Spoedeisende Hulp in Paramaribo: niet wat het moet zijn
De Spoedeisende Hulp (SEH) van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP) is de enige spoeddienst in Paramaribo en verre omstreken. Overlast en chaos behoren er tot de orde van de dag. De ambulance komt niet opdagen bij een ongeval en patiënten zitten vaak urenlang ongeduldig in de wachtkamer. Ergernis en agressie blijven dan ook niet uit bij slachtoffers en begeleiders. De SEH ligt constant onder vuur, maar het personeel moet roeien met de riemen die er zijn.
Fauzia Poese, medisch coördinator van de SEH, beaamt dat de drukte soms onhoudbaar is. “Vooral in de weekends loopt het op, omdat de mensen dan niet bij de huisarts terecht kunnen.” Dagelijks worden tussen de 120 en 130 patiënten geregistreerd op de SEH. “Eigenlijk zijn het er veel meer”, legt Poese uit. “Bijna zeventig procent van de mensen die hier binnenkomen, horen niet thuis op de SEH.” Deze personen worden meestal doorverwezen en dus niet geregistreerd. Het spreekt voor zich dat de spoedgevallen voorrang krijgen, maar blijkbaar is er veel onbegrip bij de patiënten. “Wanneer we mensen doorverwijzen naar de huisarts, worden ze vaak boos en krijgen we scheldkanonnades over ons hoofd.” De oorzaak van het probleem ligt dus vaak bij de patiënten zelf. “Zij komen voor de meest gekke dingen en eisen dat ze binnen vijf minuten geholpen worden.” Volgens Poese gaat het om een attitudeprobleem en is er een mentaliteitsverandering nodig. Er zijn wel spotjes op televisie en stukjes in de krant over medische vraagstukken, maar die lijken weinig effect te hebben. “Misschien kan dit opgelost worden met meer voorlichting, zodat mensen weten waarvoor ze wel en niet naar de SEH moeten komen.”
Doorstroom
Het AZP heeft als enige een spoeddienst en beschikt over specialismen die in andere ziekenhuizen niet voorhanden zijn. Het gros van de patiënten komt dus daar terecht, dit zorgt vaak – niet enkel op de SEH – voor een overaanbod. “Wij hebben dertig bedden, in principe moeten die leeg zijn om de continue instroom te kunnen opvangen”, aldus Poese. “Nu zijn er vaak mensen die eigenlijk opgenomen moeten worden, maar vanwege een gebrek aan plaats in de zaal blijven ze bij ons liggen.”
De doorstroom verloopt niet vlot en de instroom is continu, dus dan krijg je opstopping. Met als gevolg dat patiënten vaak de nacht op één of andere manier in het ziekenhuis doorbrengen, soms zelfs op de gang. Volgens Poese zorgt dit voor erg veel frustratie. “Bij de patiënten, de begeleiders, ook bij ons. Je zit met de handen in het haar, want je wilt de mensen helpen. Het is verschrikkelijk om een patiënt in een stoel te laten zitten, maar als die persoon echt medicamenten of een infuus nodig heeft, moet je overwegen wat erger is: geen medische hulp krijgen of het krijgen in een stoel. Meer bedden en ruimte zijn zinloos als er niet meer personeel is”, verklaart Poese. Een ander knelpunt is het gebrek aan personeel. Momenteel werken dertien artsen op de SEH. Als er iemand wegvalt door ziekte of verlof, zit de dienst met een tekort. Er zijn meer artsen en verpleegkundigen nodig om de drukte op te vangen, maar de meeste mensen staan niet te springen voor een baan bij de SEH. Poese beaamt dat het moeilijk is om nieuw personeel te vinden. “Het is nu eenmaal hard en stressvol werk.” Ze zitten dus gevangen in een vicieuze cirkel: er heerst vaak chaos door het gebrek aan personeel, maar het is juist die chaos die mensen afschrikt om er te werken.
Triage
Poese heeft een waslijst klaar met ambitieuze ideeën én concrete plannen om al deze problemen aan te pakken. Iets waar nu reeds aan gewerkt wordt, is de regeling van de ‘triage’: dit is het beoordelen van de ernst van een verwonding of ziekte voordat de patiënt wordt opgenomen. “Eerst haalden we iedereen naar binnen voor de triage, maar dan krijg je een heen-en-weergeloop van mensen waar je hoorndol van wordt”, legt Poese uit. Sinds 1 juli moeten patiënten en begeleiders vooraan wachten en gebeurt de triage daar. “Er zijn plannen om een aparte ruimte te voorzien en om de verpleegkundigen op te leiden, zodat ook zij kunnen triageren.”
Bovendien heeft de directie plannen om een 24-uurs huisartsenpraktijk aan het AZP te verbinden, zodat de minder ernstige gevallen na de triage onmiddellijk daar terechtkunnen. “Zodat wij meer tijd en aandacht kunnen besteden aan de échte spoedgevallen”, verklaart Poese.
Er is nu een particuliere huisartsenpraktijk op het terrein van het AZP, maar daar moeten patiënten direct betalen voor een consult. Opnieuw wordt een gevoelige snaar geraakt: mensen willen geen geld ophoesten. “Veel mensen komen naar de SEH omdat ze weten dat ze hier niet terstond hoeven af te rekenen. Patiënten moeten dertig srd drempelkosten betalen, de rest van de rekening krijgen ze thuis opgestuurd.” Maar dit blijft vaak liggen, wat Poese betreurt: “Ik vind het een kwalijke zaak, want als mensen komen, willen ze topzorg krijgen, maar ze willen niet voor de kosten opdraaien.” Poese vindt het onbegrijpelijk dat patiënten vaak opperen dat ze toch al drempelkosten hebben betaald. “Denk je echt dat we met dertig srd een ziekenhuis kunnen runnen? Zorg is niet kosteloos. Je moet medicamenten kopen, het gebouw onderhouden, personeel vergoeden, materiaal aanschaffen…De mensen snappen dit niet. Er zijn
patiënten die in het AZP een rekening van achtduizend of tienduizend srd hebben, maar als zij terugkomen en verzorging nodig hebben, mogen wij hen geen hulp weigeren.”
Ambulances
Niet alleen bij de SEH zelf zijn de nodige problemen, voordat een patiënt daar belandt moeten soms al heel wat obstakels worden overwonnen. Zo laten ambulances vaak uren op zich wachten omdat eerst de politie ter plekke moet zijn. “Het is in het verleden vaak voorgekomen dat de ambulance zomaar is uitgerukt”, zegt politiewoordvoerder John Jones. “Om dat te vermijden, moeten meldingen van ongevallen eerst aan de politie worden doorgegeven.”
Hoewel de communicatie tussen politie en SEH heel vlot verloopt, geeft Poese toe dat het voor oponthoud zorgt. “Daarom willen we een centrale meldkamer voor politie, brandweer en SEH. Dan zullen er speciaal mensen getraind worden om de telefonische gesprekken te doen, die dan bepalen wie er moet uitrukken.” De huidige spoedtelefoon – 113 – wordt weinig of niet gebruikt, vertelt Poese. “Hij staat vaak roodgloeiend, maar voor een heleboel nutteloze dingen. Kinderen die bellen voor de lol of mensen die onmiddellijk ophangen zodra er wordt opgenomen, dat soort dingen.”
Ook het ministerie van Volksgezondheid probeert verbetering in de huidige situatie te brengen. Men is in het kader van het Nationaal Rampenplan op zoek naar enkele strategische plaatsen waar trauma-hulpposten kunnen worden opgezet. Mocht het zijn dat er zich iets voordoet in dat gebied, dan kan daar de eerste opvang gebeuren en daarna kunnen de patiënten naar het AZP worden doorgestuurd. Poese wijst ook op het belang van de samenwerking met andere ziekenhuizen. “We hebben aan het ministerie gevraagd om erop toe te zien dat die samenwerking gaat verbeteren, zodat we meer patiënten kunnen overplaatsen.”
Want de overplaatsing naar andere ziekenhuizen verloopt momenteel niet vlot. “Als het echt druk is, bellen we vaak met het ’s Lands Hospitaal of daar patiënten overgenomen kunnen worden. Het Sint Vincentius Ziekenhuis wil dit af en toe ook wel, mét een garantiebrief van het AZP dat wij instaan voor de betaling van de kosten. Maar om twee of drie uur ’s nachts zijn specialisten van andere ziekenhuizen niet bereikbaar.”
Er zijn dus een heleboel plannen om de werking van de SEH te verbeteren, maar de vraag is wanneer ze zullen worden uitgevoerd. Poese heeft er alvast goede hoop op. “Het belangrijkste is dat je mensen hebt die willen, dan komen we wel waar we moeten zijn. Het gaat niet van de ene op de andere dag gebeuren, maar het lukt wel. Mijn motto is: langzaam maar zeker.”
Ramon
Ik kende alle negatieve verhalen toen ik met gebroken botten noodgedwongen naar de Spoedeisende Hulp moest. Ik had mij op het ergste voorbereid, maar ik kon niet anders; ik verrekte immers van de pijn. Maar ik moet toegeven, het is me enorm meegevallen. De verwachte lange wachttijden waren er niet. Bij de ingang werd ik direct aangesproken door een lieve verpleegkundige, die in zag dat ik er niet al te best aan toe was. En dus mocht ik gelijk door naar de behandelruimte. Mijn oppervlakkige wonden werden verzorgd, een arts kwam al vrij snel vragen wat er was gebeurd en binnen een half uur werden röntgenfoto’s gemaakt. Wat me wel opviel waren de armoedige omstandigheden waaronder patiënten worden ondergebracht. Ik heb tijdens het vele wachten tussendoor uren op een krakkemikkige kruk gezeten. Later werd ik in een zijkamer op een bed zonder lakens en zo gelegd, terwijl naast mij een oude vrouw doodziek lag te steunen en kreunen. Een paar meter verderop lag iemand die na een paar minuten overleed. De gangen lagen vol met patiënten voor wie geen plaats was op de afdeling. Mensonterend! Op de deskundigheid van artsen en verpleegkundigen heb ik niets aan te merken: ze werken keihard en zijn gemotiveerd, ondanks de slechte huisvesting. Alleen hebben ze het zo druk dat het in de communicatie wel eens mis dreigt te gaan. Als ik zelf niet had opgelet, had ik binnen vijf minuten van twee verpleegsters twee keer dezelfde injectie met een pijnstiller gehad.”