Boiti
In Suriname kun je op vrije dagen alle kanten op om ontspanning, vertier en avontuur te zoeken en vinden. Of je nu op zoek bent naar water, jungle of gewoon naar een rustig plekje om in de hangmat te liggen, er zijn plekken genoeg waar je je hart kan ophalen. Parbode helpt een handje bij de zoektocht en beschrijft iedere maand een bestemming. Deze keer: Nieuw Lombe
Toen het stuwmeer ontstond, was één van de dorpen die ontruimd moesten worden Lombe (spreek uit: Lombé). Een tragische gebeurtenis, want zoals in zoveel dorpen die werden verzwolgen door het water, ontstond ook in Lombe een scheuring: een gedeelte van de bewoners vertrok stroomopwaarts de Surinamerivier op, naar wat nu Jaw Jaw is, en een ander gedeelte vertrok stroomafwaarts naar Nieuw Lombe, tussen Berg en Dal en Baboenhol, maar dan wel aan de overzijde van de Surinamerivier.
Wie meer wil weten over de ingrijpende gevolgen van die gedwongen transmigratie, doet er goed aan het boekje ‘Rond het sterfbed van mijn dorp’ uit 1987 van Dorus Vrede te lezen. Het is één van de weinige weerklanken van dit (in ieder geval voor de bewoners) drama die in de Surinaamse literatuur te vinden is. Het sterke punt van Vrede als verteller is dat hij zelf de transmigratie aan den lijve heeft ondervonden. Als vijftienjarige maakte hij de verhuizing mee van het nu in het stuwmeer verzonken Lombe naar Nieuw Lombe in het ‘Beneden Stuwmeergebied’.
‘We krijgen dus van binnenuit een beeld van wat er zich rond 1964 heeft afgespeeld’, zo schreef Michiel van Kempen, kenner van de Surinaamse literatuur, treffend. ‘Rond het sterfbed van mijn dorp’ is in zijn ogen van grote historisch-documentaire waarde. En gelijk heeft Van Kempen: pas na het lezen van dit boek begrijp je als buitenstaander hoeveel impact deze volksverhuizing heeft gehad. In 1997 deed Vrede het overigens nog eens dunnetjes over in ‘Als ik zwijg bloedt mijn hart’. En wie de boeken niet kan vinden, kan altijd nog proberen de documentaire ‘Brokopondo, verhalen van een verdronken land’ van John-Albert Jansen op de kop te tikken. In de zoektocht naar zijn verdronken dorp vertolkt Vrede een hoofdrol.
Een deel van de bevolking van Lombe verkaste zoals gezegd naar Nieuw Lombe (Nyun Lombe zoals de Saramakers het zelf noemen). Een typisch transmigratiedorp, opgezet in 1964 door de overheid om daarna ‘de zaken verder op te lossen’. Natuurlijk gebeurde er niets meer. ‘Dignitarissen’ zonder macht krijgen maandelijks wat toegeschoven om de schijn op te houden dat men het in het dorp zelf voor het zeggen heeft. Alleen in de verkiezingstijd komt een ‘verkiezings-laagje’ bauxiet of asfalt op de wegen.
Neem de Afobakaweg richting stuwmeer en sla bij Klaaskreek linksaf. Daar kun je voor twee srd de boot nemen naar de overkant, waar Nieuw Lombe ligt. Op een winkel na heeft het dorp niet erg veel faciliteiten, maar ook daar dringt het besef tot de bewoners door dat aan toerisme geld valt te verdienen. Een lokale ondernemer heeft zowaar een strandje opgespoten en een paar leuke hutten neergezet: ‘Oto Banda’ (de overkant) heeft hij de uitspanning gedoopt. Vijftig vierkante meter strand, een hut en een echte keuken (zelf hout sprokkelen). Zestig USdollar voor de hut per nacht plus twintig USdollar voor het gebruik van de ‘keuken’. Ik kan mij voorstellen dat de uitbater denkt ‘toeristen betalen alles’ maar ik vraag mij af of ik dan mee betaal voor de luizen en andere beestjes in mijn bed. Dus een overnachting valt niet aan te raden. Maar voor een dagtocht is Nieuw Lombe de moeite waard, al was het alleen maar om de erg vriendelijke bewoners te ontmoeten.