Smullen van het Sarnami
Jarenlang speurde hij alle boekwinkels, bibliotheken en scholen af. Tevergeefs. Er bestond nergens ook maar één geschreven woord in Sarnami Hindoestani toen Joe Jenkins veertig jaar geleden voet zette op Surinaamse bodem. De weinig prestigieuze volkstaal leefde enkel in gesproken woord tussen de voormalige immigranten. Jenkins bracht daar verandering in. Parbode sprak met zijn zoon Jared Jenkins.
Vele Surinaamse Hindostanen konden hun oren niet geloven als de Amerikaanse Joe Jenkins begon te praten. Deze bakra sprak geen woord Nederlands, maar wèl vloeiend Hindostaans. De inmiddels 84-jarige taalkundige woonde tientallen jaren in India, waar hij het Hindi en Marathi onder de knie kreeg. Begin jaren zeventig vertrok hij naar Suriname om de Hindostaanse migranten te vertellen over Jezus. “Vanaf het eerste moment dat mijn vader voet aan land zette, werd hij verliefd op Suriname”, vertelt Jared Jenkins.Tijdens zijn zendelingenwerk raakte Joe in de ban van het Sarnami, de taal van de voormalige immigranten. Het imago van deze volkstaal was destijds niet al te best. “Velen vonden het maar een rommeltjestaal, een allegaartje van dialecten”, verklaart Jared. “Mijn vader was het daar niet mee eens. Hij vond Sarnami wel degelijk een volwaardige taal waar hij zich graag hard voor wilde maken.”
Gedreven om het woord van God te brengen, begon Joe het Sarnami op schrift te stellen. “Hij wilde vertellen over Jezus. Hoewel de Sarnami-sprekende bevolking Hindi vaak wel verstaat, nam mijn vader daar geen genoegen mee. Hij wilde communiceren in de moedertaal van deze mensen, zodat ze hem perfect zouden begrijpen.”
Joe analyseerde woord voor woord. Iedere klank, tongval en lettergreep nam hij onder de loep. Hij raakte bevriend met een Hindostaanse kapper. “Dagenlang zat mijn vader in zijn zaak. Hij sprak met de klanten en vroeg hen naar specifieke woorden. Zo bracht hij de hele taal in kaart. Hij vond het heerlijk om te doen, het was voor hem als snoep eten.”
Eind jaren zeventig had hij alle woorden uit het Sarnami op schrift gesteld. Om zich ervan te verzekeren dat hij geen fouten had gemaakt, trok Joe de districten in. “Het kwam wel eens voor dat mensen buiten de stad andere woorden gebruikten. Hij sprak vele districtsbewoners om zijn werk te controleren.” Joe kreeg hulp van het SIL, een christelijk taalontwikkelingsinstituut. Samen maakten ze een officieel woordenboek.
Wie Nederlands kan lezen, kan ook uit de voeten met het Sarnami-schrift. Joe koos namelijk voor het Latijnse alfabet. “Dat is een stuk eenvoudiger dan de Indische schrijfstijl, het zogenaamde devanagari”, aldus Jared. Het eerste wat Joe vertaalde, was het Evangelie volgens Marcus uit het Nieuwe Testament. Begin jaren negentig keerde hij terug naar Amerika. “Mijn moeder heeft een zwakke gezondheid en daarom kunnen ze helaas niet terug naar Suriname. Maar hij blijft dit land missen. Hij had erg veel kennissen en vrienden hier. Als hij niet tussen de Hindostanen op Kwatta woont, dan is hij gewoon niet thuis. Hij houdt nog steeds van Suriname.”
Sarnami-Hindoestani
Sarnami-Hindoestani is een mengelmoes van Hindostaanse dialecten met hier en daar een vleugje Nederlands en Engels. De taal ontstond aan het eind van de negentiende eeuw in Suriname. De streektalen van de immigranten versmolten tot een nieuwe taal, waarmee ze elkaar onderling konden verstaan. Een kleine half miljoen mensen spreekt de taal, zowel binnen als buiten Suriname. Sarnami-sprekende Surinamers wonen voornamelijk in het noordelijke kustgebied. Jarenlang was de taal het zwarte schaap van de Hindostaanse taalfamilie. Wie fatsoenlijk wilde overkomen, sprak het prestigieuze Hindi. Mede dankzij de ontwikkeling van een volwaardig schrift, is het imago van de taal verbeterd.