Boeken&Zo
Vlinders vangen in de tropen
Soms kom je boeken tegen waarvan je niet van het bestaan wist. ‘Vlinders vangen in de tropen’ van Ella Snoep is zo’n boek. Maar het wekt meteen de aandacht, vooral omdat de begenadigde tekenares Maria Sibylla Merian hierin centraal staat. De prachtige insecten en planten die ze tussen 1699 en 1701 in Suriname tekende, zijn unieke juweeltjes. Niet voor niets is er twee jaar geleden in het Amsterdamse Rembrandthuis een tentoonstelling aan haar werk gewijd en verscheen een indrukwekkend naslagwerk. Een tentoonstelling die mede door Snoep was samengesteld.
Niet zo vreemd dus dat ze uiteindelijk naar Suriname afreisde om, zoals ze zelf schrijft, in de voetsporen van Maria Sibylla Merian en haar negentienjarige dochter Dorothea te treden. Je rekent echter op een spannend verslag, waarbij je misschien nog een glimp mee krijgt van de ontberingen die moeder en dochter ongetwijfeld hebben beleefd tijdens hun reis door de onbekende jungle. Maar niets is minder waar. Snoep maakte gebruik van vliegtuigjes en andere moderne vervoermiddelen, waar Merian nog nooit van had gehoord.
Tot overmaat van ramp brengt de auteur nauwelijks informatie over wat ze heeft aangetroffen op de plekken waar de kunstenares drie eeuwen geleden is geweest. Ze biedt de lezer geen enkel houvast om zich met enige verbeelding te kunnen verplaatsen in de omstandigheden van toen. Het boek is een vreemd allegaartje waar geen touw aan vast te knopen is. Mooi zijn de vele afgebeelde tekeningen van Merian wel, maar die zijn ook al te zien in het naslagwerk dat vrijwel gelijktijdig is verschenen.
Voor de rest is het een onsamenhangend rommeltje, opgevuld met vakantiekiekjes en sfeerplaatjes van schoolkinderen, een gezinnetje op de brom en allerlei andere zaken die niets met Maria Sibylla Merian te maken hebben. Onduidelijk is ook wat de doelgroep is. Gezien de best wel zware passages over de werkwijze van Merian voor volwassenen, maar afgaande op de kinderlijke vragen (‘Wanneer werd Suriname onafhankelijk?’) ligt de jeugd meer voor de hand.
Mij bekruipt het gevoel dat de Hollandse subsidiepot voor het project Maria Sibylla Merian zo overvol was, dat er moeiteloos twee snoepreisjes naar Suriname voor de schrijfster vanaf konden. Wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een chaotische publicatie zonder kop en staart, die geen enkel doel dient.
Ik begrijp na het lezen wel waarom ik van het bestaan van dit boek niet wist. Het is gewoon niet de moeite waard om aandacht aan te besteden.
Roy Wongsodikromo
Vlinders vangen in de tropen, Ella Snoep, 2008, Uitgeverij Waanders, ISBN 9789040084669
Gesignaleerd: Maria Sibylla Merian & dochters
Maria Sibylla Merian werd in 1647 in Frankfurt geboren en was de eerste die kunst en entomologische wetenschap wist te combineren. Ze slaagde er in om vlindervleugels, harige rupsen en poppen, met haar penseel vast te leggen. De kunstenares was een eigenzinnige en avontuurlijke vrouw. Z0 vertrok ze op 53-jarige leeftijd naar Suriname om daar insecten, reptielen en amfibieën te observeren en te tekenen. Auteur Ella Reitsma legt in dit boek nieuwe verbanden en toont nog niet eerder gepubliceerd werk.
Maria Sibylla Merian & dochters. Vrouwenlevens tussen kunst en wetenschap, Ella Reitsma, 2008, uitgeverij Waanders, Zwolle, ISBN 9789040084577
De arbeiders zijn me heilig
Ik moet bekennen dat ik niet zoveel heb met biografieën over bekende mensen; vaak valt daarin veel te lezen wat we al wisten, de extra toegevoegde details zijn hooguit ‘leuke weetjes’ die niets toevoegen aan het beeld dat we van de gebiografeerde hebben. Met die instelling nam ik ‘De arbeiders zijn me heilig’ over Fred Derby ter hand. Ik werd alleen maar pessimistischer toen ik de indrukwekkende lijst geïnterviewden zag: vooral vrienden, gelijkgestemden en sympathisanten zijn gehoord. Opponenten die andere meningen hadden dan de op 19 mei 2001 overleden Derby zijn nauwelijks aan het woord gelaten. Alleen DNP2000-Assembleelid Yvonne Ravales en Borger Breeveld, als ‘voormalig voorlichter Bouterse’, hebben hun zegje mogen doen.
Maar ik moet toegeven dat mijn vermoeden dat ik te maken had met een ‘over de doden niets dan goeds’-biografie, totaal onterecht was. Schrijver Edwin Marshall is er wonderwel in is geslaagd een evenwichtig beeld te schetsen van een bijzonder mens.
Ik heb Derby een aantal keren mogen interviewen. Een gedreven man, die ik soms niet helemaal begreep. Zoals zijn relatie met ex-dictator Desi Bouterse. In december 1982 was Derby immers de enige van de zestien ‘tegenstanders van het regime’ die levend Fort Zeelandia mocht verlaten. Bijna veertien jaar later, tijdens de stemming in de Nationale Assemblee voor het kiezen van een nieuwe president en vice-president, zaten Derby en Bouterse gebroederlijk naast elkaar, de een met zijn hand op de hand van de ander, te fluisteren.
Over de rol van Derby ten aanzien van de decembermoorden wordt in de biografie niet meer duidelijkheid gegeven. Misschien zelfs maar goed ook; Derby wordt door velen vooral vanwege die zwarte bladzijde in de geschiedenis herinnerd, waardoor zijn belangwekkende in de rol en vooral de vakbeweging is onder gesneeuwd. We krijgen ook een aardig inkijkje in zijn privé-leven dat hij altijd probeerde af te schermen. Zo blijkt de voorvechter van rechten van arbeiders een oerconservatieve huisvader geweest te zijn, die vond dat alleen vrouwen achter het aanrecht hoorden te staan. En beleeft de lezer zijn laatste momenten op het voetbalveld mee, waar te vroeg een einde aan zijn leven kwam.
Marshall is er in geslaagd om een lekker leesbaar boek te maken, zonder al te veel opsmuk. En bewijst daarmee dat een biografie, los van de historische waarde, ook leuk kan zijn.
Armand Snijders
De arbeiders zijn me heilig. Fred Derby, vakbondleider en politicus, Edwin Marshall, 2010, Uitgeverij Amrit, 9789074897549
Gesignaleerd: de grenzen van een soldatenleven
Gilo Edens werd gedreven door avontuur. Al snel besefte hij dat hij zijn dagen niet wilde slijten in de kleine Hollandse provincie-stad waar hij geboren werd. Hij koos voor de Koninklijke Militaire Academie, om een leven vol spanning tegemoet te gaan. Het leger bleek echter ook begrensd. Edens zocht voortdurend naar afwisseling en vrijheid en dat vond hij tijdens buitenlandse missies en in de armen van exotische schoonheden. Zijn uitbundige levensstijl bracht hem een rijk leven. In dit boek vertelt de auteur, die ook lange tijd in Suriname woonde en hier begin dit jaar overleed, over zijn buitengewone belevenissen.
De grenzen van een soldatenleven, Gilo Edens, 2008, uitgeverij Elikser, Leeuwarden, ISBN 9789089540225
De grote en de kleine hengelaar
Harold en zijn vader zijn goede vrienden. In de eerste drie verhalen staat de vriendschap tussen hun centraal. De tienjarige Harold droomt van grootste avonturen en zijn droom komt uit wanneer hij midden in de nacht op zoek gaat naar Bradi Bigi Todo. Onderweg maakt hij vriendjes, met wie hij ook in twee andere verhalen avonturen beleeft.
De zeven andere vertellingen in de bundel gaan niet meer over Harold en zijn vader, maar ze spelen zich wel af in dromen en sprookjeswerelden. Sommige personages als Mmanten Winti en Fine Faya Fee overlappen bovendien. De verhalen zijn uit verschillende perspectieven geschreven; waar honden in het verhaal ‘De vakantie van Bo’ nog worden afgeschilderd als respectloze beesten, gaat ‘Dagu Dyari’ juist over het moedige maar zielige hondje Dap. In dit laatste verhaal landt een ruimteschip met honden om de gestorven Dap op te halen naar de planeet Dagu Dyari te brengen. Het verhaal verschilt daarmee van de andere verhalen, waarin meer sprake is van sprookjeswerelden met verschijnselen als pratende dieren, lopende bomen en ruziënde wolken.
Dit tweede boek van schrijfster Cobi Pengel geeft stof tot nadenken en discussie. In ‘De rode ibis en de dolfijn’ krijgen bedreigde dieren de aandacht. Het verhaal ‘Meneer Jonathan Vogelman’ geeft aan dat gekooide zangvogels hun vrijheid missen. Sommige verhalen hebben een moralistisch karakter; zo laat ‘De vakantie van Bo’ zien dat je tevreden moet zijn met wat je hebt. De teksten zijn origineel en spreken tot de verbeelding door de figuren die een persoonlijk karakter hebben. ‘Dagu Dyari’ valt met de onwaarschijnlijke verschijning van het ruimteschip een beetje buiten het geheel. In het afsluitende hoofdstuk ‘Tips bij het lezen en voorlezen’ wordt uitgelegd hoe kinderen meer bij het boek betrokken kunnen worden. Zo kan bij het hoofdverhaal ‘De grote en de kleine hengelaar’ aandacht geschonken worden aan het thema vriendschap door het houden van een kringgesprek. Een korte schrijfopdracht bij het verhaal ‘De vliegers van Viola’ zet aan tot nadenken over goede en akelige straffen. ‘De grote en de kleine hengelaar’ is een lekker voorleesboek voor kinderen. Bij ieder verhaal zit een sprookjesachtige illustratie van Albert Roessingh.
Aline van Veen
De grote en de kleine hengelaar, Cobi Pengel (tekst) en Albert Roessingh (illustraties), 2010, Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname, ISBN 97899970450
Gesignaleerd: Het geheim van de Goslar
De Goslar is een Duits vrachtschip dat tijdens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 door de bemanning tot zinken werd gebracht. Nog altijd steken de wrakstukken boven het wateroppervlak van de Surinamerivier uit. In dit boekje, geschikt voor kinderen vanaf negen jaar, brengen Harold en Kela hun vakantie door in Paramaribo. Hun nieuwe vriend Steven is in het bezit van belangrijke papieren over de Goslar, wat leidt tot spannende avonturen zoals alleen Gerrit Barron ze kan beschrijven.
Het geheim van de Goslar, Gerrit Barron, 2000, Afaka International, ISBN 9991490620
Suriname Folk-Lore
Dit boek is het verslag van antropologisch veldwerk dat het echtpaar Herskovits gedurende de zomers van 1928 en 1929 in Suriname verrichttn. Het is één van de belangrijkste antropologische studies naar het culturele leven van met name de Creolen in en rond Paramaribo. Daarnaast bevat het boek een schat aan informatie over de muziek en odo’s van de Marrons aan de bovenloop van de Surinamerivier, de Saramakkaners.
Melville Jean Herskovits (1895-1963), professor in de antropologie aan Northwest University, was de grondlegger van Afro-Amerikanistiek. Eén van de centrale thema’s in zijn werk was de strijd tegen de mythe dat de ‘zwarte bevolking’ op het Amerikaanse continent geen geschiedenis heeft. Herskovits was één van de eerste wetenschappers die ras als een sociologisch gegeven zag en niet als biologisch. Zijn onderzoek naar de cultuur van de Afro-Surinamers was sterk gericht op het aantonen van de Afrikaanse elementen daarin.
Het bestaat uit drie delen: I) Notes on the Culture of the Paramaribo Negroes; II) Stories, Riddles, Proverbs and Dreams; III) Music. In het eerste deel komen onder meer de Koto-misi, Lobi-singi, Fiofio, Winti, Obia, Wisi en Bakru aan bod. Behalve een uitgebreide beschrijving van deze onderwerpen, die de auteurs ontleenden aan informanten ter plekke, wordt ook direct een link gelegd met de Afrikaanse herkomst. Als het gaat om het verzamelen van data aangaande verhalen, raadsels, gezegden en spreekwoorden maakten de auteurs gebruik van lokale vertellers. Maar liefst 148 verhalen worden gerangschikt onder het kopje ‘Tales from Paramaribo’, meer dan honderd Riddles worden in het Sranan Tongo met hun Engelse vertaling opgevoerd en zo’n 174 spreekwoorden worden omschreven als Taki-taki proverbs. En daar boven op komen nog de odo’s van de Saramaccaners en een hoofdstuk over dromen. Als u droomt dat u slangen ziet, dan heeft u vijanden. Als u droomt dat u een paar nieuwe schoenen krijgt, dan betekent dat dat u een nieuwe geliefde krijgt. Het is maar dat u het weet.
Het laatste hoofdstuk is in zijn geheel gewijd aan muziek en bevat een uitgebreide analyse van M. Kolinski. ‘Surinam Folk-Lore’ is een ongeëvenaard antropologisch standaardwerk. Dankzij Herskovits zijn veel verhalen, odo’s en liederen bewaard gebleven.
Carl Haarnack
Suriname Folk-Lore, Melville J. Herskovits and Frances S. Herskovits. With transcriptions of Suriname Songs and musicological analysis by Dr. M. Kolinsk, 1936, Columbia University Press New York
Gesignaleerd: Rebel Destiny
Deze studie is in zijn geheel gewijd aan de Marrons van Suriname, de nazaten van weggelopen slaven. Centraal staan de Saramakka die hun woongebied vooral vinden aan de bovenloop van de Suriname-rivier. Dit boek is eveneens gebaseerd op gegevens die het echtpaar Herskovits verzamelde tijdens hun bezoeken aan Suriname in 1928 en 1929. De eerste druk van ‘Rebel Destiny’ is moeilijk te vinden. Maar dankzij de antiquaar Emmering verscheen in 1960 een herdruk die in antiquariaten nog wel eens te vinden is.
Rebel Destiny. Among the Bush Negroes of Dutch Guiana, Melville J. Herskovits and Frances S. Herskovits, 1934, McGraw-Hill Book Company New York