Bij Godo gaat het om de mensen
Zeg Carlho Wijdh, dan zeg je Godo. In 1971 stond hij aan de wieg van de spaar- en kredietcoöperatie, die nu zo’n zestigduizend leden telt en zich sinds kort een echte bank mag noemen. Hoewel Wijdh enkele jaren geleden met pensioen ging, is hij nog steeds betrokken. Evenals zijn optimisme over de toekomst: Godo heeft het potentieel de grootste bank van Suriname te worden. Een waarschijnlijke droom.
Carlho Wijdh werd geboren met een lichamelijke beperking in een gezin van tien kinderen. Dat heeft hem mede gevormd tot de man die hij nu is. “We groeiden op te Lelydorp. Mijn vader, Chinees en mijn moeder, een Creoolse, moesten enorm hard werken om tien kinderen groot te brengen. “Ik keek vaak in de spiegel en vroeg mijzelf af ‘Wie ben ik, wat moet je doen Carlho?’ Ik ben op de één of andere manier in staat geweest mijzelf van binnen te bekijken en heb zo geleerd wat mijn sterke kanten zijn.”
Waar hij ook was, waar hij ook kwam, mensen keken naar hem vanwege zijn zichtbare handicap. Tijdens zijn jeugd de jongens en meisjes te Lelydorp, waar de jonge Wijdh opgroeide, op school, overal waar hij zich begaf. Anno 2010 is dat eigenlijk niet veel anders. Maar ik heb nooit in mijn leven geklaagd. Ik heb altijd strijd gevoerd, wil altijd overwinnen. Ik heb me nooit afhankelijk opgesteld. Opgeven zit niet in mijn DNA. Ik heb een stukje zelfvertrouwen ontwikkeld waar anderen last van hebben. Veel mensen vinden mij koppig, eigenwijs. Ik houd echter niet van zigzaggen, ik ga direct op mijn doel af, wat anderen daar ook van vinden.”
Wijdh haalt flarden uit zijn jonge jaren op: “Mijn vader, die de eerste bakkerij in Lelydorp had, had een bezorger in dienst. Iedere zaterdag ging ik met hem mee om brood te bezorgen. Op een gegeven moment zei ik ‘zo, nu ga ik rijden’. Hij keek mij vreemd aan, maar hij ging akkoord. Sindsdien reed ik iedere zaterdag. Na een tijdje heb ik theorie gedaan, voor het praktijkexamen had ik een doktersattest nodig. De dokter keek bedenkelijk, hij zei ‘laat eerst maar eens zien dat je kan rijden’ en gaf mij de sleutel van zijn auto die voor de praktijk stond geparkeerd. Voordat hij het wist, reed ik weg. Ik kreeg het attest, kort daarna haalde ik mijn rijbewijs.”
Zijn middelbare schoolopleiding VWO staakte hij. “Daar kon ik niet mee doorgaan, de lasten voor mijn ouders thuis waren te groot. Dus ben ik gaan werken bij lanti en volgde verschillende opleidingen. Maar zijn toekomst lag niet bij de overheid. Hij had zich toen, eind jaren vijftig, al voorgenomen lanti als een ‘stepping stone’ te gebruiken en een jaar of vijf ambtenaar te blijven. Een conflict met zijn bazen deed hem besluiten al na 3,5 jaar te vertrekken.
Uiteindelijk ging Wijdh aan de slag bij De Nationale, de Eerste Surinaamse Schade Verzekeringsmaatschappij. “Daar heb ik lang gewerkt, bijna tot mijn pensionering. Tussentijds richtte ik Godo op. Ik maakte namelijk mee dat het lagere personeel om een voorschotje op hun salaris vroegen. Maar dat werd meestal geweigerd. Wat me nog scherp bij staat is dat een koffiejuffrouw of schoonmaakster een voorschot vroeg om een kookplaat, je weet wel zo’n tweepits cash ’n carry, te kunnen kopen. Ze had altijd op houtskool gekookt en wilde daar van af. Maar dat werd geweigerd. Pijnlijk hoor, als je eigen werkgever niet bereid is om iets voor je te doen. De lagere inkomensgroepen hadden dus geen toegang tot krediet. Dit soort ervaringen waren de aanleiding voor mij te zoeken naar een oplossing.”
Het begin
Het eerste serieuze idee voor het opzetten van een spaar- en kredietcoöperatie ontstond vreemd genoeg dankzij een lekke band die Wijdh kreeg met zijn Volkswagen Kever. “Ik kreeg hulp van een katholieke priester. Tijdens het gesprek dat we hadden, vertelde hij mij over het bestaan en doel van dergelijke instellingen. Ik was geïnteresseerd en begon me daarna in te lezen en ben zelf onderzoek gaan doen. Er bestonden al spaar- en kredietcoöperaties, ik kwam echter tot de conclusie dat de meeste een passief bestaan leidden.”
Van het één kwam het ander: op 10 december 1971 was Godo een feit. “Ik ben begonnen zonder bureau, zonder schrijfgerei, nul cent, helemaal niets. Wel met 43 leden, die maandelijks Sf 2,50 aan ons toevertrouwden. Ik ben begonnen in de garage van het huurhuis waar ik woonde, tegenover Torarica. Op een gegeven moment ben ik zo brutaal geweest om een bord met het opschrift ‘Godo’ op het erf te zetten, zodat mensen ons konden vinden. Van het ministerie kreeg ik een administratieve kracht toegewezen die niet helemaal voldeed aan de verwachtingen.”
Godo groeide in de daaropvolgende jaren langzaam maar zeker, het aantal leden nam toe. Wijdh: “Toen kwamen de jaren tachtig. Een politieke omwenteling die veel beroering teweeg bracht in het land. In die woelige jaren kochten we achtereenvolgens drie panden. We hadden geen reden tot ongerustheid en benutten de onrust in de gemeenschap op positieve manier. Bijvoorbeeld omdat mensen hun onroerend goed verkochten. Eind jaren tachtig konden wij als kredietcoöperatie diensten die waren voorbehouden aan bankinstellingen niet bieden aan onze leden. Het idee voor een coöperatieve bank was ontstaan en het bankwordingsproces werd gestart.
“Het voordeel is dat wij niet afhankelijk zijn van en verantwoording moeten afleggen aan aandeelhouders, die vooral veel dividend willen ontvangen. Wij hebben geen aandeelhouders, alleen leden. Onze spaarders zijn de leden, de Algemene Ledenvergadering is het hoogste orgaan. Want om hen gaat het: de klanten, de mensen. Niet voor niets is ons credo ‘Mensen helpen mensen’. Als je samen werkt, bereik je je doelen ook sneller. Dat is onze kracht. De belangen van de spaarders, die hun geld aan ons toevertrouwen, staan altijd centraal. De risico’s die worden genomen, zijn in overeenstemming met de wensen van onze leden in relatie tot wat verantwoord is.”
In het begin van de negentiger jaren braken moeilijke tijden aan voor Godo. “De Surinaamse gulden daalde enorm in waarde, de economie verslechterde en de rente was hoog. Daarom besloten we medio jaren negentig om ook vreemde valuta te accepteren. Dat zagen we als goede ondersteuning van de activiteiten. Maar we hadden geen deviezenvergunning en werden teruggefloten. In 1997 kregen we hiervoor wel schriftelijke toestemming.” Sindsdien was de expansie van Godo niet meer te stuiten, enkele jaren geleden werd een hypermodern kantoor aan de Keizerstraat betrokken.
Risico’s
Sinds 1 januari 2006 bekijkt oprichter Wijdh de ontwikkelingen vooral vanaf de zijlijn: toen nam hij afscheid als directeur. “Dat kostte mij geen moeite, ik was niet bang dat ik na bijna 35 jaar in een zwart gat zou vallen. Ik heb mij een jaar of langer goed voorbereid, ik ben mij zelfs gaan verheugen op mijn afscheid.” Toch dreigde het na zijn vertrek mis te gaan. Niet met Wijdh zelf, maar met Godo. Tussen het trio dat de leiding overnam, drie vrouwen, en het bestuur
ontstond verschil van inzicht over de te volgen koers. Dit resulteerde in het vertrek van twee van de drie directieleden. Hij kan zijn gevoelens hierover moeilijk verbergen: “Het was frustrerend ja, om te zien dat het vertrouwen dreigde te worden geschaad. Een coöperatie heeft een duurzame relatie met haar leden, die leden hebben vertrouwen in de leiding.”
In 2008 werd Wijdh gevraagd om als interim-manager op te treden. Hij weigerde. “Ik heb toen voorgesteld om iemand vanuit de Rabobank te halen, waar we al jarenlang een goede samenwerking mee hadden met ruime bancaire ervaring. Immers het proces om een bankvergunning te krijgen moest weer worden opgepakt. De toenmalige driekoppige directie had dit on hold gezet. We hadden hiervoor een deskundige nodig die in de persoon van Bart Muller kwam. Hij heeft er hard aangetrokken. Sinds vorig jaar zit Peter Heesakkers hier als algemeen directeur.”
Wijdh is momenteel als adviseur van het bestuur nog altijd aan Godo verbonden en slaat de huidige en toekomstige ontwikkelingen met plezier gade. “Veel mensen zien dat Godo iets betekent in hun leven. Ik ben mij ervan bewust dat ik iets goeds gedaan heb, iets moois heb neergezet.”
Van sparen tot echt bankieren
Sinds begin 2009 zwaait Peter Heesakkers de scepter bij Godo. Met zijn lange staat van dienst bij de Rabobank in Nederland, eveneens een coöperatieve instelling, was hij de aangewezen persoon om de afronding van het bankwordingsproces van Godo in goede banen te leiden. “Het is voor Suriname natuurlijk een uniek proces, nooit eerder heeft een spaar- en kredietcoöperatie een bankvergunning aangevraagd. Je moet aan tal van voorwaarden voldoen. Maar we hebben van alle kanten medewerking gehad. Binnen anderhalf jaar na het opstarten van het proces, mogen we ons nu één van de negen banken van Suriname noemen. We mogen niet ontevreden zijn dat het in zo’n kort tijdsbestek is gerealiseerd.”
Het is opmerkelijk dat dit proces zich voltrok in een tijd dat door de wereldwijde crisis de financiële sector op haar grondvesten schudde en gevestigde banken omvielen alsof het niets was. Heesakkers: “Maar wat je ziet is dat coöperatieve banken daar nauwelijks last van hebben en overeind blijven. Binnen dergelijke instellingen worden geen onverantwoorde risico’s genomen en bestaat geen graaicultuur.”
Dankzij de bankwording kan het dienstenpakket aan de huidige zestigduizend klanten worden uitgebreid. “Ze kunnen binnenkort ook echt bankieren. Tot nu toe kon men bij Godo alleen sparen en had men een salarisrekening bij een andere bank. Straks kan men ook bij ons een salarisrekening openen en met een bankpas pinnen. Hierdoor hopen we nieuwe klanten aan te trekken.”
Volgens Heesakkers blijft ‘de mens’ centraal staan. “We richten ons juist op diegenen die het wat minder breed hebben. Daarom zullen we bijvoorbeeld nooit de bouw van een grote villa op Noord, hoe mooi die ook is, financieren. Veel liever verstrekken we met dat geld leningen voor de bouw van tien, twintig, dertig kleine woningen. Daarmee leveren we een bijdrage aan het eigen woningbezit.”
Nu de bankwording een feit is, hoopt Godo met nieuwe producten verder aan de weg te kunnen timmeren. “Zo lanceren we in het vierde kwartaal een speciale seniorenlening en gaan we microkredieten buiten de stad brengen, naar de landelijke gebieden. Niet voor niets hebben we een filiaal in Albina opgezet. We willen het kleine ondernemerschap stimuleren. Kleine ondernemers zijn immers de smeerolie van de economie, niet de grote.” Lachend: “Die vervuilen met hun olie alleen maar de oceaan.”