Scheve man/vrouw verhouding op universiteit
Maar waar blijven de jongens?
Uit de studieruimte van de universiteitsbibliotheek stijgt een vrolijk gelach op. Drie vrouwelijke studenten werken samen aan een paper. Verderop zit een meisje met haar benen op tafel, met een studieboek op schoot. Nog iets verder maakt een studente een praatje met een docent. Mist hier niet iets?
Als je naar mijn jaar kijkt, zie je het goed”, knikt Sharaf Tilburg (23), student sociologie aan de Anton de Kom Universiteit (AdeK). “We begonnen met zeven jongens en vijfentwintig meisjes.” De goedlachse student sleept een stoel uit de werkplaats van de fietsenstalling waar hij werkt, gaat zitten en vertelt verder. Inmiddels is het aantal jongens in zijn klas verder teruggelopen. “We zijn nu met drie, met mij erbij. De laatste jongen die verdween, heeft samen met ons nog een studieproject in het binnenland gedaan. Daarna hebben we hem nooit meer terug gezien.”
Tilburg werkt vier, vijf dagen per week bij de fietsenverhuurbedrijf in het centrum van Paramaribo. Soms repareert hij daar tweewileres, op andere dagen leidt hij een fietstour. Studeren komt na werken, want de studie moet bekostigd worden. Net als de studie van zijn vrouw. Zijn verslagen schrijft hij in de avonduren of ’s nachts. “Student zijn is dus geen feestje, het is hard werken.” Maar voor hem is doorstuderen een manier om verder te komen in het leven. Tilburg excuseert zich en staat op om twee klanten te helpen. Het echtpaar komt twee gehuurde fietsen terugbrengen. Na een ‘bedankt’ en ‘tot ziens’ komt hij weer zitten. “Ik leer door te studeren beter structureren en analyserend denken. Kijk naar dieren: zij leven, maar ze komen niet vooruit. Dat is uniek voor de mens, door denken en scholing kom je op een hoger niveau. Muzikaal, spiritueel, wetenschappelijk…”
Op dezelfde faculteit sociologie waar Tilburg les volgt, doceert onderwijskundige Henry Ori. Hij erkent het probleem: “De verhouding man/vrouw op de universiteit ligt rond de 25/75 procent. En deze verhouding wordt steeds schever. Ik zie een duidelijk verschil in studiemotivatie en attitude. Vrouwen hebben een veel groter verantwoordelijkheidsgevoel.” Wanneer hij een opdracht aan de studenten geeft, dan krijgt hij deze keurig van de meisjes terug. “Het werk dat ik van de jongens ontvang, is vaak vreselijk slordig. Ze denken dat ze op de bonnefooi hun studie kunnen afronden.” De docent ergert zich duidelijk aan deze houding. “Wanneer een college om acht uur begint, komen zij pas minuten later binnen wandelen. Waarom blijf je dan niet helemaal weg?”
Cijfers van het Algemeen Bureau voor de Statistiek bevestigen het beeld dat Tilburg en Ori schetsen. Voor het studiejaar 2008-2009 schreven zich 1.379 mannen en 2.514 vrouwen in voor een studie aan de AdeK. Bij Hbo-opleidingen komen vergelijkbare cijfers boven; in totaal bedraagt het aantal inschrijvingen op tertiair niveau 6.649 personen, waarvan 2.281 mannen. Laatstgenoemde cijfers zeggen niets over het aantal mannen dat uiteindelijk hun studie afrondt. Deze getallen zijn alleen bekend bij de onderwijsinstellingen zelf en die brengen ze liever niet naar buiten, uit angst voor verkeerde interpretatie. De Ware Tijd schrijft over 152 afgestudeerde vrouwen en 55 mannen in 2009.Genderspecialiste Julia Terborg, ook werkzaam op de AdeK, legt uit deze verhoudingen ook terug te zien zijn het secundair onderwijs. “Je ziet sowieso veel uitval in ons onderwijs, uiteindelijk bereikt maar vijf procent de universiteit.” Hoewel het kleuter- en basisonderwijs door meer jongens dan meisjes wordt bezocht, verandert dit in het voj-onderwijs. In 2008-2009 zaten op de Mulo 11.433 vrouwen en 7.369 mannen, op het LBGO 4.374 vrouwen en 3.975 mannen.
Mitchell Tjon (28) slaagde een paar jaar geleden voor het LBGO en ging door met studeren. Naast zijn werk en dat kostte hem moeite: “De opleiding vroeg om zelfstudie, terwijl ik juist veel begeleiding nodig heb. Als ik thuis kwam van werk, moest ik baden, eten, oogje dicht en dan weer door naar school.” Dat heeft Tjon een jaar volgehouden en toen besloten om zijn studie neer te leggen. Nu is hij meteropnemer en in de avonduren helpt hij vrienden in de bouw. “Je hebt geld nodig om te kunnen leven. Ik kon niet elke dag bij mijn moeder aankloppen. Surinaamse jongens houden van werk en gaan ook overal heen om geld te maken.”
Gevolgen
“Je ziet grote tekorten aan mensen met een wetenschappelijke achtergrond”, meent Ori. “Kijk maar eens naar de overheid of naar het bedrijfsleven. Terwijl er een steeds grotere groep afgestudeerde vrouwen is, is dit op de arbeidsmarkt nog nauwelijks te zien.” Ori is van mening dat mannen en vrouwen gelijk moeten optrekken. “In een kleine samenleving als de onze, heb je beide seksen nodig.”
Hij pleit voor wetenschappelijk onderzoek dat goed in kaart brengt hoeveel jongens daadwerkelijk hun academische graad behalen. En wat de oorzaken zijn dat jongens het zoveel slechter doen. “Daarop kun je als overheid je beleid afstemmen. Volgens mij gaat het al mis bij de opvoeding. De jongens worden vrijgelaten, ze trekken de straat op. Het is belangrijk voor ze om snel geld te verdienen. Ze willen feesten, een vriendin en niet met hun neus in de boeken zitten. Ouders hebben geen idee wat de jongens uitspoken.” Hij snapt de ouders wel. “Sommige ouders moeten hier echt overleven, werken beiden en letten niet op de kinderen. Op de jongens althans, want bij meisjes is dit totaal anders. Meisjes blijven in de beschermde wereld van pappie, mammie en een select groepje vriendinnen.” Politicus Carl Breeveld is oprichting van Stichting Man Mit Man, een organisatie die zich richt op de ontwikkeling van mannen binnen de samenleving. Hij constateert dat meisjes de afgelopen jaren zijn gestimuleerd om verder te studeren. “De uitspraak ‘je diploma is je eerste man’ is zeer bekend. Anderzijds ging men er kennelijk vanuit dat het met onze jongens wel goed zou komen. Stimulans was vanuit deze gedachte niet nodig.”
Stimuleren
Ook meent Breeveld dat wanneer jongens het niet zo goed doen op school, dat sommige ouders vlug met de uitspraak ‘dan yu mus’ go wroko’ zijn. Eén van de pijlers van zijn stichting is het onderwijs. Hoewel zij zich tot nu toe niet richten op tertiair onderwijs. “Onze beide projecten, Stuka doro gi opo doro en Boys to Men, hebben als doelgroep jongens tussen de elf en veertien jaar. Tijdens onze workshops, inleidingen en trainingen stimuleren we mannen om door te studeren.”
Om mannen meer in het onderwijs te trekken, zijn gezin, sportclub, buurtorganisaties, maar vooral beleid van de overheid volgens Breeveld van belang. “Door middel van gerichte programma’s waar mannelijke rolpatronen worden betrokken. Deze rolpatronen zijn mannen die zelf een hogere opleiding hebben en het belang daarvan delen met jongemannen.”
De politicus is voorstander van het stimuleren van hoger onderwijs bij mannen, maar ook van een duurzame aanpak die vanaf de basisschool wordt geïmplementeerd. “We moeten afstappen van het traditionele beeld dat de man het geld verdient en de vrouw thuis voor het huis en de kinderen zorgt”, betoogt Julia Terborg. “Ook vrouwen zijn geneigd hieraan vast te houden.” Ze vindt dat de volwassenen een ander beeld van rolpatronen moeten aanbieden. “Wij hebben de grootste invloed. Eerdere begeleiding van jongens is belangrijk. Potentiële uitvallers en hun ouders moeten we begeleiden en ondersteunen. Uitval op de universiteit is lastiger tegen te gaan, want een jongen van 22 is nauwelijks meer te beïnvloeden. Wel is het goed dat er studiefinanciering is gekomen. Nu is het belangrijk dat er studentenhuisvesting komt, zodat de jongens zich kunnen onttrekken aan de druk van het gezin.”
Droom
In het weekeinde gaat meteropnemer Mitchell Tjon regelmatig naar het binnenland om te jagen. Hij tovert zijn mobiele telefoon tevoorschijn en laat trots een foto zien van een geveld boskonijn. Het vlees verkoopt hij in de stad. “Suriname is een land waar je als jongen alles zelf moet opbouwen, niemand gaat je helpen.” Spijt dat hij gestopt is met school heeft hij niet, hoewel hij beseft dat hij met een diploma meer had kunnen verdienen. “Dan had ik misschien een vaste aanstelling gekregen en nu al meer kunnen aanschaffen. Een perceel, een eigen huis bouwen. Wiens droom is dat nou niet?”
Sociologie-student Tilburg heeft andere ideeën over de toekomst. Over een jaar is hij klaar met zijn bachelor. “Daarna wil ik graag nog een master volgen, maar niet hier.” Hij denkt erover om naar Trinidad te gaan of een ander land in het Caribisch gebied. Hij heeft genoeg ideeën. “In een ontwikkelingsland als dit moet je creatief zijn als het gaat om werk. Zo stuit het mij tegen de borst dat veel van het collegemateriaal uit Nederland afkomstig is. We kunnen best zelf goede studieboeken schrijven, dus misschien doe ik dat wel. Maar eerst ga ik mijn opleiding afronden.”