Wat doen we met de Goslar?
Turend over het water van Surinamerivier bij Paramaribo, is het een bekend en eigenlijk niet meer weg te denken gezicht: de Goslar. Het wrak van het Duitse vrachtschip ligt nu zeventig jaar op de bodem van de rivier. Wordt het niet eens tijd om het te bergen?
Op 3 september 1939 vielen het Duitse leger Polen binnen, waarna Frankrijk en Groot-Brittannië aan Adolf Hitler de oorlog verklaarden. De Tweede Wereldoorlog was hiermee geboren. De Goslar, een in 1929 gebouwd turbinestoomschip van de Norddeutsche Lloyd uit Bremen, was bij uitbreken van de oorlog net vertrokken uit Philadelphia, aan de oostkust van de Verenigde Staten. Kapitein Berghoff kreeg van de eigenaar in Bremen de opdracht om zo snel mogelijk in een neutrale of bevriende haven bescherming voor vijandelijke oorlogsschepen en duikboten te zoeken. Na kort beraad nam Berghoff het besluit om koers naar de Nederlands kolonie Suriname. Hier zou het gevaar gering zijn om voor de kust vijandelijke oorlogsschepen te treffen. In de nacht van 5 september 1939 liep het stoomschip onder Amerikaanse vlag de haven van Paramaribo binnen en ging vrijwel onopgemerkt voor anker. De Duitse bemanning vroeg bij de autoriteiten in Suriname onder gouverneur Johannes Coenraad Kielstra om politiek asiel. Hiermede kwam het koloniale Suriname onverwacht in aanraking met de net begonnen oorlog in Europa.
De bemanning van de Goslar bestond bij aankomst in Paramaribo uit 64 bemanningsleden: 49 Chinezen en vijftien Duitsers. Enige dagen na de anker legging begonnen de Chinese zeelieden te muiten. Op verzoek van de Duitse kapitein kwam de plaatselijke politie te hulp en de opstandelingen werden in Fort Zeelandia gevangen gezet. Op 25 september 1939 verlieten de Chinezen met een Italiaans schip Suriname.
Het Duitse deel van de bemanning bleef in Paramaribo en wachtte op verdere orders van de Norddeutsche Lloyd. Uiteindelijk werd door kapitein Berghoff de terugreis naar Europa voor het schip en de bemanningsleden als te gevaarlijk beschouwd. In het destijds niet bijzonder spannende Paramaribo was de Goslar een echte attractie. Ook de overgebleven bemanningsleden, die zich vrij konden bewegen, waren in loop der tijd graag geziene gasten en men zocht elkaar over en weer op, in afwachting van verdere ontwikkelingen af.
In de nacht van 9 op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland binnen. Kielstra werd hier direct over geïnformeerd en kreeg, door het tijdsverschil al om één uur ’s nachts, opdracht om de politie alle in Suriname verblijvende ‘Rijksduitsers’ vanaf vijftien jaar te interneren. In de vroege ochtend werd begonnen met het oppakken van de Duitse mannen. Maar niet alleen de autoriteiten kwamen in actie, ook de Duitse bemanning van de Goslar nam maatregelen. Via een kortegolf zender aan boord had men tijdig van de invasie op 10 mei 1940 gehoord. Om te voorkomen dat het schip in beslag zou worden genomen, had de bemanning de kolenvoorraad naar de bakboordzijde gesjouwd en vrijwel alle schroeven van een luik losgemaakt. Op het moment dat de politiecommissaris en havenmeester Van Beek samen met enkele andere ambtenaren het schip naderde om de Duitsers in hechtenis te nemen, liep de boot al onder water. Pas terug aan wal, ontdekten Van beek en de zijnen dat het schip aan het zinken was. Pogingen om met aangevoerde pompen in allerijl het water uit de Goslar te pompen, liepen spaak. Uiteindelijk heeft de geringe diepte ervoor gezorgd dat het schip nooit helemaal onder water is verdwenen.
Sindsdien laait af en toe de discussie op of de Goslar moet worden geborgen of niet. Volgens niet bevestigde bronnen werd rond de vijftiger jaren een niet succesvolle poging gedaan om het schip te lichten, waarbij het in tweeën brak. Rond 1965 werd door afgevaardigden van de Salzgitter AG in Duitsland de mogelijkheid geopperd het wrak te verwijderen. Maar breekpunt is wie voor de kosten moet opdraaien. Volgens de Duitsers is de Goslar eigendom van het Koninkrijk der Nederlanden, omdat het destijds door de autoriteiten in beslag is genomen en nimmer aan de eigenaar is overgedragen. Feit is dat na zeventig jaar dit ijzeren eiland als stille getuige van de Tweede Wereldoorlog in de Surinamerivier ligt. De één ziet het slechts als bruinroestig wrak, dat zo snel mogelijk moet verdwijnen, voor de ander is het een historisch maritiem monument dat behouden moet blijven. “Laat het liggen”, zegt Fred Warning, een regelmatige bezoeker van de Waterkant. “Het hoort bij Paramaribo, zoals ook de monumentale panden en inmiddels de Wijdenboschbrug bij de stad horen. Het is een stukje geschiedenis en een herinnering aan een zwarte periode in de wereldgeschiedenis. Laten we het uitbuiten en er een toeristische attractie van maken in plaats van miljoenen uitgeven om het weg te halen.”