Stanley Sidoel
Zijn collega-directeuren van andere ministeries denken dat hij de leukste overheidsbaan van Suriname heeft. Als directeur Cultuur, onderdeel van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Minov), is Stanley Sidoel (47) immers bij ieder cultureel feestje en iedere boekpresentatie aanwezig. “Dat zijn de leuke dingen waar ik graag bij ben”, geeft hij toe. “Maar voordat zo’n evenement plaatsvindt, hebben we enorm veel werk moeten verzetten.”
Met cultuur had Sidoel tot een jaar of tien geleden niet zoveel op, zo geeft hij toe. Geboren en getogen in een redelijk traditioneel Javaans gezin met acht kinderen op Blauwgrond, had hij echter al snel door dat er meer was dan een Javaanse gemeenschap. “Ik ben echt Javaans opgevoed; mijn ouders zijn west-bidders, die doorgaans als conservatief bekend staan. Maar ik moet toegeven dat ik eigenlijk een hele liberale opvoeding heb gekregen, vooral van de zijde van mijn moeder. Mijn vader werkte keihard als timmerman en was vooral druk bezig brood op de plank te brengen. “Mijn moeder vond het volgen van een opleiding heel belangrijk, ze stimuleerde dat. Boi, ik moest niet met rode cijfers thuiskomen, dan kreeg ik ervan langs. Niet dat ik een pak slaag kreeg, maar ik werd een paar dagen lang flink onaardig bejegend en kreeg echt straf. Zo van ‘dat reisje buiten de stad mag je niet doen’. En regels waren regels: om zes uur moest je in bad, dus dat was ook zes uur. Was je dan nog buiten aan het voetballen, dan kwam ze je daar persoonlijk weg halen.
“Maar ondanks dat ze streng was als het om discipline en studie ging, liet ze mij verder wel vrij. Bovendien ging ik al toen ik zestien of zeventien was en nog naar de middelbare school ging, met mijn broer apart wonen in een klein huisje in de buurt, dus dat gaf veel vrijheid. Ik had een vriendinnetje op Rainville, daar hadden ze ook geen problemen mee. Toen ik op de havo zat, leerde ik mijn huidige vrouw kennen. Zij was christen, dat werd bij mij thuis geaccepteerd. Ik ben nu zelf EBG’er. Mijn ouders stellen zich op het standpunt dat alles goed is, als je maar ergens in gelooft.”
Respect
Zijn tegelijkertijd strenge en liberale opvoeding, hebben Sidoel volgens eigen zeggen gevormd tot wie hij nu is. “Ik ben blij dat ik die waarden en normen heb meegekregen, daar ben ik ze dankbaar voor. Bovenal heb ik geleerd respect te hebben voor anderen, dat vind ik enorm belangrijk. Zoals ik bijvoorbeeld zelf ook veel respect heb voor de conservatieve moslims, ondanks dat ik daar zelf niet toe behoor. Je moet elkaars mening accepteren.”
Na de middelbare school ging Sidoel rechten studeren. “Die studie heb ik niet afgerond. Ik wilde het later wel weer oppakken, maar je weet hoe het is als je na een tijdje weer in de schoolbanken moet gaan zitten. Dat is moeilijk. Inmiddels was ik in de journalistiek gerold en als ik wat doe, doe ik het met toewijding. Het viel gewoon niet te combineren.”
Zijn eerste journalistieke schreden zette hij bij het, inmiddels teloorgegane, Surinaams Nieuws Agentschap (SNA). “Dat zal in 1983 zijn geweest. Ik vond het prachtig, heb daar vooral de theoretische kant van het vak geleerd. Het was in de militaire tijd, dus er was sprake van censuur. Maar eerlijk gezegd had ik dat als jonge jongen niet eens door. Pas veel later, toen ik terugkeek op die periode, besefte ik eigenlijk hoe het er toen aan toe was gegaan.”
Leo Morpurgo
Zeven jaar later begon zijn carrière bij de Ware Tijd. “Dat was in de tijd van Nita Ramcharan en Leo Morpurgo. Ach ja, Morpurgo…” Hij wacht even en kijkt met een glimlach dromerig voor zich uit: “Ik kijk nog steeds enorm tegen hem op. Ik ben er trots op dat hij mij destijds onder zijn hoede heeft genomen. Ik heb enorm veel van hem geleerd.”
Ruim tien jaar geleden maakte hij de overstap van de Ware Tijd naar het net opgezette televisiestation Garuda, waar hij zeven jaar als directeur zou blijven. Dat betekende ook een ommekeer in zijn loopbaan. “Ik had op dat moment niets met cultuur, maar kwam opeens terecht in een vooral Javaans gezelschap. Bij de Ware Tijd waren ook wel Javanen, maar ik schreef over alles; of het nu om rijst ging of een mooi achtergrondverhaal over Marrons, ik probeerde topjournalistiek te bedrijven. Mijn afkomst deed er niet toe. Bij Garuda wilden ze mij vooral hebben omdat ik een Javaanse jongen was, journalist nota bene; daar werd een beetje tegenop gekeken dus die moest wel goed zijn.”
Het cultuurvirus kreeg bij Garuda langzaam maar zeker grip op hem. De belangstelling werd verder aangewakkerd toen hij werd gevraagd om de culturele ontmoetingsplaats Sana Budaya nieuw leven in te blazen. “Als directeur op vrijwillige basis. Het was een prachtige periode, we hebben Sana Budaya opgebouwd tot wat het nu is. Als je met zoiets bezig bent, kom je er achter hoe rijk onze cultuur is. Niet alleen de Javaanse, ook de Marron- en al die andere culturen. Uiteindelijk begin je een bepaalde visie te ontwikkelen, dat je zou willen omzetten in beleid.”
Dus toen Sidoel in 2006 de kans kreeg om als directeur Cultuur aan de slag te gaan, was de keuze snel gemaakt. “Suriname is een melting pot, en dat komt vooral tot uiting in de diversiteit aan culturen. Ik zeg bewust niet ‘verschillende’ culturen, want uiteindelijk vormen we allemaal samen de Surinaamse cultuur. Suriname is geen Suriname zonder de Marron-cultuur, maar ook niet zonder de Inheemse of Hindostaanse cultuur. Het hoort bij elkaar, het maakt Suriname tot wat het is.”
Open deur
Met die multiculturele smeltkroes in gedachten, probeert Sidoel vanuit zijn directoraat zijn werk zo goed mogelijk te doen. “De deur staat hier altijd wagenwijd open”, zegt hij, wijzend op de deuropening van zijn werkkamer. “Ik heb nog nooit gemerkt dat hier Marrons binnen zijn gelopen die misschien dachten ‘gaat die Javaan wel naar ons luisteren?’. Tenminste, ze hebben het niet laten blijken.
“Alle circa 150 groepen en instellingen in ons land, zoals NAKS, vormen de ruggengraat van onze culturele beleving. De taak van de overheid is om zoveel mogelijk te helpen, zowel financieel, moreel als op deskundig gebied. Dat probeer ik stukje bij beetje. Waar mogelijk, ondersteun ik initiatieven. Ik heb niet veel geld, maar ik laat wel zien dat ze serieus worden genomen. Dat betekent dat ik overal bij probeer te zijn, niet omdat ik moet maar omdat ik dat zelf graag wil. Of het nu om een Javaanse dans gaat of een Bollywood-voorstelling, ik geniet er oprecht van. Ik merk dat dit wordt gewaardeerd.
“Ik ben blij dat de nieuwe regering cultuur serieus neemt en dit in haar beleidsvoornemens in het onderwijs wil integreren. Voor de natievorming is het van groot belang dat we onze jeugd op dit gebied vormen en bewust maken. We moeten naar een gemeenschap waarin we elkaars normen en waarden leren begrijpen en respecteren. Geleidelijk aan kom je dan tot ‘de Surinaamse mens’. En praten we straks niet meer in termen van Hindostanen, Javanen et cetera. We zijn trouwens al op de goede weg. Jij en ik zijn van een andere generatie en in een andere tijd opgegroeid, maar als ik nu naar mijn zoontje van twaalf kijk, die ziet niet eens of zijn klasgenootjes Creools of Hindostaans zijn. Hij let daar niet op.”
Maar er moet meer gebeuren dan het kweken van bewustwording en respect, stelt Sidoel. “Het vertrouwen dat bestaat tussen mijn directoraat en onze doelgroepen, is een basis. Nu moeten we investeren in de diepte en ook de fysieke infrastructuur creëren. Laten we bijvoorbeeld choreografen wegsturen om in het buitenland te studeren en zich te ontwikkelen, zodat ze over drie jaar terugkomen en hier een bijdrage kunnen leveren. Dat geldt ook voor theatermakers en noem maar op. We moeten investeren in kader, zodat we niet steeds afhankelijk blijven van anderen, van mensen uit het buitenland.”
Populisme in de media
Nog even terug naar de journalistiek, waar het voor Sidoel ooit begon. Hij mist het vak soms wel, zo geeft hij toe: “Ergens ben ik nog steeds een beetje journalist, altijd nieuwsgierig en alles willen weten. Aan de andere kant is het medialandschap de laatste jaren zo veranderd; destijds had je alleen de Ware Tijd en de West. Nu zijn er twee andere dagbladen bij en is er een explosie geweest voor wat betreft radio- en televisiestations. Met als gevolg dat het populisme zijn intrede heeft gedaan en men in mijn ogen heeft ingeboet aan kwaliteit.”
Een terugkeer naar de journalistiek ligt dus niet voor de hand, voorlopig voelt hij zich als een vis in het culturele water. “Ik ben trots op de legacy die ik ooit zal achterlaten. De bal is gaan rollen, ik hoop dat anderen er in de toekomst voor zullen zorgen, dat deze blijft rollen. Ik verwacht zelf dat zoals het milieuvraagstuk, waar tien jaar geleden nog niemand over sprak, nu een belangrijk onderwerp is, cultuur over tien, twintig jaar wereldwijd ook een issue zal zijn. Geloof me, geen enkele ontwikkeling gaat duurzaam zijn als het niet wordt ingebed in de cultuur van de mens.”