste zullen creëren, door jonge kuikens te slachten en niet aan te bieden op de markt. Zo kunnen ze vlug winst maken. De doorsnee Surinamer zal het zich dan niet meer kunnen veroorloven om dagelijks kip te eten.”
Van Dijk is het daar niet mee eens. Volgens hem zal de prijs van kip niet stijgen. “Als de belasting op inputs verdwijnt, kunnen we onze schaal vergroten en daarmee de productiekosten per product beperken. We hebben nu niet de gelegenheid om onze capaciteit uit te breiden, aangezien we onze dure kip simpelweg niet kunnen afzetten.”
Middeleeuws
Voedseltechnoloog Ricky Stutgard volgt de discussie met argusogen. “Inderdaad, er is sprake van een oneerlijke concurrentiepositie”, benadrukt de wetenschapper. “De invoerheffingen voor importkip moeten wel degelijk omhoog. Maar voordat die kippenboeren een grote mond opzetten, moeten ze eerst maar eens naar zichzelf kijken.”
Stutgard geeft flink af op de hygiëne van de Surinaamse kip. “Bij veel boerderijen lijkt het net alsof je in de middeleeuwen beland bent. Wat ik heb gezien, is niet mals. Dode kippen die liggen te vergaan in de hokken, vervuilt drinkwater, aasgieren die rondzwermen boven al het afval. Deze prehistorische omstandigheden veroorzaken ziekten. Het is niet voor niets dat 1 op de 8 Surinaamse eieren besmet is met salmonella, tegenover 1 op de 20.000 eieren uit Amerika.”
Volgens Van Dijk en Kanhai is het juist de hygiëne van de importkip die te wensen overlaat. “Surinaamse kip is vele malen verser”, beweert Van Dijk. “De productie van importkip is massaal. “
Ze komen in gigantische hoeveelheden binnen, om vervolgens uren in de brandende zon voor de supermarkt te staan. Houdbaarheidsdata staan wel op de bulkverpakking, maar vaak niet op de losse kiponderdelen. Onze kippen hebben meer bewegingsruimte. We bereiden ze met zorg, zonder het gebruik van hormonen.” Stutgard meent dat de kippenboeren dat niet kunnen hardmaken. “Zonder gezondheidsverklaring komen importkippen het land niet in. Surinaamse kip echter wordt niet door derden gecontroleerd en dat is waar de schoen wringt. Ze kunnen wel van alles beweren, maar er is niemand die erop toeziet. Ik ben hun gezeur meer dan zat”, verzucht Stutgard.
“De kippenboeren moeten knokken voor hun plaats, ze moeten laten zien wat ze waard zijn. Je kunt niet verwachten dat de overheid het allemaal voor je oplost. De sector moet snel professionaliseren.” Het ministerie van LVV helpt hen daarbij. “We trekken het land door met gratis cursussen”, vertelt Tjon A San. “We geven de boeren voorlichting over hygiëne, kweekmethodes en ziekten. De kleine kippenkweker is de backbone van de Surinaamse pluimveesector, ze hebben een groot marktaandeel. Juist bij hen ontbreekt er veel kennis. Met betere productiemethoden kunnen we veel winst maken.”
Marktaandeel
Hoewel Tjon A San zich bewust is van de ernst van de situatie, is ze niet bang dat de Surinaamse pluimveesector verdwijnt. “De Surinamer gaat de Surinaamse kip echt niet in de steek laten. We lusten die Amerikaanse bouten gewoon minder graag.”
Suresh Rambali van Rams Bar en Rotishop is het met haar eens. Voor zijn roti gebruikt hij enkel kippenbouten van eigen bodem. “Surinaamse kip is gewoon lekkerder”, vindt Rambali. “Het is puur natuur en dat proef je. In tegenstelling tot importbouten zijn onze kippen niet volgespoten met hormonen. Mijn klanten vinden de kwaliteit ervan beter. Ze komen hier speciaal voor de Surinaamse kip en de goede roti.”
Voor de pluimveesector is het een opluchting dat nog steeds veel gezinnen kiezen voor Surinaamse kip. “Daarom kunnen we ons marktaandeel van 35 procent nog vasthouden”, vertelt Van Dijk. “Voorlopig is dit echt ons summum. Voor een verbetering van hun positie is de politiek onmisbaar. Na tien jaar onderhandelen, houdt Van Dijk nog altijd hoop. “Wie weet veranderen de verkiezingen iets aan de situatie van de Surinaamse kip. We geven de moed niet op.”
Surinamers en hun kip
Met of zonder ketjap, door de rijst, in de saotosoep of op een belegd broodje. Wie Suriname zegt, zegt kip. Alle bevolkingsgroepen smullen ervan. Jaarlijks eten Surinamers meer dan veertig kilogram kip per persoon. Dat is bijna twee keer zoveel als de Nederlandse kipconsumptie.
Tot begin jaren negentig kwam de totale kipproductie van eigen bodem. In 1992 verschenen de eerste importbouten op de markt om een einde te maken aan de toen heersende schaarste. Sindsdien heeft de importkip een snelle opmars gemaakt en de kipconsumptie flink doen toenemen. We eten nu bijna vijftig procent meer kip dan tien jaar geleden. Veel Surinamers zweren bij lokaal geproduceerde kip.
Vooral gezinnen kiezen nog steeds de duurdere Surinaamse kip vanwege haar malsheid. Het is niet verwonderlijk dat je het verschil met de importkip kunt proeven. Het productieproces in Brazilië en Amerika verschilt namelijk nogal van dat in Suriname. Surinaamse kippen hebben meer bewegingsruimte en worden niet volgespoten met een zoutoplossing die nodig is voor het invriezen. In tegenstelling tot Amerika mag Suriname geen gebruik maken van groeihormonen. Enkel plantaardig veevoer is toegestaan bij wet.
Of alle Surinaamse kippenkwekers zich netjes aan de regels houden is niet zeker. Er is immers geen controle op de lokaal geproduceerde kip.