Oudere Marrons willen een stem
Na vier eeuwen moederzorg was Suriname in 1975 het borst zuigen beu en werd het land onafhankelijk. Maar een kijk in het verleden leert ons dat een groep Surinamers geen deel uitmaakte van het verzelfstandigingsprocesproces. Drie oudere binnenlandbewoners doen hun zegje.
Hermanus Adams (84)
Botopasi
“Ik wil eigenlijk helemaal niet over onafhankelijkheid praten, want geen van de hoge pieten van Nederland of lanti is hier in het binnenland gekomen om tot ons en de granmans te praten. Ik vond het beter toen wij nog afhankelijk waren van Nederland. Na de onafhankelijkheid is er heel wat apartheid en oorlog ontstaan tussen de foto nengres en de busnengres.
Het Junglecommando en de militairen hebben hier in het binnenland veel arme mensen vermoord. Dat was na de onafhankelijkheid, daarvoor hadden wij zulke dingen niet.
Er zijn ook wel goede dingen gekomen die in ons voordeel werken. Voor de onafhankelijkheid moesten wij namelijk bij de marinetrap de boot pakken, onze spullen inladen en van daaruit richting binnenland reizen. Dat duurde heel lang en de reis was gevaarlijk. Ook al had je later de trein die tot ‘Kabel’ kwam, het duurde toch zeven dagen voordat je hier op Botopasi aankwam. De mensen die dieper het binnenland ingingen, overnachtten op meerdere plekken onderweg voordat zij op de plaats van bestemming kwamen. Na de onafhankelijkheid kwam de Afobakaweg en je kon daarna gewoon de bus pakken aan de Saramaccastraat. En na de onafhankelijkheid kregen zestigplussers ook AOV.
Ik wil dat jullie ook doorgeven aan de nieuwe president dat wij ook de hele dag elektriciteit willen, want wij moesten onze dorpen verlaten en onder water laten gaan om de stad van elektriciteit te voorzien. Dit is toch niet eerlijk? Wij die juist eerst elektriciteit moesten krijgen, zitten in het donker. Ik ben al oud, wanneer ga ik er nog van genieten? Zodra ik aan vroeger denk, word ik weer emotioneel, daarom wil ik niets horen over onafhankelijkheid. Onze cultuur is ook verloren gegaan door de onafhankelijkheid. De jonge meisjes dragen bijna geen pangi’s meer. Alleen op feestdagen. Ze dragen nu broeken en andere dingen. Ik hoop dat deze nieuwe regering meer voor ons zal doen.”
Tenisi Vola (64)
Godo
“Over 25 november 1975 kan ik wel een beetje vertellen. Wij als Marrons hebben geen spoor van wijlen de heer Arron en anderen gezien. Mijn man en ik waren op zijn werkplaats te Brokobaka en daar hebben wij het gehoord. Toen zijn wij hier naar mijn mans dorp gekomen, Foetoenakaba, en hebben ons voorbereid op die dag. Er is wel feest gevierd in Brokopondo, maar hier in het binnenland zelf was er niets van het feest te bespeuren. De positieve verandering die ik gezien heb na de onafhankelijkheid, is de weg die gemaakt is naar Atjoni. Het heeft heel veel geholpen want je hoefde dan niet meer te overnachten onderweg naar jouw dorp. En ook kon je meer spullen in de stad kopen en brengen naar het binnenland. Dan denk ik aan een zaagmachine die na de onafhankelijkheid veel gebracht werd door de mannen die in het bos werkten. Zij moesten daarvoor met bijlen de bomen omhakken, maar nadat de weg gemaakt was kochten zij zaagmachines, motors voor de boten en andere dingen. Ik zal van het jaar niet naar de stad gaan, met Godswil zal ik het hier herdenken. Ik vind wel dat de onafhankelijkheid ons goed heeft gedaan. Mi syi dati wi ‘kmopo na katibo.”
Obee Jonathas (55)
Heikoenoenoe
“Ik heb niet gezien dat de regering van Arron naar het binnenland is gekomen. Ik had via via gehoord van anderen, een man uit het dorp Botopasi, dat Suriname op eigen benen zou staan. Toentertijd woonde ik nog permanent in mijn dorp. Er werd ook gezegd dat een ieder die voor 1975 was geboren, een Nederlandse nationaliteit zou hebben. Maar die heb ik nooit gehad. Misschien moesten wij als binnenlandbewoners meer informatie krijgen daarover. Er was op 25 november 1975 ook geen feest in Sipaliwini en ik heb niet veel verandering gezien na die periode. Volgens mij moesten wij nu nog afhankelijk zijn van Nederland. Als ik kijk naar andere landen die nog lange tijd afhankelijk geweest zijn zie ik dat het bij hen nu beter gaat. Alleen de Afobakaweg vind ik een positieve ontwikkeling, want voor 1975 moesten wij lang en ver varen om naar Paramaribo te gaan. En nu pas zie je wat veranderingen, zoals waterpompen en lichtmotoren in de verschillende dorpen. Ik werk nu op Kwakoegron, dus dit jaar zal ik 25 november daar vieren.”