Propaganda in het binnenland
De kiezers mogen op 25 mei weer naar de stembus. Valt er wel wat te kiezen, of belooft het vastgeroeste oude weer veel van het nieuwe? In deze rubriek, die tot de verkiezingen zal doorlopen, houdt Parbode de gang van zaken in de politiek kritisch tegen het licht.
Na vijf jaar realiseren veel politici zich opeens dat er ook een achterland is, dat een paar cruciale zetels kan opleveren. Dus hup, de hele santenkraam naar het binnenland! Maar wat vinden de bewoners van dat binnenland van dit plotselinge circus? We namen een kijkje in een dorp aan de Saramaccarivier.
Zo vroeg in de ochtend is het muisstil. De kinderen slapen nog en op dit tijdstip maken de vogels een kakofonie van geluiden, die nu nog mijlenver te horen zijn. Benie is net wakker en herinnert zich dat vandaag een politieke partij het dorp aandoet. Als hij zijn huis met pinabladeren verlaat, ziet hij dat er naarstig wordt gewerkt aan de krutu oso, dat zich in een deplorabele staat bevindt. Hij snapt die drukte niet. “Als ze zien dat de krutu oso er redelijk uitziet, waarom zouden ze ons dan helpen?” Benie gaat dit keer niet helpen met de opknapbeurt. De afgelopen vijf jaar zijn geen van de problemen in het dorp opgelost: geen stroom, geen water, geen scholen en geen ontsluiting van het gebied. “Benie, kom je niet helpen?”, roept zijn broertje Ramon. “De krutu oso moet een beetje opgeknapt worden en de vorige keer heb je toch een bromfiets gehad? Ik ga wel, misschien krijg ik dit keer die brom.” Ramon haast zich naar de krutu oso.
Na een kleine twee uur hoort Benie de buitenboordmotoren op de rivier. De muziek aan de waterkant begint als de colonne in zicht is en dansend wordt de menigte binnengehaald.
De kapitein van het dorp is een prominent lid van deze politieke partij en weet dat Benie dat absoluut niet is. In het voorbijgaan drukt hij Benie op het hart: “Verpest het niet voor de rest van ons en hou je mond, ga desnoods bij de rivier zitten. Wij kunnen de presentjes best gebruiken. Je weet dat dit maar eens in de vijf jaar gebeurt!”
Benie maakt een luide tyuri en loopt naar de rand van de gammele krutu oso. De cameraman van het gezelschap filmt slechts de enthousiaste menigte en hoe de minister uit de boot stapt. De andere boot met presentjes (goedkope Chinese spullen), propagandamateriaal en
andere partijleden wordt niet gefilmd. Het deel van het dorp dat het schouwspel sceptisch aanschouwt, komt eveneens niet voor de camera. Speciaal voor het geluid is er een mini-generator meegenomen, en voor een beetje poku. Ja, het dorp heeft immers geen stroom. “Fu minister kan mek prisiri nanga unu”, legt de tolk uit, die het ‘hoge’ Nederlands van de minister moet vertalen naar de taal van het dorp.
School
De neergezette banken onder de tent zijn allemaal bezet en de minster kan beginnen. De tolk geeft aan dat de minister zeer blij is dat hij met zijn kondremans kan zijn en dat het dorp vooral vereerd moet zijn, omdat de minister dit dorp als eerste bezoekt. De minister wordt officieel aangekondigd en in een vermoeiende tien minuten, waarin alles wordt vertaald, vertelt hij wat vijf jaar geleden ook al verteld werd. Er komt werkgelegenheid, er komt een school en er komt stroom en water. Maar dan moet wel op deze partij gestemd worden, want alleen deze partij begrijpt het belang van het dorp.
Over wat er is gebeurd in de afgelopen tijd, of beter gezegd, wat er niet is gebeurd, wordt met geen woord gerept. “We moeten niet achterom kijken, we moeten vooruit kijken”, zegt de minister wijselijk. Over wanneer de genoemde zaken nou eigenlijk gerealiseerd worden, blijft de bewindsman vaag: “Zeer spoedig. Eigenlijk zijn we al bezig, maar we willen het goede werk afmaken en daarom moeten jullie weer op ons stemmen.”
De twee kinderen van Benie, vijf en zes jaar, zijn nog nooit naar school geweest. Benie vraagt zich af of ze de beloofde school ooit echt zullen meemaken. Hij wacht in ieder geval niet meer. Hij zal zijn meisjes volgend jaar naar een tante in Paramaribo sturen om naar school te gaan. Ze hebben nu al een leerachterstand en vijf jaar wachten heeft hen niets opgeleverd.
Offer
Met veel omhaal van woorden houdt de kapitein de minister voor dat het dorp op zijn partij gaat stemmen en dat het dorp de vooruitgang wel had gemerkt. Benie weet precies wat de kapitein bedoelt: buitenlanders investeerden in houtconcessies, die eigenlijk het hele dorp toebehoren. Resultaat: een groot deel van het bos is omgehakt, vijf jonge meisjes van het dorp zijn zwanger en er is plotseling drugs te krijgen.
Niemand kan de kapitein aan zijn verstand brengen dat het door die houthakkers komt. “Dat is een klein offer voor ontwikkeling”, antwoordt hij steevast. Die ontwikkeling blijft helaas beperkt tot de kapitein en zijn familie. Hij heeft nu twee grote boten en twee nieuwe vrouwen en drie kinderen. Allemaal opgedoft met de mooiste pangi’s. De gemeenschappelijke dorpskas is echter leeg. Toen Benie een keer vroeg of hij een stuk grond van de kapitein kon krijgen om cassave te planten, kreeg hij als antwoord dat het niet kon. “Als ik jou geef, moet ik toch iedereen geven?”
Na de speech van de kapitein volgt een rondleiding door het ‘ontwikkelde’ dorp. Waar de huizen er niet uitzien en bij de wc’s, filmt de cameraman liever niet. Deze beelden wil kennelijk niemand zien. Ook tijdens de vragenronde staat de camera uit. Baas Mano, de grapjas en criticus van het dorp, vraagt waarom er totaal geen aanvang is gemaakt met de bouw van een school. De minister legt geduldig uit dat hij heeft geprobeerd zijn collega van Openbare Werken te overtuigen om een technische ploeg naar het nabijgelegen centrale dorp te sturen. Het ligt dus niet aan hem. De beslissing ligt op het bord van een andere partij. Hij zal zeker vragen of het niet sneller kan. Na een korte stilte stelt Mano een vraag aan de minister die zijn ministerie raakt. “En de grondenrechten dan? Waarom krijgen wij geen grond als we dit aanvragen?”
“Ook daarvoor ben ik afhankelijk van de andere partners. Ze doen moeilijk, want zodra ik grond uitgeef, kom ik in de problemen. Zij hebben daar moeite mee en daarom moet je op mijn partij stemmen, want als we meer stemmen hebben dan kan niemand ons tegenhouden om goede dingen te doen.” Daar heeft Mano geen antwoord op en stil gaat hij zitten. Tja, wat zegt een mens daarop?
Presentjes
Na de lofuitingen aan het adres van de minister, waarbij hij wordt bedankt voor het bezoek, volgt het deel waar iedereen naar uitkijkt. De presentjes en het propagandamateriaal worden uitgedeeld, er is aan iedereen gedacht. Snoepjes en speeltjes voor de kinderen, truitjes voor de tieners en mooie pangi’s voor de vrouwen. De mannen krijgen vooral innerlijke versterking: alcohol. Daarna gaat de camera weer aan. De vrolijke en tevreden menigte, die de minister uitzwaait, wordt weer gefilmd. Met veel tam tam verdwijnt de bewindsman met gevolg, compleet met generator, op naar het volgende dorp. De boot met resterende presentjes vaart mee.
Het dorp is weer stil en Benie loopt met een belazerd gevoel naar zijn huis. Hij kijkt even achter het huis waar de brommer van vijf jaar geleden weg staat te rotten.
De plannen om landbouwgewassen te leveren met de bromfiets zijn mislukt. Simpel, omdat het dorp verderop zelf ook plant en de mensen er ook geen geld hebben. Dus een afzetmarkt was er niet. En al na twee maanden kwam de bootsman, die benzine verkocht, ook niet meer. Toen die, na vier maanden, echter wel weer opdook, was de kam van de bromfiets inmiddels vastgeroest. Er is geen reparateur in het dorp en Benie weet niet hoe hij het zelf moet oplossen.
Misschien als de politieke partij van Brunsi komt, kan hij vragen om een buitenboordmotor. Brunswijk zal hem vast begrijpen, hij is een Marron, net als hij. Met de vraag hoe Benie de buitenboordmotor zal onderhouden en repareren, houdt hij zich voorlopig maar even niet bezig.