De verkeerde vraag
Viert u de komende feestdagen in het buitenland en moet u daarvoor het vliegtuig pakken? Zorg dan dat u voldoende toiletpapier bij u heeft als u vanaf Zanderij vertrekt.
Onderstaande scene speelde zich enkele jaren geleden af. Nu in 2010 is de hoofdrolspeelster vervangen door een iets jonger exemplaar, maar ook zij weet kennelijk precies hoeveel toiletpapier iemand nodig heeft.
Voor passagiers en familieleden zijn er op onze internationale luchthaven Johan Adolf Pengel toiletten beschikbaar. Omdat ik in tamelijk dringende nood verkeer, loop ik snel naar deze voorziening. Bij de ingang staat een tafel met een plastic kleed. Daarop liggen netjes gerangschikt hoopjes afgepast toiletpapier, herinnering aan de jaren tachtig, plus een aangebroken rol voor nog meer porties.
Men kan direct inspelen op zeker twintig bezoekers, zo te zien. Op de tafel staan ook een spuitbus met luchtverfrisser, een schoteltje met wat munten, een pakje sigaretten, een asbak en een aansteker. Achter de tafel zit een stevige dame, zo één die bij wijze van spreken is geboren met haar arm in haar zij.
Voor een gang naar het toilet moet volgens de informatie op een karton één Surinaamse dollar betaald worden. Men heeft daarbij recht op één stuk toiletpapier. Men wordt niet verondersteld zelf een greep te doen naar één van de hoopjes. De portie toiletpapier wordt uitgereikt door de stevige dame. Het is duidelijk wie hier behalve de papieren ook de lakens uitdeelt.
Beleefd vraag ik om een extra stuk toiletpapier. De dame reageert alert. Welke boodschap ben ik van plan te gaan doen, vraagt ze. Ik kijk haar aan en besluit geen antwoord te geven op deze privacygevoelige vraag. De dame gaat onverstoord verder. Mocht het zo zijn dat ik een grote boodschap van plan ben, vervolgt zij, dan moet zij mij wel ervan op de hoogte stellen dat een grote boodschap mij drie dollars gaat kosten. Onderwijl gaat haar hand richting spuitbus, als het ware om die meerprijs te onderbouwen.
Ik kijk haar aan, haal rustig adem, schep moed en zeg: “Drie dollar? Ik denk het niet.” Nu komt er beweging in het tafereel. De dame rukt haar stoel achteruit, gaat staan en plant geheel volgens de verwachting haar arm in haar zij. Het is wis en waarachtig drie dollar, en als ik haar niet geloof, dan heeft zij wel een collega die haar kan ondersteunen met een getuigenis.
Ze roept een heer die verderop met een leuke dame gezellig tori staat te praten: “Ramon, kom even horen, no.” Ramon is kennelijk gewend haar orders direct op te volgen. Hij breekt zijn gesprek af, komt dichterbij en kijkt verwachtingsvol van zijn collega naar de bakradame die klant is. De stevige dame neemt het woord: “Ramon, zeg jij deze dame, want ze gelooft mij niet. Hoeveel is het als je een grote boodschap moet?” Ramon doorziet de situatie in een flits. Hij weet wat er van hem verwacht wordt. “Vier dollar”, zegt hij. De stevige dame zakt haar hoofd. Ik kijk van de een naar de ander en lach: “Vier dollar nô? Ay baya, Ramon, y’e por’ a her’ tori.” Ik pak een extra stuk toiletpapier en loop tevreden door.
Als ik terugkeer zit de dame weer achter haar tafel. Ramon is weg. Ik kijk haar aan en zeg: “Dat komt er van als je de verkeerde vraag stelt. Had nou maar gezegd, een grote boodschap is toch drie dollar, hè Ramon? Dan was er niks fout gegaan.”