Faya Lobi
Kerstgeschenk
Wolly had de gewoonte om ’s nachts poeppampers van een vuilnishoop te stelen en die onder het huis aan flarden te scheuren. Dan vielen harde woorden, zijn snuitje werd in de poep geduwd of hij kreeg slaag. Maar de hond wilde niet luisteren en uiteindelijk moest hij aan de ketting. Gelukkig nam de baas hem vaak mee wandelen, zodat hij toch kon opgroeien tot een grote tevreden hond.
Toen de baas in Nederland ging wonen, nam Nani de zorg voor Wolly op zich: hij kreeg gebakken vis, schoteltjes melk en vaak een knuffel. Maar de dagelijkse wandelingen werden korte wandelingen, de knieën van Nani waren versleten. Zo werden de uren aan de ketting lang en bijna ondraaglijk. Het licht in zijn ogen begon te breken, zijn levenslust ebde weg. “Zal ik de hond mee naar mijn huis nemen?” stelde ik Nani voor, maar ze wilde er niets van weten en ik durfde niet aan te dringen. Ik aaide Wolly en fluisterde hem toe: “Ik zal je baasje bellen dat het niet goed met je gaat. Het zal misschien een paar maanden duren maar ik kom je halen.”
Het was kerstochtend toen ik bij Nani ging ontbijten. We babbelden over haar lange haar dat nog zo stevig en dik was. Ze vertelde ook over haar kleinzoon die had gebeld. Maar over Wolly werd niet gesproken. Toen het tijd was om weg te gaan, gaf Nani mij een hand bananen. “Neem ook de hond mee”, zei ze. “Neem ook de hond mee, en jij dan?” vroeg ik. Ze glimlachte en zei: “Je houdt van die hond, noh?”
Ik hoef nooit tegen hem te mopperen; al is het omdat mopperen geen zin heeft. Hij zat aan de kippen in de buurt en niets hielp. Tot ik hem eens gewoon heel rustig vroeg het niet meer te doen, want anders moet hij weer aan een ketting. Hij lijkt me alleen te begrijpen als ik rustig tot hem spreek. Ik vermoed dat hij dan de beelden ziet die ik ook voor ogen heb. Ik denk dat Wolly destijds ook begrepen heeft dat ik hem echt zou komen halen. Dat dood gaan niet de juiste optie was.
Met een zwaaiende staart nodigt hij mij uit mee te gaan wandelen. Vol vreugde stuift hij dan door het gras, vogels vliegen kwetterend op en strijken neer in de struiken. De zon schittert met gouden stralen door de takken. Wolly laat mij steeds weer genieten van Gods schepping, maar dan moet ik niet teveel naar de grond kijken, want dan zinkt de moed mij in de schoenen van het vele afval. Wolly heeft daar gelukkig geen last van: mijn kerstgeschenk kwispelt vrolijk met zijn staart als hij zijn snuit weer eens in een weggegooid etensbakje kan duwen. Vrolijk kerstfeest toegewenst.