Goud voor ontwikkeling
Al sinds de ontdekking van goud is dit edelmetaal van grote waarde voor de mensheid. Het heeft geen last van erosie, roest niet en is zacht genoeg om te bewerken. ‘Tranen van de zon’ noemden de Inca’s goudklompjes, zo mooi vonden ze het. Vandaag is goud nog steeds een van de meest waardevolle grondstoffen op aarde en Suriname zit er vol mee. In theorie zou ons land één van de rijkste landen op aarde kunnen zijn, maar in de goudgebieden heerst totale anarchie. De rijkdom verdwijnt in de zakken van de verkeerde mensen en de Surinaamse natuur blijft berooid achter. De overheid belooft al jaren dat er ordening komt, maar tot nog toe is weinig resultaat geboekt.
“Na de binnenlandse oorlog was het een rotzooi in de goudsector. Brazilianen en Goldenstar kwamen met de technologie voor goede goudwinning en daarom zijn concessies verleend, Suriname had zelf de capaciteit niet”, legt Bernhard Pansaa, hoofd afdeling exploratie Mijnbouwkundige Dienst, uit. Dat het goud naast de grote bedrijven ook duizenden kleinschalige goudzoekers naar Suriname zou trekken, had de Surinaamse regering niet voorzien. De rotzooi die hierdoor is ontstaan, moet nu dus worden aangepakt. “Maar”, zegt hij, “de scheefgroei heeft twintig jaar geduurd, dat los je niet in één jaar op.”
Geheel negatief is hij trouwens niet over de ‘bloeiende’ goudindustrie, want hoewel de winst niet bij de juiste mensen terecht komt, bieden de goudgebieden wel werkgelegenheid aan jongeren zonder opleiding. Aan dit geld zit echter wel een onbetaalbaar prijskaartje, want de goudwinning is erg milieuonvriendelijk. Niet alleen de goudzoekers, maar ook de Surinaamse natuur en de Surinaamse burgers zijn slachtoffer van de goudkoorts. Dit dankzij de chemicaliën die gebruikt worden bij goudwinning. Het water dat wij drinken, en de vissen, beesten en planten die wij consumeren bevatten het gevaarlijke kwik, afkomstig uit de goudindustrie.
Naast dit milieuprobleem is er nog meer goed mis, want de rijke Surinaamse goudgronden trekken naast laagopgeleide jongeren ook veel illegalen naar Suriname. In de goudwinningsgebieden heerst een totale anarchie en het bezitten van een wapen is meer regel dan uitzondering, want wapen is wet in de goudzoekerdorpjes. In een poging de situatie weer naar haar hand te zetten, hief de overheid een paar jaar geleden het zwaard in de strijd tegen milieuvervuiling en illegale goudzoekers met operatie ‘Clean Sweap’ in 2007. Eerst te Brownsberg, later ook in Benzdorp en omgeving. Tientallen andere gebieden werden echter ongemoeid gelaten. Waar wel werd ingegrepen, verbeterde de situatie slechts tijdelijk. Maar het dagelijks leven in de goudwinningsgebieden verviel snel weer in haar oude patroon. Goudzoekers hebben dus vrij spel. De problemen die hierdoor zijn ontstaan, zijn niet te overzien. Zonder controle speelt een ieder voor eigen rechter, niet geïnteresseerd in wetgeving of milieu. De verantwoordelijkheid ligt in de handen van de concessiehouders, maar die lijken lak te hebben aan de honderden individuen op hun grond. Met als dieptepunt de zeven doden die op 20 november vielen nabij Langatabbetje.
Ruimte voor reflectie
Pansaa leidde de operatie Clean Sweep destijds en hij geeft toe dat het geen groot succes was. Maar geheel nutteloos vond hij die actie ook niet: “De intentie was goed, de uitvoering ook, alleen het resultaat en de controle achteraf waren slecht. Maar het goede is, dat we van deze operatie hebben geleerd. We weten nu dat er onderzoek nodig is, zodat we de situatie kunnen inschatten en handhaven.” Volgens hem is het vooral belangrijk dat je de goudzoekers begrijpt en ze steunt. “Je moet de werkers ordenen, aan regels binden en zorgen dat ze legaal bezig zijn. Als je illegaal A wegstuurt, komt illegaal B daarvoor in de plaats.” Een goed begin voor deze aanpak ziet hij in het veranderen van de naam illegaal. “Wij noemen het informele goudzoekers. De meesten weten namelijk niet eens dat ze illegaal bezig zijn. Ze missen een vergunning waarvan ze niet weten dat die bestaat, maar verder doen ze goed werk. Het is dus belangrijk dat we ze hierop attenderen en ze helpen om een legale status te verwerven.” Daarnaast ziet hij heil in het gebruiken van andere extractietechnieken. “Er zijn veel milieuvriendelijkere oplossingen om het gebruik van kwik in te perken of zelfs uit te sluiten. Helaas kosten deze technieken vaak meer tijd en geld, waardoor de goudzoekers ze niet gebruiken.”
Natuur versus goud
Buiten het feit dat de huidige extractietechnieken het milieu aantasten, vreet de goudkoorts ook hele stukken bos weg. Natuurbehoud staat hoog in het vaandel van iedere regering, maar het is altijd de vraag of een natuurgebied behouden blijft als er een goudader wordt gevonden. Econoom Winston Wirht, die zich al jaren bezighoudt met de goudkwestie, zegt dat zolang er op andere plekken nog genoeg goud ligt, een natuurgebied een natuurgebied blijft. Dit lijkt vanzelfsprekend maar is het niet, want goud is immers geld en dat is hard nodig in Suriname. Daarnaast heeft de geschiedenis al uitgewezen dat landsbelangen belangrijker zijn dan natuur, kijk maar naar het stuwmeer in Brokopondo. En zou Brownsberg niet ook een beschermd gebied zijn?
Stinasu
Een aantal organisaties maakt zich druk om de ernstige situatie. Zo zijn er de Organisatie van Inheemsen in Suriname (OIS) en het Bureau Openbare Gezondheidszorg (BOG) die wijzen op de keerzijde van de goudindustrie: de verwoeste bossen en het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen. Gek genoeg maakt de belangrijkste en grootste natuurorganisatie uit Suriname zich niet zo druk om de troep die de goudindustrie van de natuur maakt. Stichting Natuurbehoud Suriname (Stinasu) reageert namelijk verbaasd op de vraag of er iemand bij de stichting aanwezig is die het mapje goudindustrie binnen beschermde gebieden onder zijn hoede heeft. “Nee mevrouw, daar kan ik u niet mee helpen.” Terwijl het toch overduidelijk is dat zowel de bauxietmijnen als de goudmijnen een bedreiging vormen voor de natuurgebieden van Suriname.
Het Wereld Natuurfonds (WWF) maakt zich gelukkig wel druk om de schrijdende situatie van de goudmijnen en heeft een hele afdeling die er aandacht aan besteed. Helaas was deze organisatie niet bereikbaar voor commentaar waardoor het niet duidelijk is wat de rol van het WWF is in deze kwestie.
Onderzoek
Oud-minister Gregory Rusland pleitte voor een goudinstituut en het lijkt erop dat dit plan nu navolging krijgt. De huidige regering heeft in totaal drie commissies in het leven geroepen om te onderzoeken hoe ordening het beste kan geschieden. Wirht participeert ook in het onderzoek. “Ik ben al zo’n achttien jaar bezig met dit vraagstuk en heb tot nu toe nog niks bereikt. Toenmalig president Venetiaan heeft de commissie die er ooit was, zelfs ontbonden. We waren al heel ver met onderzoek en er was zelfs al een centrum gebouwd bij Brokopondo. Dit centrum is nu helemaal overwoekerd en nooit gebruikt, alleen maar omdat Venetiaan ineens de stekker eruit trok.” Wirht is blij dat deze regering de ernst van de situatie weer inziet zodat hij spijkers met koppen kan slaan, maar vooralsnog schiet het niet op. “Er is sponsoring nodig en we moeten een duidelijk plan hebben, want zo weet de geldschieter waar zijn dollars naartoe gaan.” Wirht benadrukt dat de goudindustrie niet alleen verbeterd moet worden vanwege het milieu, maar ook voor de economie: “Goud is het belangrijkste exportproduct van Suriname, de regering moet goud zien als een ontwikkelingsinstrument en niet als een mijnbouwactiviteit, zoals ze nu doen.” Hij legt uit dat de goudindustrie in grote mate kan meehelpen aan de ontwikkeling van Suriname op de weg naar een goedlopende zelfstandige republiek, en ter onderbouwing haalt hij een quote aan van Philipp von Hörnigk afkomstig uit het boek How rich countries got rich and why poor countries stay poor. Von Hörnigk: ‘Gold and silver once in the country must always remain in circulation, it will therefore be impossible for a country that posseses gold and silvermines and that has once acquired a considerable supply of cash, ever to sink into poverty’ .Hörnigk beargumenteert waarom landen die rijk zijn aan natuurlijke grondstoffen, zoals Suriname, eigenlijk ook een florerende economie met veel welvaart moeten hebben dankzij die grondstoffen en Wirht is het daar volledig mee eens. “We moeten naar andere landen kijken en leren hoe het daar gaat.”Zowel Wirht als Pansaa zien het meeste heil in het omscholen van de ‘illegale’ goudzoekers: “De vraag moet gesteld worden hoe je van illegale goudzoekers verantwoorde ondernemers maakt”, zegt Wirht. “Je moet ze registeren, begeleiding geven, trainen en leren over ondernemerschap. Alleen op deze manier kan je een middenweg tussen natuur en winst vinden. Omdat je de natuur al verstoort en overhoop haalt is het wel belangrijk dat je het maximale uit de grond haalt en een goede extractie methode is daarom essentieel, ook dit moet aan de goudzoekers worden geleerd.”
Rechten
De mijnbouwwet bevat alle informatie die de goudzoeker moet weten om aan de slag te gaan. De wet is heel duidelijk over wie er mijnbouwactiviteiten in Suriname mogen uitvoeren. Zo moet een mijnbouwer bijvoorbeeld verschillende stadia doorlopen, voordat hij werkelijk stoffen uit de grond mag halen en zijn er tientallen regels en wetten waar aan hij moet voldoen. Maar het lijkt alsof de functionarissen zich verschuilen achter deze regelgeving. Want voor wie geen rechten gestudeerd heeft, is het lastig te begrijpen zonder de benodigde voorlichting. En omdat die toelichting uitblijft heeft de goudzoeker geen weet van de regels waaraan hij zich moet houden. Daarnaast is in de praktijk natuurlijk geen enkele goudzoeker op de hoogte van de wet. Bovendien is er niemand die de goudzoekers controleert. Een ander probleem met de mijnbouwwet is dat deze te algemeen is, want de regels gelden voor alle soorten mijnbouw in Suriname. Terwijl bauxiet en goud toch een hele verschillende extractiemethoden hebben. Ook staat er niet in vermeld dat de ontgonnen grondstoffen moeten worden ingeleverd of verkocht aan de staat. Een houder van het recht tot exploratie is zelfs verplicht de afzetmarkten en landen van bestemming te melden aan de minister van Natuurlijke Hulpbronnen, wat dus inhoudt dat de Surinaamse grondstoffen het land gelijk verlaten en Suriname alleen de winst van werkgelegenheid ten deel valt. Pansaa beweert dat al het goud dat op Surinaamse bodem wordt gevonden terecht komt bij de Centrale Bank, de goudzoekers worden immers betaald in goud en er zou volgens hem geen andere plek zijn om het goud te verkopen. Maar Winston Wirht ontkracht dit: “Er zijn zoveel plekken waar het goud naartoe kan, de goudzoekers gaan voor de hoogste bieder, en de grote bedrijven doen hetzelfde, Suriname loopt een heleboel geld mis op deze manier.”
Als het kalf verdronken is…
De goudindustrie is een hot topic en de politiek is er maar druk mee. Na de fatale mijnbouwramp in Langatabbetje sprak de reactie van vice-president Robert Ameerali boekdelen. Hij beaamde het belang van de informele goudsector, omdat het werkgelegenheid biedt, maar wijdt de gemaakte rotzooi aan de goudzoekers zelf. Want volgens Ameerali heeft de regering bewust al die jaren de andere kant opgekeken, omdat de mensen dat zelf wilden: “Iedere keer als we zeggen dat we gaan ontruimen en ordenen, staan er groepen op die protesteren, omdat ze hun brood daar verdienen. Maar nu heeft het gedoogbeleid zijn tol geëist.” Alsof de regering heel graag orde wilde scheppen maar dat niet kon omdat het niet mocht van het volk, en daarom zijn er nu dus doden gevallen. President Bouterse ziet hierdoor gelukkig wel de ernst van de situatie in, want op maandag 20 december heeft hij eindelijk een besluit genomen. Drie commissie werden er geïnstalleerd op het gebied van beleid, onderzoek en management om de goudsector te gaan ordenen. Het ongeval is een spiegel voor de situatie van de goudindustrie in Suriname. Ons land had na de binnenlandse oorlog de capaciteit niet waardoor de buitenlandse bedrijven kwamen, maar heeft Suriname die capaciteit nu dan wel? Het spreekwoord: ‘Als het kalverdronken is, dempt men de put’ is toepasselijker dan ooit.