Pieren vangen…als beroep
‘Aas’ wordt het met een mooi woord genoemd. Maar de hengel- en visliefhebbers zeggen pieren. Het pak wormen dat je voor vijf srd opgevouwen in chinees tayerblad koopt, vindt gretig aftrek op de vroege zondagochtend. Mensen die met de pierenvangst in hun levensonderhoud voorzien, hebben net als de pieren een verhaal.
Vrolijk lachend en pratend zie je ze soms lopen; de pierenzoekers. Laarzen aan, gekleed in grote kleren die hen moeten beschermen tegen takken en muskieten. Een oude rijstzak in de hand en een steekvork achteloos op de schouder. Zo ook Roy, Sonja en hun volwassen dochter Gaitrie. Roy zocht al pieren toen hij kind was. Ze waren thuis met z’n elven. Hij kon niet zo goed meekomen op school, daarom ging hij pieren zoeken met zijn moeder. Zijn vader was een sopiman, vertelt hij, en hijzelf is er ook één geworden. “Ik vind drinken lekker, want dan kan ik een beetje vrolijk worden; slapen, eten, slapen. Ik heb veel ruzie gemaakt en veel geschreeuwd tegen mijn vrouw en kinderen, maar nu wil ik stoppen, ik wil rust. De tijd is duurder geworden, dus behalve pieren vangen doe ik ook timmer- en schilderwerk.” Maar het liefst zoekt Roy pieren, een halve dag werken, geld, eten, klaar, rust.
Regenworm
Het is natuurlijk jammer voor de regenworm, zoals de pier ook wel wordt genoemd. Het is voor de vissen een smakelijk hapje en daarom geld waard. En wordt dan ook achterna gezeten door pierenvangers zoals Roy. De pier wordt doormidden gesneden en de vissershaak gaat in het bovenste deel van het lijfje. Wat over is, kronkelt als een staartje, dat samen met de geur van pierenbloed vissen prikkelt toe te happen. Na de haakprocedure hangt de worm er al gauw bij als een dooie pier. Er zijn andere soorten wormen, als de Canadese pier, die het langer uithouden en ook levendiger kronkelen. Deze worden gekweekt in het buitenland en zijn hier nog niet te koop. In Suriname doen we het met de ongekweekte regenworm, die ‘getrokken’ wordt uit de grond.
Maar pieren ‘dieken’ is niet zo gemakkelijk als Roy schetst, dochter Gaitrie vindt het zelfs zwaar werk. Ze zoekt nu uit noodzaak ook pieren, ze is pas weggelopen van haar man. Die sloeg haar en belandde daarvoor in de gevangenis.
Gaitrie: “Zijn oom kwam en zei, maak hem los, hij gaat veranderen. Maar hij is niks gaan veranderen en nu ben ik voorgoed bij hem weggelopen.”
Ze vindt het werk zwaar, vooral voor haar rug, maar er moet eten op de plank komen voor haar twee kinderen.
“Je moet weten hoe je de vork moet gebruiken om die pieren te vangen. Je stopt het naar binnen, dan draai je het naar boven en dan moet je snel zijn en de pieren pakken, anders gaan ze weer naar binnen.
Soms heb je er twee, soms vijf. Soms heb je alleen kleintjes, soms een grote dikke.” Ze stopt de pieren allemaal in een tas, die haar vader rond twaalf uur naar een vrouw op de Kwattaweg brengt.
“Zij maakt pakjes. Een pakje is drie srd. De eerste keer heb ik vier pakjes gezocht, een andere morgen had ik zes pakjes. Laatst had ik weer zes pakjes en mijn moeder en vader samen zeventien. Je weet nooit hoeveel je gaat vangen.”
De pieren die Roy en zijn dochter vangen en doorverkopen zijn binnen drie tot vier maanden volwassen. Daarna paren de tweeslachtigen, elke maand leggen ze opnieuw eitjes. Deze worden gevormd in een slijmerige buis die wegglijdt over de kop van de worm. Dat buisje wordt hard en lijkt op een witte korrel kalk, met een doorsnede van ongeveer een halve centimeter. Uit die korrel kruipen na een week tussen de vijf en tien babywormpjes. Die doen er weer drie tot vier maanden over om volwassen te worden. Het liefst wonen deze wormen in zwarte aarde, hoe zwarter en hoe luchtiger de grond, des te meer voelt de pier er zich thuis. De wormen eten blaadjes en ander natuurafval, maar ze dienen niet alleen als lokaas voor de vissen. Door hun uitwerpselen maken zij mest aan en door hun gekruip boren zij kleine ‘luchtige’ gaatjes in de grond. Hierdoor kunnen planten de benodigde zuurstof makkelijker opnemen.
Het pieren vangen kan een stuk efficiënter door de diertjes zelf te kweken. Globaal zijn er twee methoden: het kweken in bakken of het kweken op een stukje grond met veel zwarte aarde. Roy en Sonja hebben ook een bak staan, maar de resultaten zijn niet overweldigend.
Op internet lijkt het makkelijk, de praktijk is volgens de vangers weerbarstiger. En toch zou een wormenkwekerij een goede toekomst voor de pierenzoekers kunnen vormen. Als je de wormen kweekt, ben je ook niet afhankelijk van het weer. Pierenvangen kan je niet wanneer het veel regent en de grond zompig nat is of in de droge tijd wanneer het keihard en droog is.
Bedreiging
Sonja, de vrouw van Roy, vindt pieren zoeken gezellig. Sonja: “Dan kan ik naar het bos. Als je pieren zoekt, moet je vroeg gaan.
’s Morgens na mondwassen, bezemen, harken, een glas thee drinken eropuit gaan. Want zodra de zon fel wordt, gaan pieren naar beneden en zoek je voor niets. Rond twaalf uur kom je weer thuis. Dan pas ga je baden, koken, eten, in je hangmat liggen en tori praten.”
Het beroep lijkt een gegarandeerd bestaan te bieden, want als Suriname ergens genoeg van heeft, dan is het bos. Althans dat zou je als leek denken. Toch zijn er bedreigingen, vertelt Sonja: “Vroeger gingen wij veel achterop, maar nu is alles verkaveld. Er is nog een klein stukje bos over. Straks gaan ze dat bos ook verkavelen, dan gaan we geen plaats meer hebben om pieren te zoeken. Als er pieren zijn kan je verdienen, maar als er geen pieren zijn kan je niet verdienen. Als je niet werkt, hoe moet je eten? Zo is het toch? En als het bos verdwijnt, kunnen wij geen pieren meer vinden.”